Passionate. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Een pleidooi voor verbeeldingskracht‘Een begin, een midden en een eind is de normale manier om een verhaal te vertellen. Maar ik heb moeite met deze methode.’ Aldus Jeanette Winterson in Lighthousekeeping, waarin ze deze stelling zowel bewijst als loochent - want vertellen kan Winterson als geen ander. Het boek begint met de lotgevallen van weeskind Silver, dat uiteindelijk in de goede zorg van de blinde vuurtorenwachter Pew belandt. Net als de blinde dichter Homerus vertelt deze vuurtorenwachter allerlei fantastische en meeslepende verhalen, die te mooi zijn om als kletspraat af te doen - ook al tarten ze de grenzen van ruimte en tijd. Eén daarvan gaat over de familie Dark, de oprichters van de vuurtoren waar Pew en Silver wonen. Niel alleen deze familie heeft een opvallende naam. Meermaals verleent Winterson, door dergelijke dubbele bodems te suggereren, haar boek het karakter van een parabel. Ze treedt hiermee nadrukkelijker dan ooit in de voetsporen van door haar zo bewonderde modernisten als Virginia Woolf (zelf ook schrijver van een boek waarin een vuurtoren symbool stond voor houvast). De modernisten zochten eveneens naar het leggen van verbanden en namen dikwijls de zoektocht naar een groter geheel als thema. Zo gaven zij gestalte aan de schok en verbijstering van de uiteengevallen wereld na WO I, en daarmee een reality check aan het geloof van de Romantici in iets hogers en bovennatuurlijks, zonder de hoop daarop ooit te verliezen. Ook Winterson geeft haar personages de overtuiging mee dat er een ‘known point in the darkness’ moet zijn; of die duisternis nu bestaat uit de afwezigheid van het gezichtsvermogen, ouders, of de helpende hand van een god - die overigens nog flink moet concurreren met Darwin (in een bijrol) en de kracht van aardse liefde. Silver groeit op en moet uiteindelijk op eigen benen verder, maar heeft inmiddels geleerd zich staande te houden door haar eigen leven als een verhaal te vertellen. Zelden gaf een pleidooi voor verbeeldingskracht zélf zo'n (excusez le mot) lichtend voorbeeld. Lighthousekeeping is uitstekend gedoseerd, met schitterend gebeeldhouwde zinnen, en tegelijkertijd zo vol bravoure dat de pretenties ervan zondermeer worden waargemaakt. Economisch taalgebruik geeft hier maximaal rendement. Laten we hopen dat Jeanette Winterson nog vaak aan zulke boeken blijft beginnen, en dat het einde van haar oeuvre nog lang zoek mag blijven. (MD)
Jeanette Winterson, Lighthousekeeping, hardcover 234 blz, €23,95 uitg. Fourth Estate, ISBN 0007181515 | |
Een nieuw engagementVorig jaar verschenen kort na elkaar twee kronieken in de vorm van een verzameling columns en essays. De eerste was Het wilde westen van Joost Zwagerman, de tweede Het verloren land van Bas Heijne. Ze gaven beide een indrukwekkend coherent en tegelijk veelkantig beeld van de ‘stand van dit land’ in de roemruchte jaren 2001 en 2002. Ik las beide bundels als een bloedstollende wedstrijd: wie van de twee is mijn koning-chroniqueur? De extra punten die Zwagerman verdiende met zijn ‘sappiger’ stijl en soms lekker tetterende stellinginname won Heijne weer terug met meer filosofische diepgang. Op kwantiteit nam Zwagerman uiteindelijk een voorsprong: in hetzelfde jaar nog bracht hij twee essaybundels uit: Walhalla en Het vijfde seizoen. Na de aansluitingstreffer Leeswoede, die hij eerder dit jaar voor de Bijenkorf schreef, trekt Heijne nu met de werkelijkheid de stand gelijk. In twintig schijnbaar op zichzelf staande NRC-artikelen, gelegenheidsessays en lezingen uit de periode 2001-2004, onderzoekt Heijne het aloude dilemma van de ongrijpbare werkelijkheid. Objectief en alomvattend als zij is, kan geen kunstenaar haar ooit vastleggen op foto, schilderij, in film of in woorden. Over die desondankse pogingen om de werkelijkheid vast te leggen, te verbeelden of uit te vergroten gaan deze essays. In het verlengde daarvan zoekt Heijne naar een ‘derde weg’ tussen de volledig vrije, autonome kunst en een kunst die moreel betrokken is bij de wereld. Wanneer hij een nieuw levensvatbaar engagement definieert doet hij dat bijna fluisterend voorzichtig: ‘Je zou kunnen stellen dat het een taak voor een kunstenaar zou kunnen zijn die verloren band tussen ons bewustzijn en de buitenwereld te herstellen (...). Want de hedendaagse kunstenaar kan dan misschien de gehele wereld niet meer overzien, hij kan wel beschrijven wat die wereld met hem doet. Dat vereist een moreel besef. Wal niet wil zeggen dat de hedendaagse kunstenaar moralistisch zou moeten zijn; alleen dat hij een scherp oog heeft voor de morele dilemma's waarvoor mensen zich gesteld zien, dat hij zijn publiek kan laten zien dat er achter iedere werkelijkheid weer een andere werkelijkheid ligt.’ Het is dus werkelijkheid voor en na in deze bundel. En toch doet de titel de bundel geen recht. Ook at staat hij op de omslag in kleine letters, de zwaarte schrikt lezers af. Bovendien is | |
[pagina 25]
| |
het een veel te lomp en onbeweeglijk woord voor een bundel waarin alles draait om beweging. De tekeningen van Breughel, het bestaan aan de oppervlakte, het heerlijke zweven van kitschconsumptie, ziet Heijne als ‘een en al beweging’. Het escapisme van Bruce Chatwin, Paul Gauguin en de curieuze zwerfziekte van een negentiende-eeuwse gasfitter uit Bordeaux, allemaal zijn ze verwoed op weg. Ook Heijne zelf is continu op pad. In zijn geest, en wij lezers reizen met hem mee, want zijn essays lijken nog het meest op gedachte-experimenten. Mooie reizen zijn het want in zijn zoektocht haalt hij de fraaiste voorbeelden uit de kunst, wetenschap, literatuur en televisiebanaliteiten aan. Vincent van Gogh, Patrick Bateman, Kelly uit Big Brother, Lester Burnham, Henry James en Mr Kurtz zijn maar een paar van de vele vele figuren die Heijne opvoert. Bien etonnés... inderdaad, en vooral dàt verschaft deze bundel zoveel leesgenot. Bij Zwagerman kom je trouwens vaak dezelfde namen tegen, maar dan ter ondersteuning van een heel ander pleidooi. De tussenstand: Heijne - Zwagerman 3-3, met de lezer als winnaar. (RD)
Bas Heijne, de werkelijkheid, paperback 192 blz, €12,95 uitg. Prometheus, ISBN 9044603906 | |
RECENSIES | |
Kleine en grote ergernissenNot really rapping just sort of talking about shit over some beat or other - dat is wat de jonge Engelse ‘rapper’ Mike Skinner ofwel The Streets doet. Op zijn eerste, succesvolle cd Original pirate material gebruikte hij nog drum 'n bass en hiphopbeats met een aanstekelijke groove. Op A grand don't come for free ligt de nadruk veel meer op het overkoepelende verhaal dat hij vertelt, en zijn de beats onregelmatiger en naar de achtergrond gemixt. Skinner maakt er bijna een hoorspel van, met ondersteunende geluidseffecten en gastzangers om de verschillende personages in het verhaal een eigen stem te geven. A grand don't come for free schetst het leven van Mike, die in het openingsnummer ‘It was supposed to be so easy’ een dag beleeft waarop alles mis gaat. Hij gaat naar de videotheek om een DVD terug te brengen maar die blijkt niet in het doosje te zitten. Vervolgens staat hij eindeloos in de rij bij de geldautomaat en wordt ook nog zijn pinpas geweigerd. Hij wil zijn moeder bellen dat hij niet langskomt maar de batterij in zijn mobieltje is leeg. En weer thuis blijken zijn 1.000 pond spaargeld verdwenen. Mike gaat gokken, bezat zich en wordt onwel van teveel xtc-pillen. Hij krijgt een relatie met Simone maar ze heeft snel genoeg van hem. Hij wordt paranoïde en verdenkt zijn vrienden ervan dat ze achter Simone aanzitten en zijn geld hebben gepikt. Uiteindelijk beseft hij dat hij er alleen voor staat, maar dat hij niemand de schuld kan geven van zijn tegenslag. Skinner stort een enorme hoeveelheid woorden uit over de luisteraar in een hoog tempo, vol observaties over de kleine en grote ergernissen van alledag. Hij heeft gevoel voor details die scherp en ontroerend tegelijkertijd zijn. Wanneer hij Simone ontmoet: She didn't look too bored with what I was saying. She had her fingers 'round her hair playing. I saw on the telly that's a good indication. En Skinner heeft ook nog een daverende verrassing in petto, als hij tenslotte onthult waar de 1.000 pond gebleven zijn. Zo vertel je een spannend verhaal. (EB)
The Streets, A grand don't come for free, 679 Recordings Ltd./ Warner Music. |
|