Je bent gezegend met een groot verstand en een flinke portie doorzettingsvermogen, hoort ze hem zeggen. Jij kunt worden wat je maar wilt. Haar moeder knikt instemmend. Beiden glimlachen naar haar.
Was dat de reden dat ze het deed? Omdat ze kon worden wat ze wilde? Of was het, omdat ze wilde worden wat ze kon? Was het de drang zichzelf te bewijzen, tot het uiterste aan toe, dat maakte dat ze hier stond?
Nee. Daarmee doet ze zichzelf tekort. Natuurlijk was die drang er geweest, niemand kon bereiken wat zij had gedaan zonder een grote geldingsdrang te bezitten, maar er was meer. Veel meer. Er was de liefde voor de natuur geweest - ze was niet voor niets als een kluizenaar in dit bos gaan wonen, en er was de bittere noodzaak om diezelfde natuur tot in alle finesses te begrijpen, zodat er nog iets van te maken viel.
Gezegend met een groot verstand en dito doorzettingsvermogen... Als ze had kunnen lachen, dan had ze het gedaan. Een vloek was het geweest. Wat hadden haar collega's haar beschimpt toen ze de revolutionaire manier van enten, gecombineerd met genmanipulatie bij de mens, aan hen voorlegde. Onmogelijk, kraaiden ze. Later, toen ze maar door bleef gaan en de eerste resultaten zich schoorvoetend aandienden, schreeuwden ze: we willen het concrete bewijs zien! Geen wilde theorieën!
Beukmuis en konijnenkers. Hoe lang was ze wel niet bezig geweest om hen dat bewijs te leveren? Haar godganse leven had ze in tuinen, kassen en laboratoria doorgebracht. Alles had ze ervoor opzij gezet. Een sociaal leven? Sorry, dat kent Lote niet. Relaties? Nee, daarvoor moet je niet bij Lote van Ieperen zijn. Dag en nacht was ze bezig geweest. Stukje bij beetje schraapte ze de kennis van het enten bij elkaar, voetje voor voetje veroverde ze hele stukken van het braakliggende terrein dat genmanipulatie heette.
Wat een commotie was er losgebroken toen ze haar plannen wereldkundig maakte. En die kleine christelijke partij, die meende het alleenrecht op geloven te hebben, faliekant tegen iedere vorm van genmanipulatie en de vermenging van soorten, had zowaar een rechtszaak tegen haar aangespannen. Als ik wist dat de wereld morgen vergaat, dan zou ik vandaag een boom planten, had Maarten Luther gezegd, en zo was het. Ze wilde enkel bomen planten.
In het begin ging het nog wel. Ze kreeg subsidies, ze gaf lezingen en voerde felle discussies, ook op het ethische vlak. Naarmate de resultaten langer op zich lieten wachten, veranderde scepsis in cynisme. Later in onverholen minachting voor haar project en voor haar persoon. Toen de geldstroom opdroogde werd de stekker uit haar project getrokken. Ze had het zich persoonlijk aangetrokken. Ze was ook maar een mens, al beweerden sommigen anders.
Meer en meer had ze zich teruggetrokken op haar kleine boerderijtje, temidden van de door haar zo geliefde bomen. Ze was een leven gaan leiden als een kluizenaar, ver weg van de academische wereld, ver weg van de collega's die haar achter haar rug om malle Lote, mallootje noemden. Al die tijd was ze blijven broeden. Op fotosynthese. Dat was de tovenarij die de wereld kon redden, daarvan was ze stellig overtuigd geraakt, en in de beslotenheid van haar boerderij had ze de toverspreuk gevonden. Het antwoord had helemaal niet in broeikassen, in laboratoria of in collegezalen opgesloten gezeten. Nee. Het had in een van haar eerste aantekeningen gestaan. Het voederen