| |
| |
| |
Arno Schmidt
Mijn bibliotheek
Vertaling: Jan H. Mysjkin
1.
‘De schilder wou de jongen afbeelden met een kooi waarin een vogel zat; maar dit voorstel wekte zijn volle afkeuring op -: ‘Met een hele grote hoop boeken moet u mij schilderen,’ zei hij, ‘en anders wil ik liever dat u mij helemaal niet schildert!’ Adolf Stahr, Lessing
Want ook vanuit dit oogpunt bekeken, kun je ze van meet af aan alweer in dezelfde 2 bekende groepen verdelen: de schrijvers die per se & in rechte lijn van de ‘priester’ willen afstammen; en de andere die, wanneer je bij ze informeert naar hun geestelijke voorgangers, nors ‘hordeclown’ opgeven.
Het ligt in de lijn der dingen dat de gewone man de voorkeur geeft aan de druïde, en het als een kenmerk van waarachtig genie aanziet wanneer die geen voet in een universiteitsbibliotheek zet; want de normale mens is lui, warrig & méchant - dus moet zijn lievelingsauteur luier, warriger & méchanter zijn. ‘Schrijven is een gave’, luidt het in deze kringen, (pff!: I wouldn't have it as a gift!); in het beste geval lethelallend=automatisch, (wat meestal leidt tot apocalyptisch & ander opgewonden gedoe van de derde rang); het schrijven moet met een zeker regelloos gemak gebeuren, (en het overhaaste, ietwat pre=chaotische voorkomen van het resultaat wordt als vooropgezet gepresenteerd). Wat hun uiterlijk betreft, geldt voor dit soort van schrijvers de regel van de ‘verzorgde onverzorgdheid’; vandaar hun rare kop- & kingewas; alleen al aan de kledij moet je kunnen zien dat ‘er iets niet klopt’; en de verpakking waarnaar ze het meest smachten, is bijna altijd een vergulde Rolls=Royce; (afijn, je moet een bezadigd idioot te zien krijgen). / En meteen het andere (mijn) standpunt: naar buiten toe & in het leven zo onopvallend & retiré als maar kan, (er valt toch al zoveel aan de
| |
| |
schrijftafel te beleven!). ‘Mythe’?: in mijn ogen is het ‘algemeen belang’ daarvan zo gering, dat ze er veeleer uitziet als een geschematiseerde, verarmde, geplukte volle=alledaagsheid. En een vlijtige clown houd ik, in vergelijking met een priester, voor een beduidend interessanter, ook diepzinniger, (ja eerbiedwaardiger!) persoon.
Nou goed, laat dat een kwestie van smaak zijn zoveel je wilt. Ik claim eigenlijk alleen maar de vrijheid om diegene die me recht in mijn gezicht zegt dat stifter Duits heeft geschreven, lusingando tegen te werpen: hoezeer ik Odysseus van joyce waardeer als het boek van de eeuw - gepubliceerde twijfels zijn altijd nog 1 greintje kennis; we zullen wel zien wie in the long run de bijdrage heeft geleverd die Gutenberg de meeste eer aandoet.
| |
2.
‘Wie reeds op aarde de kwellingen van de hel wil leren kennen, hoeft maar zijn bibliotheek te verkopen!’ Alexander v. Humboldt
Hij had er namelijk 20.000, (tieck 16, menzel 15, schoppenhaure 10, de quincey 5, ik 3 odd); en het getal alleen al levert een hele warwinkel van gegevens op; bijvoorbeeld
a) hoeveel boeken kunnen onze arme menselijke hersenen, zoals die momenteel zijn gebouwd (biologisch welteverstaan), eigenlijk beheersen=beheren? / Heel ruim genomen lees je ‘met oordeel’ van je 5= tot je 25.000ste levensdag; gerekend met 1 boek per dag (opnieuw ruim genomen; het veronderstelt tijd & aanleg voor lezen) zou je dus 20.000 boeken kunnen opnemen, (d.i. 0,1 % van wat beschikbaar is).
b) hoeveel boeken heeft een schrijver eigenlijk nodig? / Wie als priester Johannes is gebouwd, heeft er in feite helemaal geen nodig; in zijn vrije tijd consumeert hij door de band detectives; (en mocht hij ‘Herpes Zoster’ ooit voor Griekse godheid houden, ts, dan hebben zijn lezers dat toch niet in de gaten). De clown, die met vertalen (ver=tollen) & lit.hist. kluchten (kul=luchten) moeizaam in zijn onderhoud voorziet, (echt vrij de=libereren kan hij pas na gedane dagtaak), heeft er veel nodig. In de stad, dicht bij een grote bibliotheek, trekt hij zich met een paar honderd titels uit de slag; in landelijke afzondering, waar autarkie een allereerste vereiste wordt, (je kunt niet dag in dag uit rondhossen, dat is een uitermate onaangename & oninteressante barrière!), ligt het minimum naar mijn ervaring rond de 60 meter boeken, (zo'n 2 duizend stuks; 3 is beter; per slot van rekening word je, wanneer je lang genoeg leeft, vanzelf specialist op zo'n dozijn microdomeinen).
| |
| |
c) waaruit bestaat zo'n handbibliotheek? / Niet dat mijn eigen hutje - 1 morgen heide rondom; in het lommerrijke berkenloof wiegelt de televisieantenne - de maat van alle dingen is; maar ‘in doorsnee’ zal 't er zo uitzien: 30% naslagwerken; 30% voor de vreemde taal van waaruit wordt vertaald; 30% vakliteratuur over het vermelde 1 dozijn oudere lievelingen (onder wie ook boezemvijanden kunnen zijn); en de overige 10% - tja, dat zijn nou precies de geheim=zinnige, bibliogene, ‘stomachale’ (eta hoffmann) boeken die je meestal verzwijgt: straks meer daarover.
d) waarom hebben ‘priesters’ geen boeken? Ik denk er nu pas aan=eh... / Antwoord: zeker; er bestaan foto's van ‘karl may in zijn bibliotheek’ - helaas, wanneer je de loep erbij haalt, dan bestaat de helft van diens splendide erbarmelijkheid uit zijn eigen presentexemplaren; en al had hij een 12-delige pierer (jeetje, ook niet meer dan 'n derderangswoordenboek!), toch was de rest van het bladdeeg louter decoratie. (Met twee uitzonderingen: ‘spiritisme’ moet een grote stimulans voor hem zijn geweest; en onlangs werd me door een antiquaar uit de ddr een brief van de oude aangeboden, waarin een hele rits baby=literatuur wordt besteld:?/ Bestaat er iets schameler, ja onnozeler dan de ‘marginaliën’ van william blake in de 5 boeken die hij naar alle schijn in de loop van zijn leven heeft gelezen? (Waarbij ik er onze uitgevers (wier armoe aan titels gelijk opgaat met hun drang tot daden) terloops op wijs dat ze daarin geen beletsel moeten zien om een reusachtig prenten boek op de brd=markt te gooien.) / Neenee: wie ‘tijdeloze’ ‘gezangen van gekken’ in ‘verzonnen landschappen’ als ‘poëtisch’ kwalificeert, kan ‘kennis’ niet anders zien dan koel, ontwrichtend en onartistiek. En wie hartstochtelijk nieuwe jungles aanlegt, kan het onmogelijk vinden met diegene die de oude weliswaar niet kaalslaat & met beton bedekt, nee, maar wel 1 pad voor flaneurs kapt & de hemeltergend stinkende moeren draineert: waardoor de bewuste streek niet noodzakelijk lelijker wordt; (ja, misschien wordt ze er pas echt zicht= & genietbaar door?).
e) (dit met boosaardige stem): de heren ‘clowns’ halen dus boeken naar zich toe met de bedoeling die te compileren en te plunderen? / Antwoord: lees alsjeblieft verder.
| |
3.
1. ‘Wat heeft het arme kind jullie steeds meer aangedaan?’
Cantiz, †1699.
2. ‘wat heeft men jou, arm kind, aangedaan?’
goethe, o1749
| |
| |
‘Wie van wie?’ is, zoals iedereen kan zien, de vraag niet, het spijt me. / De operaliefhebber, die de Meistersinger van wagner of Zar & Zimmermann van lortzing hoog aanslaat, zou de libretti ervan es naast Die deutschen Kleinstädtem + Carolus Magnus, de dubbelkomedie van (de o zo vlug versmade) kotzebue moeten leggen: hoe vlijtig & leerzaam werd daar niet uit ‘geput’! / Ook met het mooiste werk van de grote edgar poe in je hand aan de kant van het hart, kun je schier altijd in je rechter een of ander oud boek ter (soms bijna pijnlijke) vergelijking houden: The Island of the Fay?; diverse elementen zijn een doorslag van Lalla Rookh van moore. The system of doctor Tarr & Professor Fether?: zie tieck, de plaats waar het staat. / Enzoverder, enzovoort, in infinitum.
Als eerste bijgevolg: zoals de omgang met mensen, ja ‘het volle leven’ sporen nalaat op een auteur, zo ook laat zijn bibliotheek sporen na! (Uiteindelijk is ‘lezen’ niets anders dan een gedegen onderhoud met een boeiende, om niet te zeggen opmerkelijke persoon.) Voortdurend & overal worden materiële bruggen geslagen, treden krachten van eb en vloed in werking, wordt de niet of slecht gebruikte inval van een voorganger tot krachtbron. Toch waarschuw ik er met klem voor dat je niet al te vlot ‘diefstal’ moet roepen, wat bijna altijd te grof is. Want eigenlijk is er wat roof aangaat, niemand zo notoir als de ‘priester’ (de aartsvaders wisten al hoe je uit Gilgamesj een ‘zondvloed=verhaal’ pakt); als tweede moet je een scherp onderscheid maken tussen de subtiele maar aparte trappen van een scala als deze:
toevallige overeenkomst |
cryptomnesie |
opzettelijke ‘allusie’, (met parodiërende bedoeling of vanwege het mooie ‘echo=effect’) |
aanzienlijk uitwerken van een 1=regelige=inval die de oorspronkelijke auteur zelf liet liggen, (verschil tussen ‘eikel’ en ‘eik’!). |
verbeterende werking, die van een episode die niet ten volle werd benut, ja werd verknoeid iets heerlijks kan maken. |
ontlening=herschrijving vindt meestal ook genoeg ‘verklaringen’; (jeugd uitputting armoe ouderdom). |
Dan volgt er ook nog de overhaaste=brutale overname, die een slechter resultaat oplevert dan het origineel.
En tot slot, jammer genoeg, het pure plagiaat, waarbij je voorhoofd er schier noodgedwongen als een wasbord gaat uitzien; (je moet al heel lang geleefd hebben om er ook hier het tout comprendre op na te houden). - De meeste ‘Klassiekers van de Wereldliteratuur’ worden pas begrijpelijk & genietbaar wanneer je zowel hun biografie als hun lectuur op het oeuvre projecteert: gutzkow, die compleet in het vergeetboek is geraakt, neemt enorm aan bekoorlijkheid & diepgang toe, zodra je je in dit opzicht een weinig moeite getroost. De
| |
| |
lezer die alleen al bij een blik op Finnegans Wake, van joyce bereid is om naar alle Marsen te reizen, is misschien niet meer dan belezenheid aan te bevelen; blz. 434 e.v. bijv. worden meteen helder wanneer je thorne smith kent. Wie fouque correct wil begrijpen, moet een auteur kennen die niet eens in de Allgemeine Deutsche Biografie voorkomt; gallus (1762-1807); toegegeven, het is krankzinnig; maar zo is het. -
Kon je maar in ieder afzonderlijk geval weten wat de auteur zoal heeft gelezen! -
| |
4.
‘In oude boeken snuffel ik maar al te graag - / De nieuwe zijn helaas zelden spek voor mijn bek. / (ik ben zelf reeds oud; het nieuwe ligt ver van mij).’
Chamisso, Alexandersage
Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de ‘eerste lectuur’, die verstrekkende gevolgen heeft: erger dan de eerste liefde!
Juist de braak liggende & tegelijk gulzige=zwervende verbeelding van het kind wordt ongelooflijk sterk bepaald door prille modellen van het gedachtespel; die vervolgens op de wijs van ‘on revient toujours’ het hele leven & werk door grondwater=waarde verkrijgen. ‘Alleen al het zien van een boek brengt het kind dat met leeshonger is behept in een staat van sidderende begeerte. Het jonge wezen leeft & weeft enkel in wat gedrukt is, wat dan ook; het zoekt de verste hoekjes op om het geliefde voer in alle rust te kunnen verstouwen; de vroege morgen= of late avonduren verschaffen geen slaap aan het oog dat belust is op letters’; (immermann). Een van de stigmata van diegenen die ertoe zijn voorbestemd te eniger tijd op grootse wijze boeken te emaneren; (juister: erin op te gaan). Het komt erop aan deze ‘boeken uit de kinderjaren’ te identificeren.
Geen licht karwei! De allereerste ‘prentenboeken’ gaan meestal verloren; en daarenboven heerst hier het waan=zinnigste toeval: wat de (vaak geheel onliteraire) ouders voor de handen komt; wat je van een schoolvriend of onnadenkende buur leent; het ‘kerstgeschenk’ waarom men verlegen zit (bij de ‘confirmatie’ gaat het er nog clichématiger aan toe) - het is ronduit akelig met hoeveel achteloosheid het woord=serum, waarmee het kind voor zijn leven wordt ingeënt, het huis binnenkomt!
Af en toe verschaffen de schrijvers zelf een paar vingerwijzigingen. / Bij de ouderen staat Robinson frappant bovenaan (zschokke, jean paul, tot eulenberg); bij nog meer schrijvers Die Insel Felsenburg: moritz, voss, goethe, oppermann. cooper is sinds 1840 een favoriet; van goedeke, verne, hauptman, molo; vanaf 1890
| |
| |
verdrongen door karl may, (werfel, zuckmayer, zweig, i.i.; voor may zelf was het de 4000 bladzijden tellende keukenmeiden=kitsch die toen in het spoor van sue als een ware epidemie om zich heen greep). Zodra de bijbel wordt genoemd, is het altijd alleen het ot; (het nt lijkt de verbeeldingskracht van de kinderziel veeleer te fnuiken dan te stimuleren - aan de ‘andere kant’ getuigen de jukboomachtige aanbevelingen van schopenhauer wat jeugdlectuur betreft van een waarachtig transcendentaal onbegrip!). Soms volgt de ‘beslissende lectuur’ pas in de tienerjaren: hoe overtuigend schildert tieck niet de gevoelsorkaan waarin hij - op een uiterst gure najaarsavond, in een populierenlaan, onder een koude miezelregen, al staande - Hamlet verslond; (‘tis bitter cold to=night!’).
Aangezien ik het hier over auteurs in knop heb, ga ik voorbij aan de therapeutische waarde van het gedachtespel (het woord komt al bij herder en gaudy voor); maar niet aan de literaire gevolgen ervan. Zo bespeurt jules verne de onweerstaanbare drang om zijn lievelingsboek, Gordon Pym van poe, ‘voort te zetten’; en al is diens Sphinxe de Glace nogal stroef uitgevallen, toch blijft het een feit op zich opmerkelijk & leerrijk. Was de omvangrijke voortzetting van Die Insel Felsenburg door johann heinrich voss maar bewaard gebleven; wat had diens parafrase niet allemaal aan het licht gebracht; (want zo'n ‘lang gedachtespel’ is niets anders dan de lege vorm van de werkelijkheid die de speler omringt (en meestal inperkt); en een geraffineerd gemaakt afgietsel levert een uiterst subtiel Portrait of the Artist as a Young Man op!). Dat er maar zelden grote kunstwerken (veeleer hertenbokken en osezels) ontstaan bij zulke gedwongen kruisingen, doet niet ter zake; zo'n geval wordt pas interessant door de detective die in dienst van de literatuurpsychologie leven & werk decodeert, vondsten opdelft, ‘op het spoor’ gaat; en het wint nog aan belang wanneer je beseft dat er ook in het intellectuele leven der genres onmiskenbare ‘Places de l'Etoile’ bestaan, van waaruit generaties lang, in alle richtingen, altijd weer flaneurs vertrekken - in het algemeen worden de meeste ‘dingen’ pas iets doordat vele & zo mogelijk belangrijke individuen er hun gedachtespelen op afstemmen. Dat is de verklaring voor de talrijke, goed=zichtbare ‘reeksen’, of liever ‘knooppunten’ in het netwerk van de wereldliteratuur.
Voor de ‘hond Berganza’ is het een reeks: cervantes, hoffmann, gaudy. De ‘holle aarde’ daarentegen heeft zoveel van een Poolse vlecht dat een overzicht alsnog niet mogelijk is. Holle bergen, met ‘verborgen schatten’ & luilekkerlandelijke rijkdommen, waar men zich via moeizaam=duistere gangen heen moet werken, spraken al tot de verbeelding van de primitieve mens. De rattenkoning uit vroege sprookjes & heldendichten terzijde gelaten, heten de grote literatuurwaardige haltes uit de nieuwe tijd: holberg, Niels Klim; casanova l'Icosameron; (steinhäuser komt tussen); 1863: tezelfdertijd verne, Voyage au centre de la terre en storm, Regentrude (een zuiver vruchtbaarheidssprookje trouwens); en, steeds verder, over Letztes Märchen van p. kel- | |
| |
ler tot de Wintergarten=episode van werfel in Stern (die ik overigens niet kende toen ik mijn Tina schreef).
| |
5.
‘Hier stonden uitgaven die kostbaar want de eerste waren, en daar andere die niet minder werden gewaardeerd want de laatste waren. Nu eens werd een boek bijzonder op prijs gesteld omdat er de ultieme correcties van de auteur instonden, dan weer merkwaardig genoeg omdat zulke correcties ten enen male ontbraken.’
Walter Scott The Antiquery, Hfst. III
Het lijkt wel van een waarachtig bovenaardse oprechtheid om uit zijn Cité des Livres ook maar aan te stippen (laat staan ‘bekennen’), ‘met welke fazanten & kapoenen men zijn buikje heeft gemest’, (goethe; een groot man; ook als klauwn). Terwijl elke schrijver weet hoeveel moeite het kost om een fonkelnieuwe leugen ijzersterk op te dissen, (sjieker: een groot afgesplitst bewustzijnssysteem op poten te zetten) - zelfs een joyce, die er zich systematisch op had toegelegd om schoolse grillen zoveel mogelijk van zich af te zetten, betaalde een forse tol aan het geheugen van de mensheid; want Odysseus en Wake zijn toch alleen maar door freud & carroll denkbaar geworden.
Waarmee ik bedoel: eenieder die beroepshalve boeken voortbrengt, (die vroeg of laat toch op de ontleedtafel belanden), kan zich maar beter niet beroemen op tongzoenen van de Negen; of op de ‘bron des overvloeds’ in zijn allerhoogste innerlijk; en gewauwel over ‘oosterse geheimenissen’ versterkt (tenminste bij mij) zijn po=zitsie al evenmin, (die oosterlingen van hem zouden gek van eerbied zijn geworden, wanneer ze 'n televisie hadden horen giechelen!); hij zou ons beter een inventaris van zijn bibliotheek nalaten; (na zijn † te publiceren: kan zijn weduwe, die vaak heel wat te verduren heeft gekregen, nog geld mee verdienen; terwijl hij zich op de plek bevindt die hem toekomt). De parabel van de schuur: wanneer die op invallen staat; en de timmerman die het zaakje komt bekijken geen gereedschap bij zich heeft, maar enkel frasen over ‘oeroude gildegeheimen’; op mijn vraag hoe hij de renovatie van het vakwerk precies wil aanpakken, me vluchtig=koket zoiets in mijn niet=baard toebromt als ‘ingeving, beste meneer; alles ingeving’ - tja, dan leid ik hem stilletjes aan mijn hand naar het tuinhek; en neem liever een concurrent onder de arm die het voor een dakgebint kan stellen zonder dergelijke hypothesen. -
paul ernst heeft zijn biblio in dit opzicht zeer keurig opgegeven; goethe is sowieso overgedetermineerd; uit de ‘briefwisseling’ valt altijd wel iets te halen, (maar niet het belangrijkste; ‘trust a cat among cream!’);
| |
| |
door de band laat de stand van het onderzoek op dit punt te wensen over. Helaas heb ik de mij toegemeten ruimte al lang overschreden; anders hadden mijn belijdenissen wat leeservaringen betreft hier een plaats kunnen krijgen, en dat kon wel voor een paar verrassingen zorgen - - maar stop!; nee: zo'n bedrijfseconomische blindheid kunnen we beter aan de ministeries (minus=theries) van deze wereld overlaten. In alle geval kan ik beter de (hierbij onvermijdelijk geworden) kranten=rondvraag afwachten a la ‘boeken die mijn werk inspireerden’. Aansluitend daarop wordt die dan in een fraai pocketboekje verzameld, (levert weer 'n paar roebels op). Jaren later, bij gelegenheid van de eventuele Verzamelde werken, word die dan in 1 van de miscellanea opgenomen; (en het gaat me nog goed af ook, dat ik tot ‘Miss Celle’ word gemaakt!).
Die Zeit, 4 juni 1965
|
|