P.O.S.T. / tijdschrift@passionate.nl
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -Werkelijkheid- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Geachte redactie,
‘Het is dus werkelijkheid voor en na in deze bundel,’ schrijft een uwer recensenten n.a.v. Bas Heijne's de werkelijkheid. Hij schrijft verder: ‘En toch doet de titel de bundel geen recht. Ook al staat hij op de omslag in kleine letters, de zwaarte schrikt lezers af. Bovendien is het een veel te lomp en onbeweeglijk woord voor een bundel waarin alles draait om beweging.’ Wat de recensent ontbeert, is de kritische blik waartoe Heijne de lezers nu juist oproept. Mijns inziens doet de titel de bundel volkomen recht, maar dan mag je de titel niet los zien van de omslagfoto. Als je goed kijkt, dan zie je namelijk dat de foto (de skyline van een stad) ondersteboven staat. Wat lijkt op een werkelijke skyline is in feite een waterspiegeling en vice versa. Maar júist de spiegeling krijgt het etiket ‘de werkelijkheid’. Met andere woorden, de werkelijkheid is de werkelijkheid niet, ook al menen patserige nihilisten onder het mom van verlichtingsdenken haar wel als zodanig te zien. Maar Heijne suggereert op vernuftige wijze dat ‘achter iedere werkelijkheid weer een andere werkelijkheid ligt.’ Dat is ook beweging, meneer de recensent! Het is jammer dat u dat niet heeft opgemerkt. Het tekent uw eigen nihilisme, terwijl u toch voor een blad schrijft dat engagement een warm hart toedraagt. Vraagje: reikt uw engagement verder dan het lezen van een boek?
Jamal Rabhi
Utrecht
- - - - - - - - - - - - - - - - - -Jonge dame- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Beste redactie van Passionate,
In het september-oktober nummer van Passionate Magazine viel me in de rubriek P.O.S.T. de brief op van de heer Gregor Kapelaan. In zijn brief verzoekt hij de redactie om ‘in de toekomst spaarzaam gebruik te maken van het aanwezige fotomateriaal’. Hij kan er blijkbaar niet zo goed tegen als er op de cover en in het magazine foto's staan van een ‘aantrekkelijke jonge dame’. Volgens hem zou dit erg afleiden omdat vooral de mannelijke lezers liever plaatjes kijken dan lezen. Ik hoop maar dat hij dan zijn geplaatste brief in Passionate heeft gelezen en dat hij niet te veel werd afgeleid. Want naast de rubriek P.O.S.T. staat een paginagrote advertentie van een ‘aantrekkelijke jonge dame’ in Passionata lingerie! Zou de redactie dit misschien met een bewuste knipoog hebben gedaan?
Ik kan er in ieder geval erg om lachen. En ik ben het dan ook niet eens met de heer Kapelaan. Ik vind juist dat foto's iets toevoegen aan een artikel in plaats van afleiden. Het maakt het verhaal van de schrijver of schrijfster persoonlijker. Het is alsof ze je uitdagend aankijken en zeggen: ‘Dit is mijn verhaal en dit is wat ik wil vertellen.’ En dat prikkelt mij als lezer. Dan wil ik weten wat ze te vertellen hebben en lees ik verder. Ik vind het mooie portretfoto's die in goede samenhang zijn neergezet met het artikel. Ze zorgen voor een persoonlijke sfeer. De redactie van Passionate heeft daar wat mij betreft een goede kijk op. Wees dus vooral niet spaarzaam in de toekomst met het aanwezige fotomateriaal!
Pleun Schaeffer
Tilburg
- - - - - - - - - - - - - - - - -Postkoloniaal hokje- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Beste redactie,
M'n complimenten voor het artikel ‘Ze zijn net even anders gekruid’ in het september/oktober nummer over de poëzie van Ramsey Nasr, Alfred Schaffer en Mustafa Stitou. Ondanks het feit dat met elk woord een ander niet gezegd wordt, worden door Robert Dorsman alle drie de dichters in hun waarde gelaten. Vooral het zelfrelativeringsvermogen van Dorsman maakt van dit stuk een heel aannemelijk, prettig te lezen, niet-belerend stukje lectuur: ‘dat is de oppervlakkige conclusie van dit stuk’. Een conclusie binnen 100 woorden passen is gevaarlijk. Het ‘concluderen’ van een schrijver/dichter is iets waar je je sowieso voor moet hoeden. Dorsman schuwt die uitdaging echter niet, zo blijkt uit zijn lef elk van de drie dichters in één woord samen te vatten: Nasr is de woordkunstenaar, Schaffer de ontwijker, Stitou de tonende.
Met de vergelijking tussen Nasr en Sjostakovitsj slaat Dorsman echt de spijker op z'n kop. De symfonieën van Sjostalcovitsj werden gekunsteld en overdreven genoemd, en van een neoclassisistisch maniërisme beschuldigd. Ook Nasrs poëzie is misschien bourgeois, decadent en gewild modem, maar uiteindelijk rekent hij áf met moeilijkdoenerij, en is de vergelijking met Schaffer en Stitou, en daarmee het hele betoog, meteen steekhoudend.
Wat me wel in negatieve zin opviel is dit kleinigheidje. Dat het Dorsman ‘opviel’ dat Nasr niet meer sprak over Palestina. Waarom vraagt hij zich dit af? Vooral gezien het feit dat Dorsman er zelf op wijst dat ze alle drie in Nederland geboren zijn lijkt me deze vraag irrelevant. In de eerste alinea merkt Dorsman op dat ze alledrie een ‘bijzondere’ achtergrond hebben, om vervolgens Stitou ‘gewoon, een Marokkaan te noemen’.
Als Nasr (of Stitou en Schaffer voor hetzelfde geld) zou schrijven binnen de perken van zijn afkomst, zou hij zichzelf onterecht in een postkoloniaal hokje plaatsen. Onterecht, ten eerste omdat hij niet oorspronkelijk over zijn land van herkomst schrijft, ten tweede omdat hij er niet eens geboren is. Het zou dan zoeken worden naar een bepaalde manier van schrijven, en zou daarmee gekunsteld, overdreven en dus alsnóg maniëristisch aandoen.
Anneke Peskens
Rotterdam