oude
dichters, zijn afgeteekend! Veelen kennen Hoofd en Vondel
niet, dan bij naam, en evenwel zeggen zij, met eene groote deftigheid, dat deze
mannen onnavolgbaar zijn!
Onder de duizenden van prijsvraagen, die thans, in ons Vaderland,
uitgeschreeven worden, zou deeze mogelijk geen der minsten zijn: WELKE ZIJN
DE REDENEN, DAT ZOO WEINIGE ORIGINEELE DICHTERS ZICH ONDER ONS VERTOONEN? - EN
WELKE ZOUDEN DE BESTE MIDDELEN ZIJN, OM DEZE BELETSELEN WEGTENEMEN? ?
Maar - ik dwaal van het spoor! Het voornemen was alleen u, voor de
blijken uwer toegenegenheid te danken, en mijn brief begint wel wat naar eene
verhandeling te gelijken.
Gij zult ons zeer verpligten, mijn Heer! als wij, nu en dan, iets
van uwe hand mogen ontvangen; niet alleen wij - maar dat gedeelte der
poëtische waereld, dat onzen arbeid, met genoegen, ontvangt, zal zeer aan
u verpligt zijn. Daar gij uwen aandagt, over het eerste stukje der
Proeven voor het verstand &c. hebt laaten
gaan, durven wij, zon-