Bov Bjerg
De modernisering van mijn moeder
Vertaling: Harm Hopman
Moeder haalde haar rijbewijs. Met het rijbewijs kon zij een baan buiten het dorp zoeken, en met het geld dat ze daar verdiende, kon ze de auto betalen. Later zou ze met de auto ook op vakantie gaan. In de trein was ze altijd bang dat ze zou stikken. Ze was in 1946 na een lange treinreis in een volle wagon in onze hoofdstad aangekomen. Samen met haar zus, ouders, grootouders een paar honderd andere mannen en vrouwen, die nog jaren lang met een Boheems accent spraken, wat in een gesprek met oude mensen altijd nog van pas komt.
Vanuit de hoofdstad werden ze over de dorpen verdeeld. Ze bouwden kleine huizen aan de ene rand van hun dorp en verbouwden groente op kleine stukken grond aan de andere rand. Als ze 's avonds na hun werk door het dorp naar hun velden gingen met hun modderige schoenen, bewogen de gordijnen achter de ramen. De inheemsen zagen bezorgd dat die katholieken nog meer werkten dan zijzelf. Toen de katholieken genoeg gespaard hadden, bouwden ze tussen hun kleine huizen aan de rand van het dorp een grote kerk.
Vaak vertelden ze van Thuis. Thuis lag er in de winter zoveel sneeuw dat je van de schuine daken naar beneden kon sleeën. Thuis was er alleen roggebrood en nooit chocolade, maar daar was nog nooit iemand aan doodgegaan. Aan een wand in de schuur hing een zwarte, glanzende zeis, die nog van Thuis was.
Thuis duurde tot na de oorlog. Na de oorlog kwam de omwenteling. De slechte tijd begon. De Tsjechen kwamen, de familie moest weg. (Dat schijnt altijd het wezen van oorlog te zijn, dat men erna verder moet en dat daarna de slechte tijd komt.)
Slechte tijd, dat klonk niet goed. We hadden weliswaar een voorraadkelder die ons een paar jaar had kunnen voorzien met schappen vol weckflessen, jam en sappen, de appel- en aardappelkisten, de kasten met meel, gedroogde pasta en conserven. We