Poezie voor peuters
Allemaal naar de speeltuin
Jan van Coillie
Na het geslaagde Dag Baby, over de komst van een nieuwe baby in een gezin, hier een soort vervolg dat zich af speelt in de peutertuin.
Het deed me op heel wat momenten terugdenken aan Ik en jij spelen wij van Miep Diekmann, dat eveneens over een crèche ging.
Niet alleen zijn de si-tuaties vergelijkbaar, ook de ritmische, speelse vorm lijkt verwant, alhoewel Diekmann die vorm iets vaker varieert. De meeste versjes in dit boekje klinken erg ritmisch, waarbij de dichteres vaak gebruik maakt van herhaling en parallellie.
Vragen en uitroepen versterken de expressiviteit. De kleine kinderen zullen ongetwijfeld plezier beleven aan de leuke rijmen of smakelijke klank-woordjes als flipflap, hiphap, tuttelen, fruttelen, glibberglad, apetoet, huppekee of aan grapjes als:
Wie lust er een flipflap?
In 19 tafereeltjes en evenveel tekeningen wordt een dag in een peuterspeelzaal opgeroepen: treintje spelen, terug naar huis willen, eten, knuffelen met de juf, kennismaken, kusjes geven en ruzie maken, vallen, verdriet en een kus van de juf, poppenkast, doktertje en schilderen, ondeugend zijn en niet meer naar huis willen.
Het geheel biedt beslist heel wat inlevingskansen en mogelijkheden om met peuters rond te vertellen en te spelen. Toch dient hierbij opgemerkt dat de meeste stukjes op zichzelf, als losse gedichtjes, minder sterk tot hun recht komen.
Ook de tekeningen zijn bijzonder herkenbaar en expressief, met af en toe een leuk detail om zelf te ontdekken.
Mieke van Hooft, Allemaal naar de speelzaal, Holland, Haarlem, 1989, 48 p., fl. 13, 90; 278 fr.