Passionate. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Zingo Poetry Slam, special guests: Marc Kelly Smith & Wehwalt Koslovsky 9 september, Doornroosje, NijmegenDe ‘godfather of poetry slam’, of gewoon een bouwvakker met een goed idee. Marc Kelly Smith was voor een speciale editie van de Zingo Poetry Slam naar Nijmegen getogen. Vierenvijftig jaar inmiddels, een ware veteraan, mét een missie. Meer in gesprek met de nieuwsgierige zaal dan met voormalig Duits slamkampioen Wehwalt Koslovsky vertelde Smith geanimeerd hoe de slam ooit is ontstaan. Toen er midden jaren '80 in club The Green Mill in Chicago een podium kwam voor spoken word performers, werd Smith gevraagd hoe die avond moest gaan heten. En als je dan van baseball houdt, en punkers de slamdance net hebben uitgevonden, kom je al gauw op... precies. Slams wáren punk, en in-your-face. Actieve interactie met het publiek was hét nieuwe ding dat slammers onderscheidde van ‘gewone’ optredende dichters - en hier staat Smith op van zijn stoel en omhelst een verbouwereerde toeschouwer op de eerste rij. Het ijs breekt en de lach van een happy few (veertig m/v, hooguit) rolt door de kleine zaal van poppodium Doornroosje. Zelfs de beatniks (Ginsberg, Corso, Burroughs et al) in de sixties deden niet wat slammers wél deden: het creëren van een gemeenschap. Beats waren intellectuele elite, slammers zaten midden in het publiek. Bovendien zien de oorspronkelijke slammers het fenomeen ook echt als aparte kunstvorm, die iedereen kan leren. Het was duidelijk dat Smith sprak vanuit een filosofie die we in Nederland nauwelijks kennen. Het fenomeen mag dan overgewaaid zijn naar Europa (wat Smith nooit durfde dromen), het idee erachter is ergens in de Atlantische Oceaan achtergebleven. Hier zijn slams eenvoudig een manier om dichters een podium te geven, en een publiek. Directe feedback, een kweekvijver, een levend tijdschrift als het ware. Niks geen hoger doel. In de Verenigde Staten is de slam een zeldzame plek waar nog echte vrijheid van meningsuiting is. Een land in de ban van angst (nota bene uit naam van vrijheid) en ingeperkte privacy heeft behoefte aan een plek waar mensen die angst even buiten de deur kunnen houden en (weer) op een volkomen eerlijke, directe manier met elkaar kunnen communiceren. Dát is wat Smith bedoelt met een écht goede performance poet: iemand die volledig ‘in the moment’ zijn ego van zich afwerpt, de schaamte voorbij is, en een collectieve communicatie van de geest tot stand brengt. ‘A deeper honesty’, zoals hij het noemt, of a la Eminem: ‘lose yourself’. De mooiste slams hebben bijna iets mystieks. Toch zien we in Nederland dezelfde ontwikkeling, zij het minder groots verwoord en minder urgent gevoeld, als in het land van Bush en co. Ook hier denkt bij code rood en oranje niemand meer aan een stoplicht, en was 2004 in zekere zin het jaar van de vrijheid van meningsuiting. Serieuze bedreiging of diss, de vrijheid die de taal ons verschaft krijgt steeds scherpere randjes - en hoe harder de wereld om ons heen ons schijnt, hoe scherper we de pennen slijpen. Vandaar dat Smith een snaar raakte met zijn vlammende bewoordingen, waarmee hij wees op een ideologische leemte in de Nederlandse slamscene. Geen van de deelnemers, hoewel duidelijk aangestoken door de vlotte Amerikaan, zouden we kunnen betichten van zoiets hoog gegrepen als het willen bouwen aan een collectief. Maar geen van de deelnemers ziet slam dan ook als kunstvorm. Slams zijn vooral wedstrijden, en daar is niks mis mee; het wedstrijdelement is zelfs nuttig, omdat het het kaf van het koren scheidt - want bij elke kunstvorm die iedereen kan leren, wordt onderscheid vroeg of laat onvermijdelijk. Wat hier ontbreekt is een idee over de rol van de slam naar buiten toe. Maar alle kunst is eerst ‘entertaining’, voordat het een hoger doel kan dienen. En dus warmt Smith ons op met een gedicht over de L train in Chicago, waarbij het publiek op alle mogelijke manieren wordt ingezet - met spugen, roepen, fluiten, heen en weer bewegen enzovoorts. En is er applaus voor A.C.G. Vianen met zijn bulderende, swingende abstracte verzen of een buitengewoon schunnig gedicht van Koslovsky over de seksuele uitspattingen van Goethe en Schiller. De sfeer is goedgeluimd, en het tolerante dichtersklimaat van Nederland geeft je zowaar het gevoel dat hier, vanavond, met de weinige bezoekers die er zijn, toch wel degelijk een mini-gemeenschap is gevormd. En zelf neemt Smith het ook niet allemaal even serieus. Hij leert ons een goeie slamtraditie: na elke zin roept het publiek ‘so what!’. En ga je dan nog maar eens bewijzen. Smith prikkelt, daagt uit. Maar niet omdat het om hém gaat. Het gaat om ons. Om als één soort, één ‘species’ te kunnen communiceren. Marc Kelly Smith. Godfather of bouwvakker? Bescheidenheid siert de grootsten. Maar dat idee van hem, was wel een verdómd goed idee.
Maarten Das |
|