Het ondenkbare in Boekelo
deel 2: inburgeren
Zekere dag, op het schoolplein van de dorpsschool, werd ik staande gehouden door de tweeling Roerink. De oudste, die een beetje groter was dan ik, keek op me neer en priemde een wijsvinger in mijn schouder. ‘Wij zijn Germanen,’ zei hij. ‘En jij?’
Deze broers waren tot op dat moment vrienden van mij. Ze woonden buiten Boekelo, op een boerderij. Ik fietste er graag op zaterdag naar toe. Ik herinner me van die fietstochten de zomerse hitte die uit de berm omhoog sloeg, de koeien die bij de scheefgezakte stenen waterput in de schaduw van de bosrand lagen en natuurlijk de onmetelijke vrijheid van de boerderij, de overall, de witte boterhammen met hagelslag, de vuurtjes in een oude kachel in een vervallen schuur, het schrikdraad, de dode ekster aan een touwtje. Altijd waren er bomen in de nabijheid en altijd fietste ik weer met spijt naar huis.
Dat was de wereld van de tweeling Roerink. Dat zij Germanen waren en ik niet, dat was nog nooit ter sprake gekomen. Toch begreep ik meteen waar ze het over hadden.
Ik was import. Een van de aparten, die aan de rand van het dorp in een forenzenwijk woonden. Ik mocht dan geboren zijn in Hengelo en vanaf mijn vierde in Boekelo wonen, mijn ouders kwamen niet uit Twente, mijn achternaam eindigde niet op -ink, dus een Germaan was ik niet.
De oudste keek tevreden toen hij zag dat ik geen woorden had.
‘Volgens mij ben jij niks,’ stelde de jongste vast.
Het was ondenkbaar dat ik erbij zou horen, maar niets zijn, dat ging te ver. Een tijdlang buitelde ik in een pikzwart vacuüm, tot me iets te binnen schoot. Natuurlijk, de zondagse broeders en zusters; de kerk. Als ik ergens bij zou kunnen horen dan waren het de personages uit de bijbelverhalen. Ook lang geleden, immers; ook strijd. En daar doemde het verhaal van de verzwelgende Rode Zee in mijn gedachten op. Ik dacht aan David die Goliath versloeg, ik dacht aan Samson die het gebouw liet instorten op de Filistijnen. ‘Ik ben van de stammen van Israël,’ besloot ik.
Mijn antwoord was te absurd om serieus te nemen. Die stammen van Israël, wat ik daar ook mee zou kunnen bedoelen, die waren hoe dan ook geen partij geweest voor de Germanen, als ik dat maar wist. Sterker: als ze de kans hadden gekregen, hadden de Germanen zeker korte metten met de Israëlieten gemaakt.
Vroeg of laat komt in elk verkennend gesprek de vraag boven: waar kom jij vandaan? En voor al die mensen wier familie de stoutmoedigheid heeft weten op te brengen om het berenhol uit te kruipen, het erf af te lopen, het dorp te verlaten, is dit geen eenvoudig te beantwoorden vraag.
Waar kom jij vandaan? Ik kom nergens vandaan.
Waar komen je ouders vandaan? Overal vandaan.
Wat ben jij? ... Ik ben een Nederlander.
Een kleinschaliger antwoord krijgen ze niet. Want wie superioriteit ontleent aan het feit dat 'ie nooit van zijn geboortegrond is weggeweest, mag van mijn part leven met voortdurende achterdocht in de bedstee, eeuwenoude stammentwisten en ademnood in eigen dorp.
Maar toch. De ontwortelde importdorpelingen die de plek van achterdocht verlieten, blijven hun leven lang de stakkers. Want het mag dan misschien geen verdienste zijn om in het dorp te zijn gebleven, het is evenmin een prestatie om vanwege de blijvers te zijn weggegaan. Verschanst in de grote stad blazen ze hoog van de toren, maar houden hun kinderen angstvallig binnen.
En ach, zie ze nou eens gaan; tijdens de schaarse bezoeken aan hun langzaam uitdovende ouders weer even terug in het dorp. Met een knoop in de maag staan ze voor het raam, oog in oog met het uitzicht van hun jeugd. En om een boodschap gestuurd, lopen ze als kleine kinderen weer onder de bomen naar de bakker, blijven ze in een onbespied moment staan kijken naar de koeien die in de schaduw van de bosrand liggen en groeten ze schuchter de klasgenoot die gebleven is, die nu kinderen heeft die op eigen houtje naar de nieuwe dorpsschool lopen en zaterdag het dorp uit fietsen om te spelen op de boerderijen waar de Roerinks van nu de scepter zwaaien.
Mathijs Deen (1962, Hengelo (Tw)) groeide op in Boekelo, studeerde Nederlands in Groningen en presenteert sinds 2002 het historische programma OVT voor VPRO radio. Publiceerde romans en verhalen bij uitgeverij Passage.