| |
| |
| |
Peter Swanborn
Bekentenis van een Souffleur
Precies een jaar, een eeuw geleden
Kwam een stem de trappen op, tot aan
De planken vloer. Antieke goden
Halfdoorzichtig boven overtollig water
Speelden rond zuilen en houten arcaden.
Een stadskern vol couleur locale
Op het trottoir zaagsel en kippen.
Nu, aangespoord door het seizoen
Krast de pen en daalt het kwik.
De monoloog op weg naar boven
Met de zachte aandrang van een minnaar
Ingeblazen, met een nadruk op
Grammatica, beroepshalve, als voorzegger
Deed spieren spannen, wervels buigen.
Een stem heeft zo de huid verdund
Tedere golving, lichtrode vlakte
En haren geteld en cellen benoemd.
Het soepel metrum van het voorstel
Vond in weerstand zijn respons.
Buiten cynisch haangekraai.
Een feit een feit, maar zeg nu zelf
Wat zijn observaties anders
Dan vulsel bij gebrek aan voelen?
Ieder kwartier trekt over de brug
Moeizaam een tram. Aan de wand
Een vrouwsportret, brutaal en scherp
Een karikatuur, symbool van 's levens
Daadkracht. Hiervan was ik overtuigd:
Zij dicteert al mijn tractaten
Over wederzijdse eenzaamheid en
Aspirien, de middemachtsgedachten.
Maar dan, geen ware kracht gaat vóór de daad
Als spijtoptant de deur uit.
| |
| |
| |
Tweede Bekentenis van een Souffleur
Het geraaskal op de binnenplaats en
In de lift, ik geef het toe, was poëzie.
De klinkers en de consonanten, volgens rij
En regelmaat, vluchtig als warmte
Vormden mijn wapen tegen de standaard
Tegen de hoogmoed van de gemeenschap.
Lotgenoot, acteur en schaduw, non-persoon.
Vertikaal of, tragikomisch
Als insekten op de rug gelegen
Gingen wij voort - met showtime en
Met doen alsof, de antistof voor
De komst van de dood als gevolg van verveli:
Op deze vloer, door één ontkend als
Pleisterplaats, heb ik de zinnen gezet.
De ramen gelijk een kring van gezichten
Zijn witgekalkt, wit als papier.
Hier groeit het geheugen de grond in.
Los van de gunst en de plicht van de tijd
Neemt de taal een nieuwe wending.
Zachter. Alleen details zijn van belang
Het afval in het water, de koffers op de kade.
Drama kent geen open einde
De scène die aanzet tot afscheid
Is begonnen, jouw hand beweegt het licht.
| |
| |
| |
Derde Bekentenis van een Souffleur
Het elektriek is afgekeurd, toch
Ben ik goed van licht voorzien.
Al heeft de slaap het oor verstopt
Gelijk is mij het oog geopend.
Zo zie ik dan de vele gezichten
In wolken, in stenen en tussen het voetlicht.
Rozen als pijlen, minuten ovatie
Ieder karakter z'n eigen applaus.
Edoch, absent is de protagonist
De held, de god en het subject
Van bakvisdroom en dichtersdweep.
Pas na de aftocht van publiek
Decor verplaatst, collega's dronken
Verschijnt hij in de achtergrond.
Gereduceerd tot figurant, ontdaan
Van tekst en breed gebaar.
Vanuit mijn hok zie ik hem gaan
Zijn schoenen volgen mijn twee ogen
Het ijzig lichaam een magneet.
| |
| |
| |
Vierde Bekentenis van een Souffleur
Zou het ‘zich op straat begeven’
In cafe's, op het trottoir
Zou aandacht van een camera
Zou medicijn of sympathie
Je hebt gelijk, mijn handicap
En zonder ook maar acht te slaan
De tijdgeest roept om virtuoos
Mijn hartslag vraagt om regelmaat.
Links en rechts het tromgeroffel
Dovend licht, een rookgordijn
En schimmelgeur van natte kalk.
Het viertal muren heeft als spons
Braakt verzadigd het bestand
Van frasen en citaten uit.
Brief na brief, een stapelplaats
Van esthetiek en commentaar
Moet klinken als het koor
Dat zichtbaar in de achtergrond
Met overvloed aan sentiment
De mening van het volk opdreunt:
‘De dood, de dood en geen genade’.
| |
| |
Het podium is kaalgevochten
Geen vernis, het goud verbleekt
Het marmer draagbaar als karton.
Maar wat is dit? Dit is bekend
Zal en kan een ander mens
De eenvoud en de levensdrift
Of wat daar nog van over is
Een hoge C, jouw lichaamsgeur
De schijn van de herhaling
Idylle kent geen dubbelrol.
| |
| |
| |
Vijfde Bekentenis van een Souffleur
Het is ochtend en het is tijd
En ik ontdek en ben verbaasd
Hoe tot nu toe geen streng systeem
Van goed en kwaad, van onderscheid
Opstand, aanklacht, rebellie
Drijfveer staat gelijk aan dwang.
Vierkant is het raamkozijn en
Cirkelrond het tijdsverloop.
Geen woord of zin of nieuw fragment
Onderstreept met rode pen
In de kantlijn of als voetnoot
Raakt de kern. Analfabeet.
Mijn idioom is loos jargon.
Zonder keuze, wat te doen?
Bij gebrek aan snel effect
(naast verlies van waardigheid
geen wederkeer, herrijzenis)
Vormt de taal de laatste macht
Een knaagdier in het struikgewas.
Zwijgen staat gelijk aan graf.
Het vensterglas ligt op de grond.
Herrie, zuurstof, duisternis - zo
Golft omgeving langs mij heen.
Onder de vloek, de zekere toon
Is twijfel slecht verborgen.
Uitkomst biedt geen antwoord
|
|