| |
| |
| |
Hans Groenewegen
Stemmen
blijft dit onder ons? teleurgesteld? het raam staat open.
het vriest. eikenkronen, grove dennen heffen, kort nog,
uit de damp het ochtendlicht boven de bevrorenrode pannen.
ze blijven dicht op elkaar op de bodem zitten. echt tochten
doet het, toch heus, alleen in een bijna geheel gesloten ruimte.
niet in een kooi? in een kooi kan het niet tochten, daar waait het
altijd. wat als die kooi in een bijna geheel gesloten ruimte hangt?
het raam staat wijdopen. dan moet het haast windstil zijn
en kan het in een kooi toch behoorlijk tochten. staat het raam
jongen, het aquarium. de hr-ketel. als het zo vriest
worden de stammen nog donkerder als het donker wordt
de lamp boven de tafel heeft de hele nacht gebrand.
de wereld is niet slecht, de wereld is vol. ze hoefden
weken niet uit te rukken, handhaaf dan maar eens de staat
van paraatheid. het was gewoon op. honger moet je voeden.
niet als je niks te vreten hebt. waar was hij gebleven?
op de planken heeft iedereen gelijk. ertussen ook. nee,
ertussen wordt hebben zijn. ze lagen vlak voorover. hoe ze
elkaar aansteken. in een week is het gedaan. helaas slaat
hij zich er niet meer doorheen. kende hij de cijfers niet?
hoedje van papier. pas op hoor, staat het er eenmaal,
ben je gezien. niemand hangt dan nog aan een opvoering
| |
| |
welke warmte duurt? het smaakt naar niks. wat wil je,
sinds die sluiproute is het niet te harden. een rilling trekt
over het water in de teil. hoeveel? een scheutje en altijd
heter dan ik kan verdragen. daar ligt nog een schone
voor de glazen. het was toch niet een van je laatste?
die intonatie. kijk, daar gaat hij, de onbarmhartig harde
grond onder de voeten, de rug maar weinig gebogen
onder de last van de lucht. en je woordkeus, ben jij dat
werkelijk, ik had je niet herkend. het smaakt toch
nergens naar. je tong verbrand? hier, neem een slok
heb jij dat bij hem neergelegd? de ochtend
slaat uit de daken. zoiets kan bij ons
niet meer verschijnen. zegt wie. van zoiemand
verschijnt niets meer. heeft hij het wel gezien?
kon er niet om lachen. wil iemand nu de deur
dichtdoen? morgen sterven de winterbuien uit.
en die rotzak daar afzetten. ga gauw naar binnen.
niemand kan hier nog omheen. daarom juist,
als het opklaart heb je de avond die je wou.
draadbreuk. wisselstoring. floers. en
lezen zonder gêne. nooit meer voor de dag
| |
| |
niet dat ik weet. en die handschoenen dan?
op de tafel een asbak. miskleur. verschil
ruik je niet meer, als ze uit zijn. gejaagd.
uitvoerenden onbekend. ander kanaal. van ivoor.
van alles laten ze liggen, maar soms is iets van jou.
de vitrage wordt niet schoner. het raam kiert.
is er een hond in de kamer? wacht op
de afkondiging. dat is de moeite. slaap
is een bekentenis. de iep voor het raam
zwiept in de rij op de oever. een uittocht
als opsteker. is die ketting van jou?
zoiets wijs ik niet af. zou je denken, je bent
daarvoor heel niet in de positie. vraag ontkent
aanbod. die jurk zou hem anders wel staan.
dan wijs ik het af. zul je net zien, weigering
afgewezen. aan de komst van het kind
valt niet meer te ontkomen. ik weet niet
wat jij weet, maar moet dat echt? een siddering.
een lint. ik zeg niets. houd je bek dan.
sans merci. without delay. ohne skrupel.
als je er op staat zal ik nee zeggen. hoe?
ik stel voor dat ik dat voor je vraag. of jij dat
| |
| |
wat als je eens naar huis ging. in het trappenhuis een vlinder
mes. op drie hoog de deur plat in de deuropening. lente
wind lispelt lentelicht door de papieren op de vloer.
vandaag komt het terecht. trams die in de bocht
de rails uitzingen. grave beneden de sluis.
zet hem uit. je hebt hem zelf aangezet.
waarom die foto's niet beter opgeborgen.
waarom de bewijsstukken zelf willen vernietigen.
meestal tegen zevenen houdt de herder op te janken.
p.m.? p.m. en klokke vijf begint ie weer, maar bij de buren hè.
door vriendenhand bezorgd. wie zijn vleugels uitslaat wil nog niet vliegen
vertel me je motieven en ik zeg je wie ik ben.
laag water. hongergroeve. zuurstofschuld. als
vreemdeling gekomen, als vreemdeling om te komen.
neem de wijk hier, barnsteen zon tot op de bodem.
blijft het zuiver water op het vieze water drijven
en kun je dat drinken? alsvolgt: op je knieën, handen
zijwaarts zetten, vingers spreiden in het oeverslik,
ver voorover buigen, lippen op het wateroppervlak
sluiten en dan het bovenlaagje langzaam aanzuigen.
maar de regen hè, die is zelf niet zuiver. de hoofdpijn
is het hoofd. afscheid met een handbeweging. vuile handen?
| |
| |
dat bestaat niet. vertel hen maar niet wat er allemaal
fout is gegaan. een moeder komt daar niet onderuit.
laat dat niet zo rondslingeren. het waait niet meer.
nee, niets, nergens spijt van, niets tekort gekomen, niets
vergeefs weggegeven, niets aan overgehouden, niksnichtsnada.
als je dan thuisblijft heeft het nooit plaatsgevonden. waait
het niet, kun je beukenknoppen horen openknisperen.
een vader doet dat niet. luister niet naar hen. ze weten
niet waar het ophoudt of waar het niet doorgaat.
zou je het niet overdoen? niet over willen doen? overdoen
ja, willen nee. het heeft geen zin om niet te gaan wandelen
overigens, wat voor het geval dat? spuug, hand
door het haar. rook slaat neer. je kent alles al.
wat als ze de lijn in het lijf aantrekken?
wat als ze het resterende laten drooglopen?
dit moet een noodoplossing zijn. kisten en kistjes
worden gewoonlijk apart gezet voor hergebruik.
wat als ze de adem benemen? geen tijd. dit is natijd,
een uitdijende implosie. koffie is nooit bitter meer.
wat als het stilvalt, het nu nooit meer dauwt,
alle lijm loslaat? er is geen geval. zout lost niet op.
zee komt niet op. kind let niet op. louter as
| |
| |
wie haalde dat blad met koffie? hij kon er niet langs.
je zag hem aarzelen. heeft hij beroeringsangst?
wat heeft hij niet. haalde zij dan de koffie? water
stond al kniehoog in de kamer. verreweg de meeste
mensen vluchtten instinctmatig de verkeerde kant op.
waarom wil je zo je dochter nog terugzien? sentimenteel,
zeemansvrouwen bij de uitvaart wuivend op de kade?
je zou hem tegemoet kunnen komen, zo'n oversteek
is geen sinecure, maar ik heb niks gezegd. mocht wat.
wat is een gebaar? de rij leilinden langs de zijgevel.
na de vader dwong de zoon hen te verstrengelen
als het niet waar is, waar is het dan? bij de gang
naar het graf knerpt het gras.
lichten liet, ik de poedersuiker van haar lippen likte.
alsof berijpt, het strooiveld.
het was een koude carnaval,
van het tuinhek naar de keukendeur in vaders
voetsporen over het ijl besneeuwde tuinpad. alsof ik
nooit was thuisgekomen, ging in een roes slapen.
alsof ze er zijn als je er niet bent. waar dan wel? welk masker
droeg ze? een als dit hier, onder het gezicht dat in mijn linkerhand rust
|
|