Parmentier. Jaargang 14
(2005)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Lucas Hüsgen
| |
[pagina 140]
| |
Maar Zerzan, die overigens naar vergelijkbare bevindingen verwijst, gaat nog wat stappen verder. Hij bespreekt de begindagen van de taal vanuit een ecologische en politieke interesse in de menselijke ontwikkelingsgeschiedenis. Het hier in vertaling aangeboden ‘De taal: oorsprong en betekenis’ uit 1988 is daarvan een vroeg voorbeeld.Ga naar voetnoot2 Ook het ritueel speelt een belangrijke rol in zijn analyses. Onder verwijzing naar Staal stelt Zerzan in Running on Emptiness: The Pathology of Civilization: ‘Als wezenlijk element voor de doorbraak van het culturele in menselijke aangelegenheden vormt het ritueel niet enkel een middel om emoties onderling af te stemmen of voor te schrijven: het is ook een formalizering die in nauw verband staat met hiërarchieën en de formele macht over individuen. Alle ons bekende op stamverbond gebaseerde samenlevingen en vroege beschavingen kenden hiërarchische organisatiestructuren, gebaseerd op of in samenhang met een rituele structuur en een daarmee overeenstemmend conceptueel systeem.’Ga naar voetnoot3 En ter verdere ontnuchtering inzake oorsprong en ritueel voegt hij verderop toe: ‘Het ritueel kan worden beschouwd als het oorspronkelijke model van calculeerbaarheid in de productie.’Ga naar voetnoot4 Het ritueel krijgt hier zonder omwegen de positie van economisch en politiek machtsmiddel. Dat hoor je niet graag over de oermoeder van de poëzie, de betekenisloze taal van de menselijke oorsprong. Zerzan heeft nog meer slecht nieuws. ‘De taal: oorsprong en betekenis’ betoogt met dat er vanaf het vroegste begin structureel het een en ander schort aan de taal. Met haar, representant van de arbeidsdeling, begint de menselijke ellende. Het wordt er volgens Zerzan enkel erger op zodra we haar op schrift stellen: ‘De eerste geschriften leggen belastingen, wetten, de voorwaarden van geknechte arbeid, voor het nageslacht vast. Die geobjectiveerde heerschappij ontsproot aan de praktische noden van de politieke economie.’ Het was dus niet de poëzie die de mensheid als eerste aan zijn kleitabletten toevertrouwde. En, om Zerzan aan te vullen, voorzover het later poëzie werd, was het eerste grote gedicht een allerminst onbegrijpelijke tekst die zijn meeslepende zang van wijze krijgshaftigheid opende met woorden die Zerzans gelijk enkel maar ondersteunen. Het epos van Gilgameš opent zo: ‘Hij die de Oerbron aanschouwde, de grondslag van het Land (...) werd in alle zaken wijs.’Ga naar voetnoot5
Zerzan zal het niet verbazen dat het eerste grote literaire spreken het | |
[pagina 141]
| |
spreken van een krijger betreft. Voor Zerzan valt de oorsprong van taal met het begin van de menselijke vijandelijkheden samen. Het menselijke project dat zich in die epische openingsregels reeds aan de wereld toont, talige uitdrukking verlenen aan het besef van de Oerbron, is tot mislukken gedoemd, omdat het bestaan van de taal zelf de vervreemding die wegleidt uit de harmonieuze oertijd niet alleen verbeeldt, maar ook mede teweeg bracht. Zeker, het woord ‘vervreemding’ leek voorgoed verbannen uit het intellectuele discours. Immers, wij zijn nolens volens allemaal postmodernisten gedoopt (let op: een taalakt). Wij als mensheid hebben ieder geloof in oorsprong opgegeven en zijn met die weigering van een natuurlijke bron heel tevreden. Wie dat niet is, is op zijn best een verstokt romanticus, in het minder prettige geval een idiote fundamentalist. Zerzan mag graag uithalen naar dit postmodernisme. In zijn Future Primitive wijdt hij een lang essay aan de verwerping ervan. Zijn tegenargumenten zijn concies en menigvuldig. In de kern komen zij hierop neer dat het postmodernisme door afstand te nemen van de ideeën ‘natuur’ en ‘oorsprong’ de mensheid onderwerpt aan de totaliteit van de wareneconomie die nu juist het tegendeel bewerkstelligt van wat het postmodernisme nastreeft. De wereld wordt niet veelduidig en heterogener, ze wordt feitelijk juist monolithischer en armer. Het droevige is: het postmodernisme is met dat ongeloof in de bron de uiterste consequentie van het secularisatieproces dat de christelijke eschatologie eerst verplaatste naar het marxisme om na diens ineenzijgen elke wens het paradijs te herwinnen van de hand wees. Men acht ons tot in het euforische bevrijd. Maar, zoals Zerzan zegt: ‘Postmodernisme (...) is modernisme zonder de hoop en de droom die het modernisme draaglijk maakten’.Ga naar voetnoot6 Toch schuilt er een pijnlijke empirie in het gevoelen van de Zondeval dat ten grondslag ligt aan het aloude marxistische begrip ‘vervreemding’. De filosoof Roland Breeur besluit zijn analyse van De la Recherche de la Verité, waarin Malebranche de menselijke onlosmakelijke verbondenheid met Adam onderzoekt, aldus: ‘Er is een soort verleden dat zich ‘in onze genen’ blijft opdringen en voortdurend het evenwicht tussen onze wil en onze keuzes, tussen het absolute en onszelf, komt verstoren. Dat gebroken evenwicht is onze geschiedenis.’Ga naar voetnoot7 Dit geldt niet alleen voor westerse ‘genen’. Richard | |
[pagina 142]
| |
Heinberg toont hoe de oorsprongsmythes uit tal van culturen naar hun structuur overeenkomen met de onze. Ook zij duiden op ‘een voormalige eenheid met de natuur, een voormalige overvloed aan voedsel, een voormalige simpele en uiterst bevredigende wijze van leven’.Ga naar voetnoot8 We kunnen de tradities van welhaast de hele wereldbevolking afdoen als dromerige mythologie van technologische achterlijkheid, maar rationeler lijkt het de mogelijkheid te aanvaarden dat aan die mythes een empirische waarheid ten grondslag ligt.
Dat is wat Zerzan doet. En hij praat niet zomaar in het wilde weg. De drie tot op heden verschenen essaybundels Elements of Refusal (1988), Future Primitive (1994) en Running on Emptiness (2002) worden niet alleen gekenmerkt door zijn apodictische stijl, maar ook door een overvloed aan bibliografische verwijzingen. Een belangrijk aandeel is daarbij voor paleontologische studies weggelegd. Ze vormen de basis voor deze opmerking uit een voordracht aan Stanford University: ‘Een van de ideologische grondvooronderstellingen van de beschaving, van de religie, de staat, de politie, het leger en de rest is dat we voorafgaand aan de beschaving hadden te leven onder behoorlijk bloeddorstige, gruwelijke, mensonwaardige condities. Die moeten worden getemd en gedresseerd, et cetera. Dat is Hobbes.’Ga naar voetnoot9 Het hobbesiaanse adagium homo homini lupus zat er feitelijk naast. ‘De taal: oorsprong en betekenis’ is een van Zerzans teksten die zijn geïnspireerd door paleontologische onderzoeksresultaten die minstens het vermoeden oproepen dat de mens sinds het begin van de landbouw, de arbeidsdeling en de taal, er qua algehele levenskwaliteit enkel maar op achteruit is gegaan. Van doorslaggevende betekenis was daarbij voor Zerzan Stone Age EconomicsGa naar voetnoot10 van Marshall Salins uit 1972. Dit lid van de National Academy of Sciences zegt daar onder meer: ‘Accepteren dat jagers welvarend zijn is dus erkennen dat de huidige menselijke staat waarin de mens al ploeterend de kloof moet overbruggen tussen zijn onbegrensde behoeften en zijn ontoereikende middelen een moderne tragedie is.’Ga naar voetnoot11 Het boek van Sahlins gaf nieuwe richting aan de teleurstelling die de politicoloog Zerzan aan de jaren '60 en vroege jaren '70 had overgehouden. Het veranderde zijn op de leest van de Frankfurter Schule en het sociaal anarchisme geschoeide perspectief in een scherpe kritiek op de menselijke beschaving tout court. Zijn denken | |
[pagina 143]
| |
cirkelt nu rond het centrale vraagstuk van de paleontologie: waarom is de mensheid van het genoeglijke en vele tienduizenden jaren lang alom bevredigende, vermoedelijk sprakeloze, maar daarmee niet betekenisloze nomadenbestaan overgegaan tot het sedentaire sprekende leven? Dit thema met al zijn vertakkingen van in taal vervatte structuren van macht en objectivering wordt nadrukkelijk door Zerzan uitgespit. Men kan hem afdoen als een achterhaalde versie van Rousseau. Zijn edele jagende en verzamelende wilde beschikte tenslotte niet over iPod of frequent flyer account. En dat is een heel gemis. We mogen blij zijn dat we poëzie hebben, als we per se last moeten krijgen van onbestemd onbehagen in de cultuur. En dan, Zerzan is zelf toch ook aanwezig op het internet, maakt toch alleszins gebruik van vliegtuigen om her en der lezingen te houden? Zeker, maar hij houdt ook trouw de berichten bij over wat wij ons en ons natuurlijk leefmilieu aandoen omwille van onze technologische levensvreugde. Zijn primitieve mens die niet kon spreken maar zeker kon denken, hoefde zich geen zorgen te maken over stroomgebieden van rivieren die over honderden kilometers vergiftigd worden omwille van metaalerts voor het gebruik in computers. Of over de bijdragen van een frequent flyer account aan het grootverbruik van olie en de aantasting van de atmosfeer, de verzuring van de wereldzeeën, het uitputten van de voorraden. De primitieve mens hoefde niet te bedenken dat de mensheid bij ontstentenis van olie en aardgas in het meest gunstige geval 4,5 miljard van haar leden middels hongersnoden, epidemieën en oorlogen aan de kant moet zetten om te kunnen overleven.Ga naar voetnoot12 Die primitieve mens die geen vaste woonplaats kende, kende ook tienduizenden jaren lang hongersnood noch oorlog. Hij had niet de beschikking over taal of poëzie, maar daar stond volgens Zerzans paleontologen een genoeglijk leven van overvloed tegenover.
Zerzan (die ook in een huis woont, in het bosrijke Oregon) gelooft niet dat aandacht voor zulke kwesties en de analyse van hun herkomst romantisch is. Hij is dapper genoeg dat fel realistische beeld tot een dringend richtsnoer voor ons handelen te willen maken, al zal jagen en verzamelen een probleem zijn. Maar dat weet hij: het gaat hem er minstens om nadrukkelijk te wijzen op de noodzaak de commerciële en technologische verdinglijking van alles op te heffen ten faveure van | |
[pagina 144]
| |
een doorleefde betrokkenheid met de natuur die haar inspiratie vindt in de egalitaire samenlevingsstructuren uit de lang vervlogen tijden toen wij onze mond hielden. Toch staat Zerzan voldoende met beide benen in de maatschappij om ook uitvoerig te schrijven over dingen als Star Trek, het abstract expressionisme, de twaalftoonstechniek, de ontwikkelingsgang van het menselijk tijdsbesef of zoals in ‘De taal: oorsprong en betekenis’: de literatuur. Daarmee keren we, logisch, terug bij ons beginpunt. Volslagen negatief over de ontwikkelingen in de wereldpoëzie sinds Mallarmé is Zerzan niet, maar zijn essay toont hoe het verzet van de avantgarde tegen de vereisten van het dagelijks spreken wel moest mislukken, al was het maar omdat de poëzie het minder mooie deel van haar herkomst niet onder ogen zag. De poëzie die de maatschappelijke vervreemding op wilde heffen, besefte niet hoe haar eigen werktuig die vervreemding mede in stand hield. Zo gold wat Rein Bloem zo concies uitdrukt over Mallarmé's bij de dood van zijn zoon geschreven maar nooit voltooide Graf voor Anatole: ‘Vertalen is hier eigenlijk een wanhopige zaak, maar wat heet wanhoop als je bedenkt wat de man die niet uit zijn woorden kon komen en ze afbrak, moet hebben doorgemaakt.’Ga naar voetnoot13
Wat wij ook vinden van Zerzans opvattingen, ze laten minstens zien dat nostalgie naar de taal van oorsprong als louter vruchtbaar en mooi minstens enigermate naïef is. De oorsprongsvergetelheid is volgens Zerzan niet dat wij onze oorspronkelijke taal vergeten zijn, maar dat wij vergeten zijn ook niet te kunnen spreken. Als er al poëzie moet zijn die terug wil grijpen op de oermenselijkheid, dan moet ze beseffen dat het spreken begon toen de mens de mens een wolf werd: de mens ook de wolf tot mens werd. Ooit beleefden wolf en mens gouden dagen, toen de mens zijn mond hield, zich niet aan rituelen te buiten ging. |
|