Parmentier. Jaargang 8(1997-1998)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Marlan Boyer Even slikken Een andere tijd-ruimte Raaf ik wacht nog steeds Fanny jaja gekregen dus van haar Raaf ja? Fanny o zij werd geboren geboren ja op eenzelfde dag als waarop wind moet zijn ontstaan mijn moeder Vera zegt: ‘dat daar is geen kind dat is windkracht 11’ tien jaar later boven mijn wieg haar hoofd wijde haren om twee helle ogen daarin gespiegeld duizend wiegen ik huil meteen maar daarbij ik huil nogal vaak Raaf ja toe nou maar ik ben heel dicht bij je Fanny jij bent heel dicht bij me Raaf verder, en leg er wat ziel in zoals je geleerd is en kijk niet zo dom Fanny pardon? Raaf kom op [pagina 56] [p. 56] het ging je tot nu toe goed af Fanny vond u? hoe weet u wat ik heb geleerd Raaf mens, het stikt hier van de weetjes Fanny en weet u ook van wie Raaf o ja, vooral in de klassieke gedeeltes pakte je zuster je lekker pittig aan Fanny beter altijd beter nooit tevreden nooit Raaf wat wil je zo'n talent Fanny dank u Raaf wat is er, twijfel je als jij zo nodig beroemd wil worden is voor die kuren van jou helemaal geen tijd de waarde! Fanny maar mijn hoofd ik hou het niet goed bij Raaf gewoon een beetje verandering van decor gezellig bedenkingen bij onze deal? Fanny de gordijnen in de kamer maken alles bruin ik wil andere niet die van ons niet die van poep weg - ik wil weg ze slingert haar haar zwart tegen de lucht de wieg duizelt haar hoofd uit de kamer uit [pagina 57] [p. 57] ze opent gordijnen schuift licht terug de kamer in het bruine het stomme alles weg ze lacht: ‘jij bent geen baby jij bent negen straks zal je lekkere fronskop die je bent achter je geest aan moeten kruipen kom op mop, ik draag je of ben je een aap?’ ik suis achter mijn staart aan de lichte kamer door haar zingen hoog in mijn oor ‘zo, en nu die hoed op, we gaan wandelen’ ik krijg de hoed op de leren hoed ik ben een cowboy van xi in een kinderwagen zuig traag aan een lollie zij fluit een lied zij fluit een lied de straat dreunt in mijn rug daar staat de ijsman met het ene oog zij zegt: ‘kijk de ijsman die heet Sjonnie Kapper!’ ik begrijp het niet één oog heeft Sjonnie Kapper op het het andere op mij als hij vraagt ‘met spikkels?’ kijk ik zonder adem - weg van het oog wil ik ‘doe maar’ zegt ze gooit een kwartje in de lucht ketst zon terug naar zon en in haar handen vangt ze goud mijn zus betaalt in goud en Sjonnies oog is van mij weggegled ik ben zwaar van trots ik ben van tovenaars familie! [pagina 58] [p. 58] mijn kinderwagen groeit tot koets als een zweep knalt haar lach tegen de huizen we lopen de mensen kijken zij kijkt niet terug ziet dingen andere dingen ‘strepen’ zegt ze ‘strepen - alles kleur’ ik kijk en alles is kleur opeens wil ik dicht bij haar zijn en als op teken buigt zij zich naar mij toe ‘jij en ik’ kriebelen haar woorden zalig in mijn oor er moeten nog meer woorden achter ik versta ze nog niet maar ik weet dat ze er zijn Raaf zeg, komt er nog iets sappigs de betekenis! Fanny hou je bek! Raaf o pardon Fanny we razen langs de huizen terug het huis in dat is veranderd dat wil zeggen we stappen het huis in in een ander jaar ik loop al heel lang ren ben een aap muziek uit haar kamer het diepe in het hoge ik moet remmen bij de deur het lukt precies op de drempel sta ik stil mijn zus ligt achterover [pagina 59] [p. 59] in een stoel haar ogen stil gesloten stil of ze in een foto werd gesmeten ernstig voor het eerst denk ik dat woord heel warm word ik van binnen haar hand beweegt streelt ze geluid? ziet mij ziet mij niet? ‘kom hier aap hou je mond en luister’ ik vind het eng wij praten altijd schreeuwen kunnen we ook goed maar dit- kan ik dit ook goed? ‘wat je hoort is talent maar ook iets anders luister’ ik luister ‘hoor je’ ik knik ‘nou, zonder dat wordt het niks begrijp je niks begrijp je het is iets heel belangrijks ik wil dat ze het zegt maar ze zegt het niet als het klaar is moet ik weg zoiets weet je als aap ik ga terug naar de drempel haar hand zwaait de deur terug voor mijn oog het andere kijkt door de kier [pagina 60] [p. 60] ze pakt penselen slaat haar haar zwart tegen de lucht en begint fijne lijnen bloed op het witte fijne lijnen schildert ze muziek van bloed? en dan - haar handen slaan op haar ogen voor haar ogen wat ziet ze ik mag niet naar binnen dat weet ik zoiets weet je ik wil geen aap meer zijn ik wil iets groots zijn met grote armen en die om haar vouwen ik sluit mijn oog kan ik zo hard denken dat haar hand wegdwarrelt van haar oog terug naar het doek naar het penseel? ze kijkt om recht in de kier open mijn oog ze zegt: hé aap zorg dat jij later iets doet waarnaar de mensen graag kijken dat het voor ze een beetje warm wordt van binnen zo was ze zietu zulke mensen komen heel dicht bij je zonder dat je weet waarom (geeft dan de steen Raaf houdt haar hand vast) [pagina 61] [p. 61] Raaf prachtig schitterend dank je zeer was hieraan geen belofte verbonden? hoorde ik zoiets? Fanny (trekt hand terug) u heeft de waarde gevraagd ik heb u haar gegeven laat mij door! Raaf tss - geen hand? Fanny (geeft hand, walgt) Raaf wat zijn mensen toch tragisch als zij zichzelf herkennen zalig ding een kusje? kleintje? Fanny u kreeg ruim wat u wou Raaf en jij nog niet het jouwe Fanny (twijfelt, en geeft kus) Raaf je schouder ik wil je schouder zien Fanny (twijfelt, en laat zien) Raaf ja de weg naar je Olympus bijna open de andere ook Fanny (laat zien) Raaf (lacht hard) blijf zo een laatste streek [pagina 62] [p. 62] (legt penseel weg, pakt steen) was even slikken maar achteraf ging het wel wat jij dit portret trouwens er zit een zwart figuurtje op uw schouder wist u dat? (en het been verdwijnt) Vorige Volgende