Bijtmiddelen
Het was herfst. De bomen begonnen tekenen van vermoeidheid te vertonen en 's mensens zoektocht naar de ooit ergens opgeborgen handschoenen nam een aanvang. In het landhuis met de hertengeweien en de generaalsportretten werd de colporteur Jos Toen wakker in een plas bloed: hij had zich hevig gekrabd in zijn slaap. Nadat hij zich had verbonden trok hij zijn schoenen aan, die eruitzagen als botsautootjes, zo gezwollen was de zool.
Met een koffer van gemzenleer in zijn linkerhand ging hij op pad om geschriften te verspreiden. Een jaar later arriveerde hij in Stalingrad, waar hij besloot geneesmiddelenverkoper te worden. In een naar bleekmiddel ruikende kamer van hotel Industrie op de Bondgenotenlaan installeerde hij zich elke avond achter een schrijfmachine en begon hij een lijst voor psychofarmaca aan te leggen. Spoedig nam echter een andere hartstocht bezit van hem. Nadat zich een venerische zweer in zijn eikelgroeve had genesteld en zich tevens knobbelige granulatiegezwellen op het slijmvlies van de ademhalingsorganen begonnen te openbaren, vatte Jos Toen grote belangstelling op voor bijtmiddelen. De doelmatigheid van koperzouten, carbolzuur, nitras argenti, bijtende kali en zink-, ijzer-, goud- en platinachlorid ontroerde hem. De ontdekking dat 15 grein sulphas cupri op 1 drachma water de met etter bedekte weefseldelen kon zuiveren zonder de gezonde huid aan te tasten, deed hem jubelen van geluk. Na deze gebeurtenis, die plaatsvond op een winternacht tijdens welke de dooi intrad, ging het langzaam bergafwaarts met Jos Toen.
Vanwege duistere redenen begon hij zijn lichaam te ausculteren. Onafgebroken hield hij zijn plasgedrag in de gaten, op elke rimpeling in zijn vochthuishouding reageerde hij gealarmeerd. Ging het voorbij, bleef het, werd het erger, was hij ten dode opgeschreven? De medicijnen die dokter Vronski hem voorschreef misten hun uitwerking niet: terwijl ze zijn blaas in slaap probeerden te sussen, rammelden ze zijn gedarmte wakker. In plaats van urine stroomde er nu dampende drab uit hem.
Ten einde raad stopte hij op een regenachtige ochtend een bus luchtverfrisser, 200 meter dental floss en zijn gids voor psychofarmaca in een rode plastic tas en verliet het hotel, verliet Stalingrad, verliet het Russische grondgebied. Bij de grens met Polen kwam hij tot het besef dat hij altijd schuldenaar zou blijven, nooit schuldeiser zou worden. Ter hoogte van het aan de Pommersche Bucht gelegen stadje Wolgast begaf de rode plastic tas het. De honderddrieëndertig pagina's van de gids voor psychofarmaca dwarrelden het brakke water in van de haven, waar een verroest vliegdekschip zich drijvende trachtte te houden. Plots wist Jos Toen wat hem te doen stond. Hij zou een boerendochter trouwen, een witgoedpaleis openen, zich aansluiten bij de Pinkstergemeente en een vroom hoerenloper worden.
Want daarin lag zijn enige kans op geluk, zo werd hem eensklaps duidelijk: van zijn leven een volstrekt ongeloofwaardig verhaal te maken. ■
Peter Drehmanns (1960) recenseert Italiaanse literatuur voor NRC Handelsblad. Drehmanns schreef voorts de romans De blindganger (1999), Gemaskerd land (2002) en Erfsmet (2004). In 2003 verscheen de verhalenbundel Schaduwboksen. Hij heeft met filmmaker Boris Everts een korte film gemaakt bij zijn prozaminiatuur ‘De woudloper’, die in november vertoond wordt op het Crossing Border-festival.
foto Ronald Hoeben