Parmentier. Jaargang 17
(2008)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Paul de Wispelaere
| |
[pagina 36]
| |
het spanningsveld tussen reflectie en actie centraal, en beide auteurs worstelen met de verhouding tussen schriftuur en engagement. Voorts hebben ze gemeen dat ze veel verwachten van hun lezers, die de puzzelstukken van hun eigenzinnige prozawerken zelf in elkaar moeten passen. Dat hun artistieke project opvallende gelijkenissen vertoont, neemt natuurlijk niet weg dat er ook verschillen tussen de twee bestaan: waar Cortázar vooral de lineaire opbouw van de traditionele roman verwerpt, heeft Polet het veeleer gemunt op het klassieke personage, dat hij voortdurend laat muteren. In De sirkelbewoners is dit bij uitstek het geval. Helemaal in het begin ondergaat de hoofdpersoon Lokien tijdens zijn slaap een ingrijpende metamorfose van copywriter tot geschiedenisleraar. Op een dag wordt hij wakker naast een vrouw die hij aanvankelijk niet als de zijne herkent, en blijkt hij kinderen te hebben. Zijn nieuwe identiteit impliceert ook een politieke bewustwording. Hij treedt toe tot een socialistische actiegroep die van Nederland een rechtvaardiger maatschappij wil maken en documenteert zich over allerlei collectieve samenlevingsvormen, waarover hij vervolgens fantaseert. Zo stelt hij zich voor dat hij wordt uitgenodigd door de utopische Oneida-commune, een van de meest opmerkelijke sociale experimenten die de Verenigde Staten ooit hebben gekend, en die van 1848 tot 1879 standhield (en dus niet daadwerkelijk door Lokien kan worden bezocht). Hoewel hij zich enerzijds aangetrokken voelt door dit soort modellen, is hun collectieve en autoritaire karakter toch ook strijdig met zijn grote vrijheidsdrang. De zelfbeschuldiging van het personage Charles in Oneida, die een voorafspiegeling van het systeem van de zelfkritiek in communistische regimes is, vervult hem bijvoorbeeld met afgrijzen. Het is slechts een van de vele paradoxen die de roman aankaart. Via flashbacks krijgt de lezer ook een inkijk in het verleden van deze Lokien, die als jongetje tijdens de Duitse bezetting moest onderduiken, vervolgens gevangengenomen werd in een school maar op eigen kracht wist te ontkomen. Deze episode is erg bepalend geweest, en verklaart zijn hang naar onafhankelijkheid die hem als politieke militant nadrukkelijk parten speelt. Naast de centrale figuur van Lokien treden twee alter ego's, ware afsplitsingen van de hoofdpersoon, op de voorgrond: Kilo (een halve anagram van Lokien) en, in mindere mate, Ridder Van Blomdaele. Deze drie-eenheid komt formeel onder meer tot uiting in de typografie en in een wisselende vertelsituatie (hij/ik), want de fragmenten waarin Kilo aan het woord is zijn in een ander lettertype gesteld. De drie personages vormen als het ware een continuüm, maar daar komt de lezer pas geleidelijk achter. Kilo situeert zich uiterst links van het spectrum en wordt aanvankelijk geportretteerd als een behoeftige paria, een primitieve | |
[pagina 37]
| |
dadenmens en een amorele holbewoner die een pand kraakt en zich aan geen enkele geldende maatschappelijke code houdt. Hij rooft en moordt om in zijn onderhoud te voorzien, en verkracht een vrouw, Edde, die hij letterlijk vastbindt omdat hij vindt dat zij hem toekomt. Ook hier doet zich een opmerkelijke paradox voor: hoewel Edde opgevoerd wordt als een ongerepte natuurkracht en aanleiding geeft tot lyrische en op het eerste gezicht bevrijdende erotische passages, wordt de man-vrouwverhouding hier toch in erg rolbevestigende termen gedefinieerd. Want ook al gaat er brute geweldpleging vooraf aan haar relatie met Kilo, toch blijft Edde bij hem. Nadat ze, niet zonder slag of stoot, een beperkte vrijheid heeft verkregen, ontstaat er een vrijwillige exclusieve binding tussen beide partners die na verloop van tijd een traditioneel gezin vormen inclusief kinderwens. Dit ‘natuurlijke’ verlangen is trouwens onverenigbaar met de idealen van de Oneida-commune, waar hechtingsdrang juist wordt verboden. Op een bepaald ogenblik kruist Kilo's pad dat van Lokien, die hem daarna op gezette tijden bespioneert en hem de hand boven het hoofd houdt (door hem bijvoorbeeld niet aan te geven wanneer hij hem misdrijven ziet plegen) omdat hij door deze oermens gefascineerd is geraakt. Kilo en Edde integreren steeds beter in de samenleving, waarop ze stapje voor stapje terrein veroveren, maar blijven opgesloten in vormen van letterlijkheid, die zich ook op een magistrale manier in de gehanteerde taal manifesteert. Zelfs wanneer Kilo lid wordt van dezelfde politieke organisatie als Lokien en door toedoen van Lokien en diens vrienden een betere woning aangeboden krijgt, blijft zijn statuut dat van buitenstaander die zich slechts schijnbaar de maatschappelijke normen heeft weten eigen te maken. Hij maakt hoe dan ook een proces door van verburgerlijking, terwijl Lokien juist het omgekeerde overkomt; hij ontburgerlijkt en ervaart zijn burgermanstatuut in toenemende mate als mimicry, als infiltratietechniek die hem in staat moet stellen zijn revolutionaire acties beter voor te bereiden. De laatste keer dat Kilo in de roman voorkomt, koestert hij zelfs het bij uitstek kapitalistische droombeeld om copywriter te worden, het beroep dat Lokien nota bene vóór zijn metamorfose uitoefende. Lokien bezet op zijn beurt het midden van de as, hij kan zich met beide andere figuren vereenzelvigen. Zelfs met de ultraconservatieve politicus Van Blomdaele, die zich als machthebber rechts van hem bevindt, kan hij zich identificeren. Tijdens een spectaculaire actie van de revolutionaire groep waartoe Lokien behoort, wordt deze Van Blomdaele ontvoerd en in de kelder van een villa geconfronteerd met beeldmateriaal van zijn eigen politieke optredens, en met de gevolgen van zijn beleid voor armen en uitkeringsgerechtigden. Lokien blijkt echter niet in staat de gijzeling tot een goed einde te brengen omdat hij niet in | |
[pagina 38]
| |
het reine kan komen met de totalitaire dwang die inherent is aan utopische systemen. In de scène die van p. 205 tot p. 211 loopt, is heel goed te volgen hoe de innerlijke monoloog van Van Blomdaele organisch overvloeit in die van Lokien (de hij-verteller wordt ik-verteller), en hoe de beelden betrekking hebben op de geschiedenisleraar (‘ik zit voor de klas, praat, zie mijn mond bewegen maar hoor niets’) in plaats van op de politicus zoals oorspronkelijk op p. 202 (‘Hij presideert een raadsvergadering; de film is vanaf de publieke tribune met een verborgen camera genomen’). Lokien verplaatst zich in de rol van slachtoffer en is niet opgewassen tegen de machtsuitoefening die bij zijn rol van militant hoort omdat hij toch te veel een reflecterend intellectueel blijft met een groot empathisch vermogen. Uiteindelijk laat hij Van Blomdaele ontsnappen, of neemt hij zijn plaats in en wórdt hij hem. Tijdens het slottafereel van de roman (pp. 214-215) versmelten de drie gedaanten van de hoofdpersoon en komen alle belangrijke motieven uit het hele boek samen: de ik-verteller is hier formeel Lokien, hoewel er ook componenten van Kilo en Van Blomdaele aan te wijzen vallen, zodat de lezer tot het besef komt dat de grenzen tussen de drie figuren niet meer te trekken zijn. Zo appelleert de ruimte waaruit de ‘ik’ ontsnapt tegelijkertijd aan de kelder waarin Van Blomdaele opgesloten heeft gezeten, aan de verkrotte woning van holbewoner Kilo en aan de hooizolder waarin Lokien zich als jongetje had verstopt. De fiets waarmee Van Blomdaele ontsnapt doet terugdenken aan het vervoermiddel waarmee Lokien zich aan de greep van de Duitsers wist te onttrekken en staat symbool voor de Provobeweging uit het Amsterdam van die jaren. Het tasje dat Lokien aan de kant van de weg vindt, brengt de recyclagedrang van Kilo in herinnering, die voortdurend herbruikbare voorwerpen naar zijn hol sleept, maar slaat tevens op de kwalijke kanten van de consumptiemaatschappij en haar wegwerpcultuur die Van Blomdaele zo aanprijst. Ook de titel van de roman kan van hieruit verklaard worden: de personages gaan geleidelijk in elkaar over en vormen een cirkel, als verschillende gradaties van eenzelfde bewustzijn waaraan niet te ontkomen valt. Bij nader inzien is Polet minder ongeremd en wijdlopig, en beheerster dan Cortázar, in wiens romans de politieke spanningen veel meer op de spits worden gedreven waardoor ze nu enigszins gedateerd aandoen. De sirkelbewoners blijft echter zoveel jaar na verschijnen niet alleen stevig overeind, maar ook brandend actueel - meer dan ooit ná de val van de Muur. Behalve door zijn stilistische kwaliteiten munt de roman immers uit door nuance en complexiteit, en overtuigt juist hierdoor zowel in politieke als in formele zin. De afweging van pro's en contra's van politieke utopieën komt er tot stand in een geraffineerd spel met paradoxen, die elkaar voortdurend opheffen en zo de draaiende beweging van de cirkel gaande houden. |
|