tot verzet tegen de Japanse kolonisatie nu juist de bergen weer bezong, zij het via een lange en beweeglijke dwaaltocht, bleef Yi Sang van alle Koreaanse poëzievernieuwers de meest pijnlijke en minst comfortabele.
Resoluut gooide hij de klassieke Koreaanse poëtische vormen overboord, introduceerde het prozagedicht, schreef zijn woorden bij voorkeur aan elkaar, en trakteerde hij zijn lezers op regelmatig als schandelijk ervaren thematiek, waarbij zijn bitse maar van onderhuidse humor voorziene toon het de lezer ook niet makkelijker maakte. Dat confronterende karakter gold ook voor zijn proza. Zijn beroemdste vertelling, ‘Vleugels’, toont de wel erg inschikkelijke levenshouding van een man die getrouwd is met een prostituee en alleen nog maar kan dromen van wegvliegen uit dit leven. Daarbij krijgt de lezer de stellige indruk dat hij het nooit van een echte vlucht zal laten komen. Het bijna klinisch getoonzette verhaal is overigens autobiografisch. Maar zelfs dat hoefde je niet te weten, om Yi Sang nu niet meteen als publiekslieveling op te vatten.
Toch zou je het verhaal ook als een symbolische vertolking van de Koreaanse politieke situatie van die tijd kunnen lezen. Korea, door de westerse grootmachten versjacherd aan Japan, werd onder koloniaal geweld de moderniteit in gedwongen. Dat had goede kanten. De eeuwenoude feodale structuren hadden het land zeker gedurende de negentiende eeuw in diepe ellende gestort, en alleen al de door de Japanners opgelegde opheffing van de slavernij kwam velen ten goede. Maar daar stond tegenover dat nu het hele land aan slavernij werd onderworpen, terwijl de bezetter met zijn overweldigende introductie van moderne techniek en westerse cultuur de inheemse Koreaanse cultuur van nul en gener waarde verklaarde.
Yi Sang liet zich op zijn beurt door moderne (lees: westerse) architectuur en wetenschap inspireren, en boorde ook westers getinte literaire vormen aan, vooral het prozagedicht. Maar anders dan ons modernisme verleenden die vormen niet primair uitdrukking aan bevrijding, toekomstdromen, nieuwe tijden. Ze waren, in al hun droge humor, met tragiek beladen, alsof het geloof van de dichter in die nieuwe vormen tegelijkertijd hoogverraad betekende aan het moederland dat er geprostitueerd bij lag en daar op en of andere manier van moest genieten. Die tweeslachtigheid strookt met Yi Sangs obsessie: het spiegelbeeld, de vluchtigheid van de door geen poëtische techniek te