Storm: Mulisch schrijft expliciet.
Maaasen: Zijn taal is op z'n best adequaat, ze verwijst naar waar het over gaat of naar de achterliggende idee, maar ze is nooit mooi in zichzelf.
Storm: Dat is bij Elschot en Nescio ook niet. Ik vind dat heel lelijk.
Maassen: Probeer maar eens drie zinnen Elschot te schrijven.
Storm: Dat wil ik helemaal niet.
Maassen: Dat moet je ook niet willen, zoals je ook geen Mulisch of Reve moet willen schrijven. Bij Elschot kan ik janken. Dan ben ik misschien een sentimentele dweil, maar dat is wat ik zoek. Nescio is heel anders. Die ligt meer in de lijn van Alleen op de wereld met al die weemoed en zuivere schoonheid. Elschot is veel knapper, hij construeert ook veel meer.
Storm: Toch kleeft Elschot iets aan van ‘doe maar gewoon dan doe je gek genoeg’.
Dat is toch ook een clichébeeld.
Storm: Maar toch zit het erin. Het is stug proza met weinig metaforiek.
Maassen: Neem Tsjip, een zeer ondergewaardeerd boek. Die laatste zinnen daarvan zijn pure profetie. Daar kun je Jesaia naast leggen. In Elschot zit meer dan alleen alledaagsheid beschrijven.
Storm: Oké, het is een cliché, maar laten we dat dan gebruiken om de tegenstelling duidelijk te maken. Op weg hierheen dacht ik: ‘Houd ik eigenlijk wel van Mulisch?’ en ik besloot er helemaal voor te gáán, want het grote belang van Mulisch is dat hij het zompige weet te verheffen. Hij maakt het grote gebaar, gebruikt doorslaande symboliek. Ook een cliché, maar wel waar. Dat is niet typisch Nederlands. Tegelijk is dat doorslaan ook een zwakte, het stoort.
Maassen: Vroeger gebruikte hij voortdurend Orpheus en andere mythologie, wat hij dan in het hedendaagse leven naspeelde zonder dat het vlees kreeg. Steeds maar die ideeën.
Storm: Het scheert langs de kwalijke kanten van wat ik maar even onbeleefd de ‘damesroman’ noem: Anna Enquist, Nelleke Noordervliet. Ten eerste die symboolzwaarheid, en ten tweede de suggestie dat je iets van het boek kunt opsteken, dat je iets wijzer wordt. Dat is een voor mij nogal vervelende kant. Toch zijn Mulisch' boeken dat niet.
Het is wel opvallend dat je het niet allemaal hoeft te begrijpen om het te waarderen. Ook scholieren lezen De ontdekking van de hemel en die vinden het dan een mooi verhaal.
Maassen: Dat is dan net zoiets als De donkere kamer van Damocles. Als je van alles mist, dan is het toch nog een spannend boek. Alleen, als ik De ontdekking van de hemel zo zou lezen, zou ik het zwaar hebben.
Storm: Mulisch durft meer dan Hermans. Je begint altijd in een normaal, realistisch boek te lezen en halverwege blijk je je in allerlei tovenarij te bevinden.
Maassen: Hermans ging vaak eerst een proefopstelling opbouwen, waarna hij er zijn theorie op loshet, wat dan leidde tot vreselijk slechte boekjes als Hommes hoest.