Ter introductie: Ivan Štrpka
Ter gelegenheid van Poetry International 1997 stelt Passionate u een relatief onbekende Slowaakse dichter voor. Tijdens de 28-ste aflevering van Nederlands grootste poëziefestival zal Ivan Štrpka voordragen uit eigen werk. De gedichten die van hem in dit nummer zijn opgenomen zijn vertaald door Jana Beranová. Zij is ook verantwoordelijk voor de introductie die hieronder volgt.
Ivan Štrpka (1944) heeft Slowakistiek en Hispanologie gestudeerd aan de Comeniusuniversiteit in zijn woonplaats Bratislava. Hij was redacteur bij een uitgeverij, televisiedramaturg en redacteur van literaire tijdschriften. In de jaren zestig richtte hij, samen met de dichters Ivan Laučík en Peter Repka, de literaire groep ‘Eenzame Lopers’ op, die drie decennia lang op gespannen voet stond met het heersende regime.
in november 1989 steunden deze drie dichters - Repka bood vanuit Duitsland, waarnaar hij verhuisd was, ideële en materiële hulp - de democratische burgerbeweging voor vrijheid. De ‘Eenzame lopers’ waren ook mede-oprichters van het ‘Verbond van Schrijvers’ dat zich afsplitste van de officieel onder het communisme opererende schrijversbond.
Behalve negen dichtbundels en liedteksten voor zanger/componist Ursiny heeft Štrpka essays geschreven, die hij in 1995 bijeenbracht onder de titel Kŕč roztvorenej dlane a iné eseje (De kramp van een geopende hand en andere essays). Ook vertaalde hij poëzie van Borges en Pessoa, en Intermezzi van Cervantes. In 1995 kreeg hij de literaire prijs van het ‘Verbond van Schrijvers’. Vanaf 1 april jl. heeft hij voor een jaar een stipendium in Lissabon.
Voor Štrpka is het leven een eeuwig gevecht met de materie. Dit gevecht heeft hij al in 1989 verbeeld in zijn bundel Všetko je v škrupine (Alles zit in de dop): ‘Alles zit in de dop - zegt het kind. Laten we het dit keer beschouwen als een feit.
We gaan uit van het ei. We gaan uit van een metafoor. Het voortdurende conflict met de dop is de stuwkracht van onze weg. Ik zie de weg voor me. Die hele krakende gang in proza van het verbinden en het ontbinden in flarden. Het drukke gedwarrel van stuifzand.
Ik zie wakkere stammen van Dopwachters in zengende zandvlaktes en fluitende bergpassen. Hun puntige ellebogen, hun scherpe oogleden, hun smalle oogwit dat zich de weg baant door de strakke stilte van de duisternis. Hun latente verwantschap met Spelers van het steeds meer verbreide spel dat zich eindeloos vertraagt.
Het conflict over verbeelding omvat het conflict over de dop. Het conflict met de dop. In de dop.’
De hier gepubliceerde gedichten komen uit de bundel Rovinsko, juhozápad. Smrt' matky (Vlakland, zuidwest. Moeders dood) uit 1995.