Tweede vergrijp
Ik hou niet van literatuur met dialogen. Des te meer niet van literatuur die volledig uit dialogen bestaat. Een dialoog is voor mij het instrument van het realisme. Literatuur die volledig uit dialogen bestaat is vaak hyperrealistisch. En ik hou niet van hyperrealisme, of van welk realisme dan ook. Realistische literatuur doet immers alsof ze realistisch is, dit betekent: ze pretendeert de werkelijkheid weer te geven zoals die is. Klassiek realistisch theater leeft van de pretentie dat ze de werkelijkheid kan afbeelden, eventueel door die te concentreren, te verhevigen. Van Kroetz tot Lars Noren worden dialogen aangewend om het leven te weerspiegelen.
Het leven echter bestaat niet volledig uit dialogen. Het leven bestaat voor tachtig procent uit dwangmatig werken en tijdens dat werken wordt af en toe gepraat of gedagdroomd. In de vrije tijd wordt ook gewerkt of gedagdroomd, wordt muziek beluisterd, worden de kinderen verschoond en naar school gebracht, wordt tv gekeken of gevreeën, wordt getelefoneerd of gelezen, wordt ruzie gemaakt of geroddeld, worden vrienden bezocht of familieleden begraven. Die ‘realiteit’ speelt zich in ons hoofd af, niet in een werkelijkheid daarbuiten. Daarom is zij ook niet af te beelden. Je kunt ze proberen uit te beelden. Zo'n poging is de stream of consciousness of de dialoog. Het blijven kunstige lapmiddeltjes.
Wanneer kunnen dialogen literatuur worden? Als ze net zo kwetsend, zo scherp, zo poëtisch zijn dat er een huivering door je heen gaat die je niet in het gewone leven voelt. Als ze samen de kracht van een metafoor krijgen.
‘Jij bent mijn bloemen.’
Hebben de personages uit Noordeloos een job? Mon is er vaak niet, die gaat waarschijnlijk uit werken. Veel geld hebben ze in elk geval niet. Werkt Ama? Dat weet je niet. Ze kan zich blijkbaar wel gemakkelijk en lang vrijmaken. Zij is de figuur die begint te reflecteren op wat er gaande is en wat er gezegd wordt. Zij is ook de eerste die een monologisch terzijde heeft, die het nagestreefde realisme doorbreekt. Vooral de monologische fragmenten, die geleidelijk aan vaker voorkomen, maken gebruik van metaforen. De dialogen verliezen geleidelijk moedwillig de functie om de handeling vooruit te helpen. Kortom, dit binnenhuisdrama kun je moeilijk geheel ‘realistisch’, ‘levensecht’ of ‘waarheidsgetrouw’ noemen.