zieke idioten die niet weten wat geweld is. Snuff, weet je wel. Verwende ettertjes kijken ernaar als stadskinderen naar een geit op de kinderboerderij. Maar ik verkoop de band, voor zeshonderd dollar. De band waarop Vladi gemarteld wordt, zodat anderen erop kunnen klaarkomen, of een of ander jochie er stoer mee kan doen bij zijn vriendjes. Ik heb bijna tweeduizend dollar. Ik zeg het tegen niemand, behalve tegen de ouders van Vladi en die van mij. Mijn vader is bezorgd, zegt tegen me: “Ze maken hem af. En jou ook als je het geld gaat brengen. Ze spelen met je. Hou op en doe alsof die jongen al begraven is.” Hij smeekt me, maar ik kan het niet. Hoe kan ik nou doen alsof Vladi al begraven is? Hoe kan dat! Als jij het weet mag je het zeggen, Seb. Als ik nog twee weken hard doorwerk, dingen doe waar ik geen zin in heb, kan het lukken.’
Yuri kreeg tranen in zijn ogen, boog zijn hoofd en nam een lik speed. ‘Toen kwam er weer een band...’
‘Yuri,’ zei ik, ‘laat maar. Het spijt me, ik weet genoeg, echt het spijt me.’
Ik wilde een arm om hem heen slaan, maar hij hield me af en begon harder te praten. ‘Je weet niets, nog helemaal niets. Je wilt 't toch zo graag weten? Luister: er komt weer een band. De derde. Vladi is een arm kwijt, ze laten de wond zien. Het is alsof ze hem er met een machine hebben afgetrokken. Dan houdt iemand iets omhoog. Het is een arm. Ze gooien over met de arm. Vladi is nauwelijks meer te herkennen, maar het is hem nog steeds. Hij kijkt versuft in de lens. Hij wil dood, dat zie je zo. “Over een week, zijn andere arm,” zegt iemand in slecht Russisch. “We wachten op het geld en deze jongen...” - zijn hoofd wordt naar achteren getrokken - “tot hij naar huis kan. Naar zijn ouders, Darja en Konstatin, en zijn broeder, Yuri.”’
Yuri keek me aan, een waanzinnige. ‘Zijn arm, geloof je dat? Ze gooien over met zijn arm!? Ik ben nog steeds aan het sjacheren, ik ben kapot, begin flauw te vallen, maar ik denk, hij heeft nog een arm, het kan nog, het kan nog. Ik heb iets meer dan drieduizend dollar, ik pers rijke sukkeltjes af, ik steel, sla mensen in elkaar, ik laat me in mijn reet nemen, ik ben helemaal van god los. Nog een week denk ik, nog een week en dan bel ik die klootzak en ga erheen. Ik heb de vijfduizend bijna, ik sta op het punt te bellen. Dan komt er weer iets over de post. Een grotere doos, redelijk zwaar. We voelen iets heen en weer rollen. Weet je wat er in zat?’
Ik probeerde al een tijdje niet meer te luisteren, maar dat ging niet. Een hoofd, dacht ik. Het hoofd van Vladi. Yuri snikte, hij wilde het vertellen. ‘Oké,’ zei ik en sloeg een arm om hem heen. Hij zat hier duizenden kilometers van huis speed te slikken in een oude Opel en dat was alles wat ik voor hem kon doen. Een arm om hem heen slaan. ‘Zeg het maar.’
Yuri liet zijn hoofd zakken. Hij begon op het stuur te trommelen en schudde zijn hoofd. ‘Wil je het echt weten?’
‘Ja,’ zei ik. Ik zat godverdomme ook te janken.
Plotseling gooide Yuri zijn hoofd in zijn nek en brulde: ‘Nog meer van die bullshit! Godverdomme!’
Hij gaf een stomp op de toeter en begon te lachen, hoog en hysterisch. Hij keek naar me met een enge blik in zijn ogen. Ik schrok, daarna voelde ik me zo ontzettend verneukt dat ik hem begon te slaan. Yuri vluchtte de auto uit en ging op het donkere asfalt staan, krom van het lachen. ‘Kende je die nog niet? Russische humor, jongen.’
Ik kwam ook de auto uit en wees naar hem alsof ik hem daar pijn mee kon doen. ‘Godverdomme vieze vuile Russische butfucker. Vieze, gore, vuile flikker. O, Yuri, hier krijg je spijt van, jongen. Dat zijn geen grappen, Yuri, geen grappen. Echt niet, ik zat godverdomme te janken. Dat zag je toch?’
‘Sorry, Seb, ik kon het niet laten.’ Hij wilde nog iets zeggen, maar schoot weer in een vreselijke lach.
Ik vloekte nog een keer en ging in de auto zitten. Door de voorruit zag ik Yuri op zijn knieën zakken en een sigaret opsteken. Even later kwam hij binnen. Hij pakte de schroevendraaier en wilde de auto starten, maar hij sloeg niet aan.
Ik rook een benzinelucht. ‘Je hebt 'm verzopen,’ zei ik.
‘Echt niet.’
‘Echt wel. Je hebt 'm verzopen. Je kan niet eens autorijden.’
Hij keek me aan - nog steeds met die koude, waanzinnige blik in zijn ogen - startte nog een keer en reed weg. De hele rit naar Amsterdam zeiden we niets meer, ondanks de speed.
In Club Zoo raakte ik Yuri kwijt. Pas tegen de middag, toen de lichten aangingen, vond ik hem terug, opgekruld achter een sofa. Hij klemde zijn handen tussen zijn benen en af en toe ging er een schok door hem heen. Ik was even bang dat hij een OD te pakken had, maar toen ik me over hem heen boog zag ik dat hij lag te huilen. Zijn ogen stonden wijd open en waren bloedrood. Hij prevelde iets in het Russisch, ik hoorde hem een paar keer heel zacht ‘Vladimir’ zeggen. ■
Laurens Abbink Spaink
Broer verschijnt op 1 oktober bij uitgeverij Podium