kritiek concentreert zich op ‘neurose, onderdrukking, afwijzing.’ Dickinson was, zoals het in de titel van een populaire feministische kritiek heet, De gekkin op zolder, die daarheen was verdreven door de samenleving in het algemeen, waar ze de enige plaats bewoonde die een intelligente, gevoelige vrouw is voorbehouden.
Het is Howe's missie om verdere psychologische speculatie en revisionistische politiek te vermijden en Dickinson te presenteren in de soort literaire, intellectuele en historische context waarbinnen mannelijke dichters vanzelfsprekend worden bekeken. Tegen het cliché van Dickinson als een soort Rousseauiaanse natuurgeest, die merkwaardige, ongeletterde uitwasemingen afscheidde, is Howe's Emily Dickinson een erudiete vrouw, en ze vindt een schat aan lectuur in de gedichten: Shakespeare, de Brontë's, de Brownings, Spenser, Shelley, Keats, Blake, Ruskin, Thoreau, Emerson, James Fenimore Cooper... het gezelschap waarbinnen Dickinson, van een afstand die ze niet als afstand ervoer, het idee had dat ze aan het schrijven was. Tegenover de geïsoleerde neurotica is Howe's Dickinson zich volledig bewust van gebeurtenissen, inclusief de Burgeroorlog, in de wereld buiten. Howe gaat terug, naar de wortels, om te laten zien dat Dickinsons gevoelsleven en intelligentie waren gevormd door het Puritanisme, de pioniersgeest van New England, Jonathan Edwards en de Grote Opwekking. En tegenover het beeld van de naïeve kunstenares, de huiselijke borduurster van ‘onopzettelijke’ woorden beweert Howe - zoals Williams al had aangegeven en Duncan had gezien dat Dickinson heel goed wist dat ze een revolutionair van het woord was: samen met Stein een van de twee grote Amerikaanse vrouwelijke avant-garde schrijfsters
Het is verbijsterend dat Howe dat allemaal voor elkaar krijgt in minder dan 150 bladzijden, maar dit is het boek van een dichteres, een klassiek boek zoals schrijvers over schrijvers (en anderen) schrijven, op dat korte plankje met Lawrence' Studies, Olsons Ishmael, Williams' American Grain, Duncans nog niet verzamelde The H.D. Book, Simone Weils The Iliad, or the Poem of Force, H.D.'s Tribute to Freud, Zukofsky's Bottom: On Shakespeare - al die boeken haalt Howe aan als inspiratiebronnen voor het schrijven van dit boek. In de eindeloze dialogen van de literatuur lijkt My Emily Dickinson het diepst in gesprek met Call Me Ishmael. Olson/Melville en Howe/Dickinson vormen een yin en yang voorbij mannelijk en vrouwelijk: Olsens Gestalte van Buiten tegenover de Gestalte van Binnen: de zolder van Amherst waar Olsons beroemde eerste zin (‘Ik vind dat RUIMTE het centrale gegeven is voor de in Amerika geboren man...’) niet van toepassing is.
Howe zou hierna het welbekende essay ‘These Flames en Generosities of the Heart’ schrijven (in The Birth-Mark, 1993) waarin ze zou aantonen dat de standaardschrijfwijze ‘in strofen’