Parmentier. Jaargang 6(1994-1995)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Bram Hulzebos [naar] Psalm [22] Een lichte ochtend om iets onbelangrijks te zingen, helder, niet echt iets te zeggen. Net echt. In het plantsoen praat een meisje - ze kijkt over haar schouder - met haar hond. Door het natte gras loopt hij haar blote voeten achterna. U bent een vreemde meneer, u knikt en gaat voorbij. De dag voelt als een pyjama aan. Beter zo. Dat niemand iets gebeurt. Daar zaten wij. Nog even en ik waai weg. Hou me vast, of stel een vraag. (Stel: ik had op u gewacht, op u toegezien, u thuisgebracht.) Aan wie je nog een gedachte waagt, die is er nog, zeggen ze. Iedereen zegt dat en ik stamel het ze na. Er rilt een vogeltje in mijn keel. Nog even. Ik wil een hondje dat neerslachtig achter mij aandrentelt en dat mijn blote voeten likt. Vorige Volgende