Parmentier. Jaargang 12
(2003)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Vincent Schmitz
| |
[pagina 157]
| |
nage op, of, erger nog, interrumperen de schrijvers persoonlijk om uit te weiden over wat maar in hen opkomt. Enerzijds wordt het verhaal onderbroken door de ‘verteller’ van het verhaal, ‘de leverancier’, een Godgelijke instantie die commentaar levert op de personages en hun belevenissen. Anderzijds verstoren Sevink en Van Wetering het zelf door middel van in voetnoten gehulde terzijdes, waarin ze elkaar vragen stellen als: ‘Wie is die man? Ik kan er met de beste wil geen bruikbare persoon in vinden. Is dat echter belangrijk? of kanttekeningen plaatsen: ‘Bovenstaande alinea is een beetje erg expliciet één richting uit.’
Om en door het hoofdverhaal heen cirkelen weer andere verhalen. Zo wordt De leverancier voorafgegaan door het novelleachtige Testa!, zodat het eigenlijke boek pas op bladzijde 61 begint. Dat boek wordt dan weer halverwege onderbroken door Het verhaal van Ibn al-Fajoem, een bijzonder goed geschreven en vaak humoristisch relaas over de Egyptische helderziende die slechts een marginale rol krijgt toebedeeld in de eigenlijke roman. Als De leverancier dan op bladzijde 325 eindigt, volgen er nóg eens 137 bladzijden: eerst komen de schrijvers los van elkaar aan het woord om verslag te doen van hun samenwerking, maar ook om anekdotes te vertellen die de roman zelf niet gehaald hebben. Als lezer bevind je je inmiddels in het bonusmateriaal: de deleted scenes en de achter de schermen-reportages zoals je ze op dvd's aantreft. Zo zijn er encyclopedische lijsten van personages en begrippen die in De leverancier voorkomen. Ook in dit deel gaan de auteurs niet al te serieus te werk, getuige de vermenging van fictieve en werkelijk bestaande personen, en de onorthodoxe wijze waarop ze overbekende personen introduceren (‘Mulisch, Harry - Nederlands schrijver, 1927-...; bekendste werken: Quauhquautinchan in den vreemde (1962), De ontdekking van de hemel (1992)’) en het gegeven dat vrijwel alle hoofdfiguren in 1955 geboren zijn. Blader je door, dan kom je uit bij twee synopsissen van De leverancier, enkele denkbare theorieën achter de roman, en ook nog eens een schoolse lijst met ‘Vierentwintig goede vragen’ die de lezer zich zou kunnen stellen, waarvan ik er enkele noem om een idee te geven: ‘Zijn Kolman en Bijzet een en dezelfde?’ ‘Waartoe dienen de begrippen- en namenlijsten?’, en: ‘Waarom een vragenlijst invoegen?’ Murw gebeukt bereik je ten slotte alwéér een verhaal, dat wederom geheel buiten de roman lijkt te staan, al is ook hier sprake van een cerebraal vraagstuk: een man heeft last van dromen over machtswellust en raadpleegt daartoe een curieuze psycholoog die kantoor houdt in een gigantisch complex dat vanbinnen groter is dan het er vanbuiten uitziet (waarmee we weer in Het kaartenhuis zijn beland).
De vraag die zich opdringt, luidt natuurlijk: wat beweegt iemand om zo'n roman te schrijven? Uit de diverse nawoorden blijkt dat ook de schrijvers zelf zich hebben laten overrompelen door het schrijfproces. Gezamenlijk een boek schrijven: om en om een stukje, elkaar voortdurend aanvullen en verbeteren, en dan maar zien waar je uitkomt. Een andere vraag: wat beweegt de uitgever? Twee onbekende en obscure auteursGa naar voetnoot1 leveren een volstrekt incoherent manuscript in, waaruit de standaardlezer simpelweg wordt weggepest. Het antwoord op deze vragen zou kunnen zijn: durf. De auteurs en hun uitgever hebben het aangedurfd een boek | |
[pagina 158]
| |
uit te brengen dat spot met alle conventies, dat uniek is in zijn soort en dat erom schreeuwt het onderwerp te worden van toekomstige doctoraalscripties van letterenstudenten; een roman die overduidelijk met veel enthousiasme is geschreven en die zo veel vragen oproept dat het een genot moet zijn je erin vast te bijten, hoe frustrerend het ook mag zijn dat je er nooit achter komt hoe alles nu werkelijk in elkaar steekt.
Een boek dat zich zo nadrukkelijk van de doorsnee lezer afkeert, moet het hebben van de pers, en die heeft zich tot nu toe in geringe mate - en weinig diepgravend - uitgesproken over De leverancier. De journalist die erover berichtte in Het Parool wekt niet de indruk het boek zelfs maar te hebben opengeslagen: nagenoeg de hele flaptekst wordt geciteerd, aangevuld met wat achtergrondinformatie en de slotmededeling: Waar De leverancier over gaat? Er zit maar één ding op om dat te weten te komen. Lezen.’Ga naar voetnoot2 Andere bronnen spreken van een ‘wild-typografische, barokke roman’,Ga naar voetnoot3 of vatten de inhoud samen als ‘ludiek’ en lekker gek’.Ga naar voetnoot4 Slechts drie recensenten zijn dieper ingegaan op De leverancier, van wie vooral Judith Janssen zich lijkt af te vragen waar het allemaal toe dient als ze in de Volkskrant schrijft: ‘Ben hybride collage is het, een roman ‘als een Moebius-ring’, en bovenal is het veel, veel, veel. Een wonderlijk, fascinerend en gewaagd debuut, maar of en toe wel érg vermoeiend.’Ga naar voetnoot5 Ook Thomas Vanheste duizelt het als hij poogt De leverancier te doorgronden in Vrij Nederland: ‘Deze lezer kwam er niet helemaal uit. (...) Het is vermakelijk om een tijd door het spiegelpaleis dat de schrijvers hebben opgetrokken rond te dwalen, maar op een gegeven moment wil je naar buiten.’Ga naar voetnoot6 Elsbeth Etty ten slotte bespeurt vooral veel overeenkomsten met Multatuli's Ideeën en Max Havelaar, en hoewel ze gecharmeerd is van ‘het duidelijke plezier’ dat de auteurs scheppen in het schrijven van hun roman, besluit ze: ‘Als experiment is De leverancier eerder gedurfd dan geslaagd. (...) Een verhaal vertellen is, hoe je het ook wendt of keert, nu eenmaal moeilijker en betekenisvoller dan géén verhaal vertellen.’Ga naar voetnoot7
Ikzelf vroeg me geregeld af wat het resultaat zou zijn als Agur Sevink en Hans van Wetering een lineair verhaal zouden schrijven: een verhaal waarin de lezer nu eens niet om de tuin wordt geleid, en waarin je niet om de oren wordt geslagen met ellenlange voetnoten en interrupties. Het is namelijk opvallend hoe overtuigend de hoofdstukken zijn die wél op een dergelijke manier zijn geschreven - zoals de openingsvertelling Testa! en het intermezzo Het verhaal van Ibn al-Fajoem, maar ook de verhalen van rechercheur Kraus. Zulke passages vormen hoogtepunten, wat zowel vertelvaart als leesplezier betreft. Het is jammer dat juist die bijlagen, de deleted scenes, de intro's en outro's het grootste genoegen opleveren. De leverancier is een indrukwekkende onderneming, dat zonder meer, maar ergens in deze postmoderne chaos van ideeën en invallen sluimeren een paar prachtige verhalen en novellen die meer aandacht hadden verdiend.
Agur Sevink en Hans van Wetering, De leverancier. Amsterdam: Vassallucci, 2003. 462 blz., €25,-. |
|