Parmentier. Jaargang 11
(2001-2002)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Jack van der Weide
| |
[pagina 82]
| |
sluiten bij mijn eigen onderzoek van dat moment. Al na een paar alinea's ben ik de draad van zijn betoog kwijt, maar mijn interesse is gewekt. Ik laat professor B. weten dat ik naar het artikel zal kijken en stuur een kaartje naar Linetski met dezelfde mededeling. Hij verblijft in Kleef, op fietsafstand van mijn eigen woonplaats Nijmegen. Voor de zekerheid geef ik hem daarom mijn adres op de universiteit en niet mijn thuisadres - aan onberekenbare Russen aan mijn voordeur heb ik voorlopig geen behoefte. Naarmate ik mij meer in Linetski's tekst verdiep raak ik steeds enthousiaster. Ik ben het niet op alle punten met hem eens en kan hem eerlijk gezegd ook niet altijd volgen, maar vind zijn betoog wel uitermate origineel en intrigerend. Ik schrijf Linetski een brief met daarin een aantal vragen en opmerkingen over zijn artikel. Hij stuurt mij vrijwel onmiddellijk een antwoord (‘Dear Professor van der Weide’) waarin hij mij uitgebreid bedankt voor mijn opmerkingen, mijn vragen beantwoordt en wat informatie over zichzelf geeft. Hij blijkt pas zesentwintig jaar oud te zijn en in Rusland al een flink aantal artikelen over literatuur plus een boek over Vladimir Nabokov en Michail Bachtin te hebben gepubliceerd. Omdat hij zich ook buiten het Russische taalgebied wil profileren is hij in het Engels gaan schrijven en in Duitsland gaan wonen. ‘Angst ohne Vorbild’ maakt deel uit van een project dat zijn eerste Engelstalige boek moet gaan worden, The Text Which is Difficult to Reach. Er volgen wat brieven over en weer, en omdat ik Linetski niet echt behulpzaam kan zijn bij het vinden van publicatiemogelijkheden in Engelstalige tijdschriften, stel ik hem voor om ‘Angst ohne Vorbild’ in het Nederlands te vertalen. Hij reageert positief op dit idee en gaat ook akkoord met enkele kleine wijzigingen die ik hem voorstel. Door allerlei omstandigheden blijft de vertaling ongepubliceerd. In de loop van 1996 keert Linetski eerst terug naar Rusland en verlaat hij vervolgens definitief zijn geboorteland voor Israël. Ook verschijnt The Text Which is Difficult to Reach, zonder overigens in West-Europa of de Verenigde Staten te worden opgemerkt. In 1997 verdwijnt Linetski spoorloos: ik krijg geen reacties meer op brieven, e-mails keren als onbestelbaar terug. Op internet kan ik tot 1998 nog wel enkele nieuwe teksten van hem terugvinden, maar daarna lost hij ook daar in het niets op. Van zijn project Bakhtin Laid Bare verschijnen vier hoofdstukken op de site van Sarah Zupko's Cultural Studies Center,Ga naar eind1 het laatste hoofdstuk staat met de noten en de bibliografie sindsdien als ‘coming’ aangegeven. Het e-mail adres van de auteur dat wordt vermeld is het niet meer werkende Israëlische adres, mailtjes met vragen over Linetski aan Sarah Zupko's Cultural Studies Center blijven onbeantwoord.
Het verbinden van detectiveverhalen en psychoanalyse is een bezigheid die in feite teruggaat op Sigmund Freud zelf. In de memoires van diens patiënt Sergei Pankejev, beter bekend als ‘de Wolvenman’, komt al een passage voor waarin Freud opmerkt de Sherlock Holmes-verhalen van Arthur Conan Doyle altijd met veel interesse te hebben gelezen, vanwege de overeenkomsten tussen de methode van | |
[pagina 83]
| |
Doyles speurder en die van de psychoanalyse.Ga naar eind2 Vanaf de jaren veertig keert het detectiveverhaal regelmatig terug in psychoanalytische beschouwingen, waarbij de overheersende interpretatie die is van de gelijkstelling van de speurder en/of de lezer met het nieuwsgierige kind dat enerzijds zijn ouders bespiedt in hun slaapkamer, en anderzijds de seksuele verlangens naar de moeder ten uitvoer brengt. Een goed voorbeeld van een dergelijke interpretatie is de door Linetski aangehaalde tekst van Geraldine Pederson-Krag, ‘Detective Stories and the Primal Scene’. Ook psychoanalytisch georiënteerde literatuurwetenschappers bleven tot in de jaren zeventig steken in traditionele interpretaties van detectiveverhalen waarbij afwisselend de auteur, de lezer of het personage op de divan werden gelegd. Eind jaren zeventig ontstond onder invloed van het poststructuralisme (waarover dadelijk meer) een nieuwe vorm van psychoanalytisch gefundeerde literatuurkritiek, waarbij het object van analyse niet een reëel of fictief persoon was, maar waarbij psychoanalytische ideeën en concepten als invalshoek werden genomen om tekstuele structuren te analyseren. Het detectiveverhaal bleek zich, onder meer vanwege de door Freud al gesignaleerde overeenkomsten met de psychoanalytische methode, bij uitstek voor een dergelijke benadering te lenen. Het is deze vorm van literatuurkritiek waarbij ‘Angst ohne Vorbild’ aansluit. Van de drie hoofdrolspelers in Linetski's tekst (Freud, Lacan en Derrida) is Sigmund Freud ongetwijfeld de bekendste. Freud (1862-1938) maakte naam als grondlegger van de psychoanalyse, en beïnvloedde daarmee op ingrijpende wijze het denken van de twintigste eeuw - niet alleen op het gebied van de psychologie maar ook op dat van de kunst, de cultuur en de filosofie (en nog wel meer). Jacques Lacan (1901-1981) was een Franse psychoanalyticus die een radicale terugkeer naar Freud propageerde door diens teksten letterlijk te lezen en in een taalfilosofisch kader te plaatsen. Centraal in zijn werk stond de opvatting dat het onbewuste talig gestructu-reerd is. Gedeeltelijk sloot Lacan daarmee aan bij een stroming in met name het Franse denken die bekend staat als het structuralisme. Het structuralisme ging terug op de ideeën over taal van de Zwitser Ferdinand de Saussure, zoals geformuleerd in diens Cours de linguistique général uit 1916. De Saussure maakte daarin het onderscheid tussen de langue, het abstracte taalsysteem, en de parole, het concrete taalgebruik. Hij schiep daarmee de mogelijkheid om taal systematisch in plaats van historisch te bestuderen, dat wil zeggen als een structuur. Betekenis is daardoor geen historisch gegeven, maar het effect van verschillen tussen taalelementen: het woord ‘koe’ verwijst naar het dier met die naam vanwege de verschillen met woorden als ‘moe’, ‘koel’ of ‘kom’, dan wel ‘kalf’, ‘paard’ of ‘stier’, en niet vanwege een absolute band tussen het woord en het dier. Het verband tussen taaltekens is daarbij zowel syntagmatisch (horizontaal: ‘de koe staat in de wei’) als associatief of paradigmatisch (verticaal: koe - stier - kalf; koe - melk - hoorns; koe - geit - schaap; etc.). Het taalteken wordt door De Saussure de signifiant of betekenaar genoemd, het concept waarnaar het taalteken verwijst de signifié of het | |
[pagina 84]
| |
betekende. In de interactie tussen betekenaar en betekende ontstaat betekenis. De talige grondslag van het denken over uiteenlopende verschijnselen, gestoeld op De Saussures ideeën, zien we terug in het werk van Lacan, die daarbij echter verder gaat dan de meeste structuralisten. Richtten zij zich vooral op de relatie tussen betekenaar en betekende, bij Lacan is het de relatie tussen de verschillende betekenaars die centraal staat. Een tekst, en dus ook het onbewuste, moet volgens Lacan in eerste instantie worden beschouwd als een keten van betekenaars. De syntagmatische relatie tussen die betekenaars is te verbinden met het psychoanalytische concept van het verlangen, de paradigmatische met dat van het symptoom. Vanaf de jaren zeventig nam Lacans invloed op met name de filosofie en de literatuurwetenschap sterk toe, en omdat hij een stap verder ging dan de structuralisten wordt zijn werk ook wel poststructuralistisch genoemd. De andere belangrijke vertegenwoordiger van dit poststructuralisme is de filosoof Jacques Derrida (1930). Zijn naam is onverbrekelijk verbonden met de term ‘deconstructivisme’, wat we grofmazig zouden kunnen omschrijven als een strategie om de hiërarchische opposities die in elke tekst (literair, filosofisch of anderszins) als ordenend principe aanwezig zijn, te onthullen en omver te werpen. Net als Lacan is ook Derrida in belangrijke mate schatplichtig aan zowel de ideeën van De Saussure als aan de teksten van Freud, en net als Lacan richt ook Derrida zich op de relatie tussen de betekenaars onderling. ‘Angst ohne Vorbild’, en in feite The Text Which is Difficult to Reach als geheel, moet worden gelezen als een kritiek op het poststructuralisme. Waar een dergelijke kritiek in de meeste gevallen een verwerping inhoudt van dat poststructuralisme als een ‘methode’ die niet wetenschappelijk en dus geen methode zou zijn, of als een verzameling hermetische teksten waar voor de doorsnee lezer geen touw aan vast te knopen is, benadert Linetski het probleem van de andere kant. Poststructuralisme en deconstructivisme zijn volgens hem niet radicaal genoeg, en blijven zelf hangen in de zo verfoeide hiërarchische opposities. Wanneer het poststructuralisme werkelijk een breuk met die traditie tot stand wil brengen, moet het zich herbezinnen op zijn wortels: de psychoanalyse van Freud en (in mindere mate) de taaltheorie van De Saussure. Met name het troebele onderscheid in het werk van Freud tussen hysterie en dwangneurose dient opnieuw te worden bestudeerd, aldus Linetski, om tot een leesmodel te komen dat recht doet aan wat hij de ‘tekstuele werkelijkheid’ | |
[pagina 85]
| |
noemt. Hij acht zijn werk dan ook niet alleen van groot belang voor de literatuurwetenschap, maar ook voor de (klinische) psychoanalyse. Het eerste hoofdstuk van The Text Which is Difficult to Reach, ‘The Literary Theory: Between Hysteria and Obsessional Neurosis’, kan als programmatisch voor het boek als geheel gelden. Linetski legt hier allereerst uit hoe Freuds theorieën over hysterie ten grondslag liggen aan de lees- en interpretatiemethodes van de twee belangrijkste exponenten van het poststructuralisme, Lacan en Derrida. Dit ligt in het geval van Lacan wel enigszins voor de hand, maar ook met betrekking tot het werk van Derrida is vaker gewezen op wat Linetski een ‘hysterical birthmark’ noemt. Het hysterische leesmodel veronderstelt, en zorgt tegelijkertijd voor, een fundamentele homogeniteit tussen tekst en interpretatie. Linetski verbindt deze homogeniteit met het psychoanalytische principe van de overdracht, volgens hem het hysterische symptoom bij uitstek.Ga naar eind3 Het hysterisch leesmodel noemt hij dan ook wel een ‘overdrachtsgeoriënteerd tekstueel model’. Het probleem met dit hysterische leesmodel is dat het reductief zou zijn: het verarmt de literaire tekst door deze te ‘hysteriseren’, geschikt te maken voor interpretatie. De tekst verzet zich echter tegen interpretatie, en vertoont daarin overeenkomsten met het klinische beeld van de dwangneurose, die weer verbonden is met het concept van de doodsdrift. Hysterie zoals door Freud beschreven levert, via het overgedetermineerde symptoom, een model op dat als intertekstueel kan worden gekarakteriseerd, waarbij de oneindige keten van betekenaars - teksten verwijzen naar teksten verwijzen naar teksten, ad infinitum - het proces van interpretatie op gang houdt. De dwangneurose kenmerkt zich daarentegen door de onmogelijkheid van een dergelijke intertekstuele keten, door de kortsluiting ervan. Linetski haalt als voorbeeld Freuds ziektegeschiedenis van de kleine Hans aan (‘Analyse der Phobie eines fünfjährigen Knaben’, 1909). Kleine Hans is aanvankelijk bang voor witte paarden, maar door de analyse is die angst gedeeltelijk opgeheven. Als hij nu met zijn vader voor hun huis staat, reageert hij nog maar sporadisch op het zien van een paard met wagen: alleen bij bepaalde wagens is hij bang en rent dan de gang in. Hij verklaart mij ook waarom: ‘Niet alle witte paarden bijten’; dat wil zeggen: door de analyse zijn sommige witte paarden als ‘papa’ herkend, die bijten niet meer, maar er zijn nog altijd paarden, die wel bijten.Ga naar eind4 Als Hans hysterisch was geweest zou de analyse tot het verdwijnen van de hele keten van symptomen hebben geleid, of tenminste tot de vervanging van het symptoom door een ander. Hans zou in dat geval voor geen enkel paard meer bang zijn. Maar het is ondenkbaar, aldus Linetski, dat bij een geval van hysterie het ontsluiten van de pathogene kern leidt tot het verdwijnen van sommige symptomen terwijl andere, identieke symptomen blijven voortbestaan. Daaruit volgt dat in de dwangneurose geen keten van betekenaars kan ontstaan: ‘Datgene wat de dwangneurotische symptomen/betekenaars bepaalt is niet de willekeurigheid van hun relatie met het betekende, maar de onmogelijkheid om onderling betekenisgevende verbanden in stand te houden’.Ga naar eind5 Het verhaal dat Linetski in zijn eerste hoofdstuk ve-telt, wordt - in steeds andere versies en met andere accenten - in de zes hoofdstukken die volgen min of meer herhaald. Elke keer zijn de ingrediënten: a) een kritiek op Lacan en Derrida, die beiden in het overdrachtsmodel blijven steken en zo een hermeneutische traditie voortzetten die op hiërarchische opposities is gebaseerd; b) het herlezen en her- | |
[pagina 86]
| |
waarderen van Freud; c) het plaatsen van de hysterie (en/of het lustprincipe, verleiding, Freuds fort, disseminatie) tegenover de dwangneurose (en/of doodsdrift, paranoia, Freuds da, de angstneurose); en d) het analyseren van een concrete literaire of paraliteraire tekst (twee maal Nabokov, één maal Malcolm Lowry, vier maal een detective).
In ‘Angst ohne Vorbild’ richt Linetski zich op het detectiveverhaal als genre waarin een thematisering plaatsvindt van de twee peilers van wat hij als het dominante leesmodel beschouwt: intertekstuahteit (in de zin van de herhaling van voorbeelden) en de geïmpliceerde positie van de lezer in de tekst. Het eerste element heeft betrekking op de vrijwel nooit structureel veranderende formule van het detectiveverhaal, het tweede op de persoon van de speurder als plaatsvervanger voor de interpreterende lezer in de tekst. Daarnaast is met name vanuit psychoanalytische hoek al vaak gewezen op de oedipale structuur van het detectiveverhaal, met het misdrijf als oerscène. Zo bezien heeft de herhalingsdwang in het geval van het detectiveverhaal niet alleen betrekking op andere detectiveverhalen (inter-tekstualiteit), maar ook op het reconstrueren en dus herhalen van het misdrijf, van de eigen oerscène (intra-tekstualiteit). Als gezegd ziet Linetski in het werk van Lacan noch Derrida een werkelijke deconstructie van wat hij het ‘hysterische leesmodel’ noemt, van het interpretatieve model dat niet fundamenteel verschilt van de geïnterpreteerde tekst en dat gebaseerd is op de oneindige keten van betekenaars die het interpretatieve proces op gang houden. Als variant op zijn alternatief van de dwangneurose als leesmodel, wijst Linetski in dit stuk op het concept van de angst. Met name uit vroege teksten van Freud wordt duidelijk dat deze niet goed wist hoe hij de angst een plaats moest geven in zijn libidinale economie, zodat het concept altijd een mogelijke bedreiging voor en ondermijning van zijn theorieën bleef. Net als het geval is met de dwangneurose laat Linetski zien hoe Freud enerzijds probeert om de angst te hysteriseren en daarmee onschadelijk te maken, maar anderzijds niet om het inzicht heen kan dat hij daarmee een verkeerde voorstelling van zaken geeft en dat de angst zich ontrekt aan zijn pogingen tot hysterisering. Angst lijkt geen substituut te zijn voor iets anders, is in Freuds woorden ‘nicht weiter reduzierbar’, kent geen oerscène of prototype: ‘Angst ohne Vorbild’. De voorbeeldtekst aan de hand waarvan Linetski zijn stelling wil toelichten is uiteraard een detectiveverhaal: Towards Zero (1944) van Agatha Christie.Ga naar eind6 In Towards Zero is het detectivewerk in handen van commissaris Battle. Hij moet de moord op de rijke lady Tressilian oplossen, door uit een groepje verdachten de dader aan te wijzen. De ontknoping van het boek draait om het feit dat één van de verdachten, Audrey Strange, een bekentenis aflegt terwijl zij niet de dader is. Battle herkent deze situatie omdat hij ooit iets vergelijkbaars heeft meegemaakt met zijn eigen dochter. Deze had, onder invloed van de psychologische ‘methodes’ van een | |
[pagina 87]
| |
lerares op haar kostschool, een aantal kleine diefstallen bekend terwijl ze in feite onschuldig was. Dit voorval, dat aan het begin van het boek wordt beschreven, wordt verdubbeld in de bekentenis van Audrey Strange. Omdat Battle echter geen bewijzen in handen heeft moet hij een andere verdachte, Ted Latimer, als dader elimineren, en de werkelijke dader (Audreys voormalige echtgenoot Nevile) uit zijn tent lokken. Het eerste doel bereikt hij door Latimer vanaf een boot in het water te duwen, om zo vast te stellen dat deze niet kan zwemmen en dus de dader niet kan zijn. Bij het tweede doel maakt hij gebruik van een valse getuigenis van een toevallige passant, Angus MacWirther: Battle weet dat MacWhirter liegt, maar veinst dit niet door te hebben. Zijn strategie heeft succes, de dader slaat door. Waar het Linetski om gaat is dat Towards Zero in alle opzichten een detectiveverhaal lijkt te zijn dat beantwoordt aan alle regels van het genre en dat daarmee het hysterisch-interpretatieve leesmodel bevestigt. Er is sprake van een ‘oerscène’ (de moord op Lady Tressilian) die langs rationele weg gereconstrueerd en daarmee opgelost moet worden door een interpreterende lezer/detective. Dit bekende schema wordt echter onderuitgehaald door de bekentenis van de onschuldige Audrey Strange, een bekentenis die wordt ingegeven door haar verlangen de verlammende angst kwijt te raken die zich had opgebouwd in de jaren dat zij samenleefde met een moordenaar. Commissaris Battle moet daarom zijn toevlucht nemen tot het opvoeren van een valse getuige en het in het water duwen van een persoon van wie hij weet deze onschuldig is, en zelfs dan nog moet hij hopen op een bekentenis van de dader. Hij is derhalve niet in staat langs interpretatieve weg tot een oplossing te komen, de angst van Audrey Strange leidt tot een kortsluiting van het traditionele (hermeneutische) leesmodel.
De vertaling van ‘Angst ohne Vorbild’ is gebaseerd op het typoscript van de tekst dat ik in 1995 onder ogen kreeg. In overleg met Linetski heb ik toentertijd in mijn vertaling enkele kleine zaken aangepast: een paar voetnoten weggelaten; een enkele toegevoegd; een paar verwijzingen naar extra bewijsplaatsen in secundaire literatuur in de hoofdtekst weggelaten; enkele korte passages weggelaten die naar mijn mening de duidelijkheid van het centrale betoog niet ten goede kwamen; en een paar formuleringen aangepast die onduidelijk of onjuist waren. Een klein voorbeeld van dat laatste: in zijn analyse van Christie's Towards Zero schrijft Linetski dat commissaris Battle ‘has to provoke the criminal, to push him overboard in order to see whether he is really able to swim across the river, as he was said to do on the night of the crime’.Ga naar eind7 Het is echter niet de dader die overboord wordt geduwd, maar een andere verdachte, zodat Battle vast kan stellen dat deze niet degene is die de rivier over is gezwommen om de moord te plegen. In mijn vertaling heb ik deze zin derhalve weergegeven als: ‘de commissaris moet de dader uit zijn tent lokken, door een andere verdachte overboord te duwen om te zien of deze in staat is de rivier over te zwemmen, zoals de moordenaar gedaan zou hebben op de avond van | |
[pagina 88]
| |
het misdrijf.’ In zijn boek voegt Linetski voegt bovendien aan deze passage een uitgebreide voetnoot toe over het provoceren van daders en/of verdachten als belangrijk kenmerk in veel van Christie's romans. Deze voetnoot heb ik in mijn vertaling weggelaten omdat hij weinig toevoegt aan het centrale argument van ‘Angst ohne Vorbild’. De citaten die Linetski geeft uit teksten van Lacan, Derrida en anderen heb ik, in overleg met de redactie van Parmentier, omwille van de leesbaarheid in het Nederlands vertaald. De vindplaats van de oorspronkelijke tekst staat steeds in de voetnoten vermeld. Het merendeel van de citaten van Freud komt uit teksten die niet opgenomen zijn in de Nederlandse Editie van uitgeverij Boom. Ook hier heb ik daarom voor een eigen vertaling gekozen, met de oorspronkelijke vindplaats in de noten. Alleen voor de citaten uit Towards Zero van Agatha Christie heb ik gebruik gemaakt van de bestaande Nederlandse vertaling De moordenaar droeg blauw. In de noten heb ik zowel de vindplaats van de oorspronkelijke tekst als die van de vertaling vermeld. |
|