Programma
Vanaf 1962 kende Gard Sivik vier Nederlandse redactieleden - Verhagen was als laatste toegetreden - en zij drukten een steeds duidelijker stempel op het van origine Vlaamse Gard Sivik. Ze gebruikten Gard Sivik - en opvolger De Nieuwe Stijl - als platform voor hun vernieuwende poëzie. Terwijl voorheen de meeste dichters zich verhieven boven het dagelijks leven, werd nu slechts op nuchtere wijze geregistreerd. Verhagen: ‘Het groeide uit tot een programma. De Vlaamse redactieleden hadden er weinig binding mee en stapten één voor één op. Het was niet echt een coupe van ons, wat wel eens gezegd wordt. De Vlamingen herkenden zich gewoon niet meer in hun blad. Het was vooral Armando die het in zijn kop had waar het met Gard Sivik naar toe moest. En Sleutelaar wist het het beste te formuleren.’
‘Er zaten natuurlijk ook overeenkomsten in wat wij vieren publiceerden in Gard Sivik. Het anti-poëtische noemt Sleutelaar het, ik spreek liever van het buiten-poëtische. Het idee dat poëzie voortkomt uit de wereld, het alledaagse. En daarin konden wij ons afzetten tegen de Vijftigers. Ze waren te romantisch en te poëtisch in onze ogen, het moest zakelijker. Daarbij vonden we het een voordeel dat we in Rotterdam zaten. De poëzie was koel, objectief, en dat past bij de stad. Dat clichébeeld werd ook door ons geëxploiteerd.’
‘Ik heb me met mijn gedichten nooit bewust aan dat programma geconformeerd. Maar het beïnvloedt je natuurlijk wel als je samen een groep vormt. Cor ging er veel verder in. Aan zijn gedrag kon het je al merken. In het begin kon hij totaal uit zijn bol gaan. Sleutelaar zei toen wel eens, jullie moeten eens ophouden met die imitaties. Dat vonden wij ook wel, maar soms konden we er niet mee ophouden. Maar voor Cor was dat ineens over, alsof ie dacht: dat is kinderachtig, ik ben nu een belangrijke schrijver. Hij ging het allemaal heel serieus nemen. Hij heeft ook oude gedichten van zichzelf herschreven, zodat ze beter in het programma zouden passen.’
‘Cor ging ook míjn gedichten op de Nieuwe Stijl principes beoordelen. Hij had steeds meer aan te merken. Bijvoorbeeld “Het nieuwe Zeeland”, daarover zei hij tegen Sleutelaar: “Er staat hier mij volslagen vreemde wereld, nou dat klopt niet want wij zijn mensen van de wereld,” en dan zei Sleutelaar: “Ja, Cor, maar er staat: deze mij volslagen vreemde wereldvreemde wereld.” Zo is het ook, ik schrijf in dat gedicht juist dat ik de enige ben die zich in de wereld thuis voelt. “Ja maar dat vind ik ook een romantisch beeld,” zei Cor dan. Of hij maakte opmerkingen dat ik te lang haar had, dat paste niet bij een Nieuwe Stijl dichter. Later realiseerde ik me pas dat hij jaloers was, een heel nare trek van hem. Sleutelaar bewonderde mijn poëzie en dat zat Cor dwars.’
‘De publieke discussies lieten we meestal over aan Armando en Sleutelaar. Ze gingen steeds verder in hun uitlatingen. Op een gegeven moment beweerden ze dat Freddy Quinn, die Duitse schlagerzanger, belangrijker was dan Strawinsky. Om ons punt maar te maken dat wij van het alledaagse hielden. Als men er mij naar vroeg dan zei ik dat wij niet geïnteresseerd waren in de persoonlijke gevoelens van de dichter. Dat wij zodanig informatie wilden verschaffen dat mensen zich in hun eigen tijd thuis voelden. En dat meende ik ook. Maar hoe we ons als groep presenteerden begon me te benauwen. Ik denk ook dat Cor daardoor zo raar ging doen, hij voelde dat de vriendenclub na een paar jaar uit elkaar groeide.’