toe. Ze hoort hoe een moeder tegen haar kind schreeuwt: ‘Als je niet lief bent, krijg je morgen niets voor je verjaardag!’
‘Nou en!’, schreeuwt het kind brutaal terug.
‘En je krijgt okselharen zoals die Okseldörte uit de Gleimstraße!’
Het kleine meisje begint te huilen. Thuis zet Dörte een plaat op. Wolfgang Petry zingt en eindelijk komen bij haar ook de tranen. Het vriendschapsarmbandje aan haar pols weegt zwaarder dan de zwaarste ijzeren kettingen omdat ze al haar cadeaus voor zichzelf had gekocht.
In het huis ernaast ruimt Norbert ondertussen de rotzooi op van een drinkgelag. Deze Norbert is jammer genoeg ook geen sieraad voor mijn verhaal. Ik bedoel, bekijk hem eens goed. Mooi noem ik anders. ‘Helemaal niet zo erg lelijk’ ook. En vinden jullie niet dat hij een beetje naar vis ruikt? En hij heeft tot overmaat van ramp ook nog een snor! Zijn vrienden noemen hem daarom ‘Snorbert’.
Ja, hij heeft veel vrienden. Ten minste zo lang als hij het bier betaalt. De hele nacht hadden ze gisteren weer bij hem gedronken en toen de laatste tegen drieën met een ‘d-d-dag s-s-snorbert’ afscheid had genomen, dronk Norbert zelf de rest van de drank op. Tenminste één iemand had nog wel kunnen vragen waarom hij ze eigenlijk had uitgenodigd. Hij had geen grote cadeaus verwacht. Een eenvoudig ‘Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag’ was ook genoeg geweest.
Zo. Daarmee zijn de hoofdfiguren van mijn verhaal geïntroduceerd. Hoe kom ik echter met deze figuren bij een happy end? Daar moet ik iets totaal absurds voor laten gebeuren: plotseling zag Norbert Dörtes okselhaar en werd onsterfelijk verliefd, of zoiets. Of ik gebruik een bovennatuurlijke macht, een fee bijvoorbeeld... maar welke fee zou gezien willen worden met types als Norbert en Dörte? Hier is ook mijn macht als schrijver begrensd. Nee, met deze twee wordt het niets, door hen is alles verloren. Maar, wie zegt dat een happy end altijd de hoofdfiguren moet betreffen? Waarom niet een happy end voor de schrijver? Even wachten, er klopt iemand aan de voordeur.
‘Hallo... Ja, dat ben ik... ah... eigenlijk heb ik nu geen tijd, ik ben nog bezig met een verhaal... ach... de lotto gewonnen... en u bent de lottofee... nou, tof, dank je wel, nu ben ik echt waanzinnig blij, dan ben ik nu gewoon heel erg rijk. Man, wat gaat het met mij opeens goed. En ik dacht altijd, geld alleen maakt niet gelukkig. Dat doet het dus wel. Dat wordt natuurlijk ook alleen maar door lui verteld die het rijk zijn nog nooit uitgeprobeerd hebben... nou, nogmaals hartelijk dank... wat zegt u? Hohoho, u mag dan wel een lottofee zijn, maar nee, ik wil niet met u naar bed... Ja natuurlijk vind ik uw nieuwe siliconen borsten mooi, maar weet u, ik heb nu genoeg geld om ze zelf te laten implanteren.’
Opeens hoor ik een gil van een etage onder ons. Dan een schreeuw van ontzetting. Ik flits de trap af, de angstige lottofee laat ik staan.
Dörte staat met grote ogen in de deur van haar woning. Ze draagt alleen sloffen en een bh. Norbert zit op zijn knieën voor een dode hamster, waarop duidelijk de afdruk te zien is van