| |
| |
| |
Adriaan Litzroth
Aan de Raad van de verhulde goden,
...-...
-...-
Bij Psalm 55
Sorry dat ik Uw alarmcode kraak,
maar het is hier echt niet meer te harden.
Er zit ruis op deze lijn, wat zegt U?
Ik voel me zelf ook niet goed, maar
daar zou ik U niet voor durven storen.
- Hoe ik aan Uw golflengte kom?
van de straat geadopteerd,
- Zijn nummer weet ik niet nee.
- Straf hem niet voor deze overtreding.
Als ík hem niet getroost had,
was hij vast gedeserteerd naar
de rebellenclub van de demonen.
Ach, mijne dames, heren Goden,
-Wat het probleem dan is?
De ‘horizontalen’ maken er een potje van,
zij verworden meer en meer.
Het is een wonder dat U nog
een luisterpost bemand houdt...
Ze lachen om die pogingen van mij
contact te zoeken met Uw tribunaal
| |
| |
Is mijn hekel dan zo onverheeld
dat zij zich ballen in hun haat,
het onderling geschil vergeten
om spot in moordlust te verharden?
Ze menen stellig dat de eenling
toch geen wraak kan nemen.
Of herkennen zij van vroeger uit
in de profetenvinger naar omhoog
Zij die al zo lang ongestraft
de langere termijn vergeten.
Nee, geen pleidooi voor eigen lijfsbehoud.
Ik wist mij al tevoren in te dekken
ben zogezegd ‘onschuldig’.
Maar als ik zomaar op de gok
iets voorlees uit de krant,
krimpt niet ook bij U - als in de psalm -
(Dat U van beelden - op teeveejournaals -
geschokt bent, heb ik niet verondersteld.
Uw Jahwe vroeger, leek me ook al
Hoe lang kan ik mij nog veilig wanen
van besmetting met het virus van de tweedracht?
Krampachtig verdedig ik de Waarden,
terwijl van binnenuit mijn kracht
wordt ondermijnd door sluwe praat
van cynisch-laffe vrienden.
-Ze hebben Jullie niet gevonden
in de grote koude duizeling van 't heelal.
('t Spiralende continuüm naar 't microminuscule
werd niet eens naar Jullie onderzocht,
noch wat sneller dan de Tijd tolt in 't occulte.)
| |
| |
- ‘Je moet een beetje selectief zijn tegenwoordig’,
Het konden wel mijn eigen woorden zijn!
U valt weg, hallo, ontvangt U mij?
‘Sticht verdeeldheid in hun kamp’,
smeekt de psalmist, op wraak belust.
Nou die heeft zijn vet volop gekregen.
De achterdocht is overal terecht.
En nergens bij de vuile usurpators
is er moed tot verder-ziende eerlijkheid;
Oprechtheid wel helaas, ja:
bij de dommen omgeschoold
door demagogische demonen
de produktieteller stop te zetten.
(Het militaire industrie-complex,
het duivels pentagon der aardse zinnen,
dat beheersing aan verwoesting paart,
Klaag dat bij voorbeeld maar eens aan!)
- De patiënt aan zijn geploeter overlaten?
Gebrek aan motivatie... ah!
De onsterf'lijkheid beërven
die ons dan nog openstaat:
de onsterf'lijke gemeenheid?
We wilden ons tot godenras beschaven
Ons mens-zijn was maar overgang en maskerade.
Het spijt me, U klinkt boos?
- Deemoed, meen ik te verstaan.
- Hebben wij al lang vergeten.
| |
| |
Het woord is gruw'lijk gedateerd.
Ben ooit zo geweest als de psalmist,
behalve het verraad van Intimus,
de liefste vriend en deelgenoot.
Ik kan geen spijt betuigen over
onbegrensd vergieten van vertrouwen:
Mijn achterdocht heeft pas heel laat gekozen,
voor schuilen waar het goede huist,
't intieme en het veilige;
in de haven van het privé-bestaan
De steen des aanstoots moet ik zijn?
Mijn openbare plicht vervullen,
en botsen met de Wereldgeest?
Waar haal ik dan de kracht vandaan?
(Posten bij de discoholen zeker,
waar na vergeefse anti-propaganda,
de jeugd weer zuigt en slikt en snuift,
de kille gruwel van extase consumeert.
Of machoboys op wapentuig fouilleren,
op school, waar meiden door de mode opgetut
groepsgewijze dwepen met de stoerste bink?
‘Zij zijn allen, ik ben alleen’,
Een waan die ons wordt aangepraat;
de grote meerderheid van machtelozen,
denkt vast gezonder nog dan ik.
| |
| |
Vreesloze zelfgenoegzaamheid,
het staakt-het-vuren schendt
en de protesten platslaat
van wie gisteren zijn buurman was.
Die de heiligheid van 't Woord
in hoogmoed heeft vermoord:
Hij kan niemand meer vertrouwen.
Schrikt hij op uit rusteloze slaap,
de schikgodinnen van zijn schuld,
- wroeging niet maar echt gevaar -
vervolgen hem ook overdag en overal.
De dingen die hij maltraiteerde
smeden een komplot en keren
zich ‘en masse’ tegen zijn bestaan.
Ik, schuldige met al te schone handen
beloof (misschien actief) verzet...
Laat mij dan mijn engel maar:
Het Vertrouwen zelf, de Hoop.
|
|