Hij mocht dan het spoor bijster zijn, oriënteren kon hij zich: hij vond, zonder zich één keer te vergissen, het station en de bus naar Casablanca. Hij drong het voertuig binnen en ging met zijn waanzin en zijn woede op een driepersoonsbank zitten. De bestuurder die Tijani kende startte de motor en scheurde weg, onderwijl wat kinderen omverrijdend, waarna de rust terugkeerde in het dorp.
Twee dagen later was hij terug. Hij stapte uit de bus van Casablanca, ongewassen, ontspannen en opgewekt. Hij haastte zich naar huis om een douche te nemen, schonk zijn djellaba aan de leprozen en ontpopte zich als een modeplaatje. Zijn vrienden verwelkomden hem in hun midden met uitbundige omhelzingen. Volkomen op zijn gemak ging hij de boulevard op om wat bewonderende opschudding te veroorzaken.
Zes maanden later...
Kortom.
Het is mogelijk dat mensen toen al de bijzonderheden van de zaak hebben geweten. Maar ze hebben het me nooit verteld. En voor mij (ik was elf) was er gek genoeg niets bijzonders. Tijani draaide om de zes maanden door. So what? In de tussentijd kon je er tenminste van op aan dat hij bij zijn verstand was. Maar de anderen? De zogenaamde ernstige, evenwichtige personen? Ik had mijn twijfels... Op een avond, toen ik uit de bioscoop van Madame Dufour kwam, dacht ik lawaai te horen van achter een deur, ik duwde hem open, ik bevond me in een soort voorkamer, het lawaai klonk luider, ik opende een tweede deur, en het gedreun van de tamtam drong met geweld mijn oren binnen en ik zag grote negers met reusachtige schaduwen die met bijlen op elkaar in dreigden te hakken, en een vrouw die trillend en schokkend op de grond lag met schuim op de lippen, en waanzinnigen dronken grote glazen kokend water en dodelijk geschrokken zette ik het op een lopen.
Maar ik had wel de tijd gehad om in het gezelschap bekende gezichten te herkennen, de melkboer bijvoorbeeld en onze buurman de waardige werkloze, en de man die in de soeks tijgerbalsem verkocht; drie wijze en serieuze mannen, eerbiedwaardige kenners van de koran, mannen die je er niet snel van verdenkt dat ze uit genotzucht elkaars schedel met een hakbijl willen splijten.
En toen ik nog bij de vrouwen mocht zijn, aangezien ik nog een jochie was, had ik alle tijd gehad om te constateren dat zij ook van tijd tot tijd gek werden. O, als ik kon vertellen... Maar nee, er zijn grenzen... De heksen, de vuurpot, de toverspreuken... De dubbelzinnige dansen... En ik onnozele idioot sperde mijn ogen wijd open, rook het weerzinwekkende zweet en soms zag ik wat de mens te aanschouwen dacht.
Daarmee vergeleken leken de metronomische getiktheid van Tijani en zijn realistische afwezigheid (hij nam de bus en vloog tenslotte niet weg op een tapijt) me de normaalste zaak van de wereld. Het kwam niet in me op om uitleg te vragen. Men zoekt geen reden voor de Rede.
Duizend jaar later zit ik op een bank tegenover de Sorbonne en zie ik Tijani voorbij lopen, grijzende haren, stram als een toreador, elegantissimo. Ik roep hem, hij komt argwanend dichterbij, ik vertel wie ik ben, hij duldt me: ziedaar ons, twee landgenoten, in hartje Parijs. Nadat we over alle mogelijke onderwerpen gesproken hebben komt het moment waarop ik de vraag moet stellen. Want in de tussentijd hadden de Franse basisschool en daarna het lyceum me