Deelder plm. 1968 foto Peter Martens
het zijne. Rare stad, dat wel. Er was een hertenkamp op het Weena. En op de Lijnbaan had je kooien met kleurige vogeltjes. Geen idee wanneer die zijn weggehaald. En je had de Spido en de Euromast. En de allereerste Wimpy, op de Lijnbaan. En ‘love-seats’ in de bioscoop in de Berekuil, waar ook een heuse ‘underground’ platenzaak was met ‘witte LP's’ van de Stones en Dylan. En enge café's op de Kruiskade waar Surinamers met afrokapsels en wijde soul-broeken voor de deur hingen, en waar, oei, gedeald werd. En Zuid. Maar dat liet je voor wat het was. Dat was alleen treurnis. En Feyenoord met Cor Veldhoen. Wie kent hem nog? Dankzij Jules werd Sparta cool.
Kwam een vreemdeling op Rotterdam CS aan, dan moet hij zich absoluut wanhopig hebben gevoeld. Als hij de stationshal uitliep stuitte hij op trambanen en een desolate vlakte van asfalt en onverschillig verkeer. De modernistische hoofdassen Weena, Lijnbaan en Coolsingel hadden qua vertier niets te bieden. Of het moest de discotheek Bristol op het Hofplein zijn (gesloten na een schietpartij) en 't Fust, waar je een paar bankjes had voor de criminelen en de hippe gasten. Tot die laatste groep behoorde Jules. Hij voelde zich aangetrokken tot de zelfkant.
Jules was geboren in de juiste stad, maar eigenlijk tien jaar te laat. Jules was een beatnik. Jazz, drugs en poëzie. Parker, Burroughs en speed. Paste perfect bij Rotterdam. Harde stad, met jazztenten als Theolonius en Cottage Inn, waar ‘Willem Wodka’ de scene van dope voorzag. Op zijn vijftiende las Jules On the road en begreep meteen dat je je leven in eigen hand hebt, als je maar genoeg vertrouwen in jezelf hebt. Voor zijn epische gedicht ‘Cloud 9’ (1966) speelde hij leentjebuur bij Allen Ginsberg. Op zijn Corso's stond hij op tafels. Net als William Burroughs stak hij zich in strakke pakken en bewees hij dat je met dope oud kunt worden. Er bestaan mooie beelden van Deelder en Burroughs, gentlemen junkies.
Ook zijn er late jaren zestig foto's van Jules als een soort hippie. Maar dan wel van het type Frank Zappa, iemand waaraan je meteen ziet dat hij de drang mist om voor wereldverbeteraar te spelen. Rotterdam was geen hippie-stad. Je had ze wel, de langharigen, in tenten als Eksit en De Ruimte, of op de Beurstrappen. Maar ze hadden altijd iets nozemachtigs. Meer Iggy Stooge dan Neil Young. Jules scheerde zijn haar af toen zelfs ‘de kit’ lang haar ging dragen (volgens de legende met een tondeuse waarop ‘Nur für Hunde’ stond).
Als tiener was je onder de indruk als je Jules in de stad zag lopen; in zijn lange zwarte leren jas zag hij er beangstigend uit. Of in café Drie Ballons, op het