Het derde experiment
Het lastigst te interpreteren vind ik de gepresenteerde resultaten van onderzoek van experiment 3. Dat komt omdat ik het experiment niet op dezelfde manier ingericht zou hebben. Waar gaat het om in dit experiment? Alles draait om incongruentie in de zin van tegenstrijdige informatie vanuit vorm en betekenis. Aan de proefpersonen worden opnieuw woorden in paren van twee voorgelegd met daarbij de vraag naar betekenisovereenkomst. Bij sommige woordparen is sprake van eindrijm, bij andere van consonantrijm. Uit de voorbeelden die de auteurs geven blijkt dat eindrijm ingeschaald wordt als vormovereenkomst, consonantrijm als het ontbreken daarvan. In combinatie met de semantische informatie (in semantisch opzicht al dan niet gerelateerd) ontstaan zo twee congruente woordparen waarbij vorm en betekenis in dezelfde richting wijzen (been - teen en beurs - baars) en twee incongruente woordparen waarbij vorm en betekenis in verschillende richting wijzen (scheur - schaar en kurk -jurk). Het experiment zou uit moeten wijzen of proefpersonen van incongruentie hinder ondervinden of ook, anders geformuleerd, of ‘het beoordelen van semantische overeenkomst beïnvloed wordt door eindrijm’.
Het lijkt mij dat over dit punt gediscussieerd kan worden. Levert het verschil tussen eind- en consonantrijm wel echt een verschil tussen congruente en incongruente informatie op? Het probleem schuilt in de waardering van consonantrijm als het ontbreken van vormovereenkomst. Dat gaat, zo lijkt mij, een stap te ver! Het formele verschil tussen eindrijm en consonantrijm is meer een gradueel verschil, het verschil tussen uitgebreid en minder uitgebreid rijm, met de nodige consequenties voor de plaatsing in Figuur 3 (zie pag. 16) van de sterretjes voor ‘incongruente condities.’ In mijn optiek zijn de paren been - teen en scheur - schaar congruent (vorm en betekenis wijzen in dezelfde richting) en de paren kurk -jurk en beurs - baars incongruent (vorm en betekenis wijzen in verschillende richting.
Wanneer de sterretjes van plaats veranderen, verandert de toelichting ook. Met betrekking tot dichters zou dan geconstateerd kunnen worden datzij over een positief antwoord op de vraag naar betekenisovereenkomst