Klassiek
Oudheid De receptie van de Oudheid in de Europese cultuur
Patrick Lateur
Voor tal van kunstenaars heeft de oudheid door de eeuwen heen gefunctioneerd als een onweerstaanbaar referentiekader. Onuitputtelijke bron van thema's en motieven, waarin schrijvers, componisten en beeldende kunstenaars hun persoonlijke ervaringen en de gevoeligheid van hun tijd registreerden, leeft de antieke wereld verder in een onoverzichtelijke kunstproduktie die haar afwisselend bewondert en verguist. In een schitterend tweeluik hebben Eric M. Moormann en Wilfried Uitterhoeve een overzicht gemaakt van het nachleben van thema's uit de klassieke mythologie (Van Achilles tot Zeus, 1987) en de klassieke geschiedenis (Van Alexandros tot Zenobia, 1989). Dat de mythologie van Grieken en Romeinen een grote weerklank kreeg in de Europese kunst is bekend. Velen zullen niet zonder verrassing vaststellen dat ook van de werken van de antieke historiografen een verregaande invloed uitging.
IN HUN JONGSTE WERK HEBben de auteurs een hondertal Griekse en Romeinse figuren geselecteerd op basis van een drietal criteria: de frequentie van hun aanwezigheid in de westerse cultuur, hun behandeling in de antieke historiografie tot in de 3de eeuw na Christus (keizer Constantijn valt dus wel uit de boot), het voor antieke normen ‘historisch’ karakter van figuren die naar moderne inzichten eerder legendarisch zijn (zo wordt Numa Pompilius toch opgenomen.
Van de behandelde personen wordt geen kritische of volledige biografie gegeven maar wel de beeldvorming bij de antieke geschiedschrijvers die dan verder in de westerse overlevering is blijven doorwerken. De klassieke historiografen leggen veelal de nadruk op het exemplarisch karakter van figuren en gebeurtenissen uit het verleden waarmee de corruptie van het heden schril contrasteert. Na de val van het Romeinse rijk transformeert de interpretatio Christiana de antieke voorbeelden tot voorafbeeldingen van christelijke figuren. Dat hineininterpretieren werkt sterk door in de middeleeuwen die antieke verhalen bovendien vaak een ridderlijke of hoofse inkleding geven. Vanaf de renaissance wordt de klassieke geschiedenis weer aangewend voor politieke lering. Waar de romantiek van de 19de eeuw vooral naar eigen nationale figuren teruggrijpt, kunnen oude aanvoerders van plaatselijke volksgroepen als politieke exempla worden aangewend (bijv. Julius Civilis in Nederland).
Die wisselende klemtonen in het nachleben van de klassieke geschiedenis worden bij elke figuur geïllustreerd door een vaak indrukwekkende reeks voorbeelden uit de diverse kunsten. Uitschieters zijn o.m. Alexander de Grote (de laat-hellenis- tische Alexanderroman had een enorme invloed op de beeldvorming in de middeleeuwen), Cleopatra en Marcus Antonius (o.m. in de toneelliteratuur) en de figuren van Lucretia en Verginia, die in de kunst dikwijls samen worden behandeld. Opvallend is wel dat de klassieke geschiedenis in de poëzie minder sporen heeft nagelaten dan de klassieke mythologie. Verwonderlijk is dat niet aangezien de geschiedenis meer dramatische stof biedt die in roman en vooral toneel kan worden verwerkt, terwijl de poëzie makkelijker teruggrijpt naar mythologische thema's. Een grote uitzondering is Sappho, die vele dichters inspireerde (o.m. Baudelaire, Swinburne, Verlaine, Kloos, Rilke, Van de Woestijne, Boutens, Gerhardt.
Werd Sappho vermoedelijk eerder opgenomen omwille van de nawerking van haar figuur dan om de terloopse vermelding bij Herodotus, dan hadden ook andere antieke literatoren een plaats verdiend. Vergilius bijv., die in de middeleeuwen een merkwaardige plaats werd toebedeeld (hij is o.m. de gids van Dante in de Divina Commedia) en die in onze eeuw nog Hermann Broch inspireerde voor zijn magistrale (en onlangs vertaalde) roman De dood van Vergilius. Een algemener kritiek betreft het weergeven van de receptie van antieke modellen in de Nederlanden. Binnen het receptie-onderzoek werden de verhoudingen gerespecteerd, maar een Nederlandstalig lezerspubliek zal graag hier en daar meer creaties van eigen bodem vermeld zien. Naast het Xerxes- gedicht van Dèr Mouw (s.v. Themistokles) had ook ‘Vergankelijk’ van Schulte Nord- holt een plaats verdiend. De Zuidneder- landse letterkunde in het bijzonder blijft ondervertegenwoordigd. Bij het lemma Sokrates mocht bijv. Xantippe van Paul Lebeau toch niet ontbreken. Voor het taalkundig probleem van de transcriptie van Griekse eigennamen tenslotte, blijft de van Dale-lijst de beste richtlijn.
Deze kritische bemerkingen mogen de grote verdiensten van deze uitgave niet afzwakken. Door zijn synthetische overzichten en het bijzonder funtionele dubbel-register van auteurs-kunstenaars en klassieke figuren beantwoordt dit onmisbaar instrument aan een reële behoefte, niet alleen in onderwijskringen maar bij allen die, via de studie van de receptie van de oudheid, een dieper inzicht wil verwerven in de Europese cultuur.
Eric M. Moorman & Wilfried Uitterhoeve, Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater, SUN, Nijmegen, 1989, 287 p., fl. 39,50; 790 fr.