Parmentier. Jaargang 6(1994-1995)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] T.C. Meereboer De raadselachtige arrogantie Psalm 73 Op de wijze van: Verderf niet. Een leerdicht; een lied der liefde. 1 Waarachtig, weinig is Goed, in het geringe blinkt uit wat echt is. 2 Maar mij aangaande, bijna ging ik overstag, bijkans week ik af van de ware weifelachtigheid. 3 Want ik raakte jaloers op de arrogantie, toen ik haar schitterende populariteit zag. 4 Nergens heeft zij blijkbaar moeite mee, vlot en overrompeld is haar verschijning; 5 de kwelling van bescheidenheid kent zij niet, en met andersdenkenden wordt zij niet geplaagd. 6 Er is sublieme imperfektie in haar sieraden, gladde zijde verhult haar ellebogen; 7 haar ogen zijn altijd de hoogst gegooide, blijken van bewondering aanvaardt zij glimlachend. 8 Zij bespot, veroordeelt of steunt, net wat van pas komt, zij spreekt uit naam van de beste beschaving; 9 zij zet een mond op tegen mislukking en onmacht, en haar stem wordt altijd en overal genodigd. 10 Daarom wendt eenieder zich steevast tot haar, doch als zeldzaam water wordt er naar haar gesmacht; 11 men zegt: Hoe immers zou hij het weten, wiens argeloze kracht is geworden tot bedachtzaamheid, wie zijn vermoedens gedurig blijft toetsen aan twijfel? 12 Kijk, zo vergroot de arrogantie haar aanzien, zelfverzekerd breidt zij haar invloed uit. 13 Tevergeefs heb ik mij voor mezelf willen houden, en meer verzwegen dan ik dorst te zeggen. [pagina 70] [p. 70] 14 Dagelijks werd ik door eigen toedoen geplaagd, iedere ochtend sloeg ik mijzelf, door op te staan als eenzaam gestrafte. 15 Als ik zou zeggen: Ik zal me de arrogantie eigen maken, juist, was ik dan niet afvallig geweest, alsook onderworpen aan wat ik verachtte? sela 16 Ik tobde erover om dit te doorgronden, een onontwarbaar kluwen was het naar mijn idee, 17 totdat ik de engelenbak verliet in de schouwburg, waar de arrogantie haar triomfen viert, en keek achter de coulissen en voorbij de spiegels. 18 Haar façade wordt gestut door glibberige plakkaten, die haar luister eens doen instorten tot puin. 19 Hoe zal op een kwade morgen deze verfraaide actrice in een mum tot ieders ontsteltenis verschrompelen; 20 net een droom na ontwaken, lieve hemel, de veile oogopslag van slaapdronken arrogantie! 21 Toen ik in hart en nieren verbitterd was, en om het minst of geringst geprikkeld raakte, 22 (toen) was ik als goudvis zonder kom, hond zonder mand, ik had mezelf als huisdier verwaarloosd. sela 23 Maar voortaan zal ik met haar en voldaan zijn: ik heb de arrogantie om haar hand gevraagd, 24 en aan de leiband liet ik me meevoeren, heerlijk de nachten die ze mij bereidt. 25 Wie had gedacht dat we in een hemelbed zouden slapen? Naast mijn actrice tolereer ik geen ander; 26 mijn geest is voor haar kunstig lichaam bezweken, doch mijn hart is trots, haar geslachtsdeel eindeloos, 27 want zij, die verre van vrouw is, haar rondingen zijn denkbeeldig, haar lichaam een fantoom, ik tref slechts mezelf als ik haar overspelig verlaat; 28 maar mij aangaande, het is mij goed zo geringd te zijn, in de echt heb ik mijn toevlucht gezocht, en van dit schijnhuwelijk wilde ik vertellen. Vorige Volgende