[Nummer 4. Nieuwe Psalmen]
Kees Fens
Geworteld waar water stroomt
De psalmen zijn de lyrische samenvatting van het Oude Testament genoemd. Toen de joodse schriften in het licht van het Nieuwe Testament voorafschaduwing werden en als zodanig ook werden gelezen, kregen ook de psalmen het karakter van voorspelling en spiegelschrift; ze werden, als lyrische samenvatting van de hele bijbel en van het christelijk geloof, het hart van de eredienst van de christelijke kerk. En ze zijn dat in ontelbare vertalingen en berijmingen tot vandaag gebleven. In honderdduizenden snippers zijn ze - in de Latijnse, eens de officiële vertaling van de kerk van Rome - terecht gekomen op ramen en schilderijen, op banderollen van engelen, als teksten op kerkmuren. Als alle poëzie hadden regels uit de psalmen de mogelijkheid tot meervoudige betekenis.
‘Lyrische samenvatting van het christelijk geloof’ is te weinig. De psalmen verwoorden ook, en dat vaak, zeer direct de situatie van de gelovige zelf (en in de traditie werden dat de gelovigen en dus de kerk). En dat van de diepste diepte tot de hoogte van het geluk van de lyrische lofzang, van godverlatenheid tot godverering, vaak binnen de ene psalm. Het is niet moeilijk vele van de psalmen te lezen als verwoording van de ‘condition humaine’, - de directheid van de taal ervan maakt dat mede mogelijk. Dat heeft ze een leven gegeven boven en buiten de joodse en christelijke traditie. De honderdvijftig psalmen samen zijn een van de rijkste poëziebundels van de wereldliteratuur. En zo is een koning, David, een der grootste dichters; op zijn naam staat een heel groot aantal van de psalmen, die dan ook vaak de ‘Harpzangen Davids’ heten.
De vorm van de psalmen is die van het parallellisme: de tweede regel is een echo van de eerste. Dat geeft de teksten een beschouwend karakter: wat gezegd is, kan nog eens ‘vermalen’ worden in het volgende vers. Natuurlijk werden en worden de psalmen gezongen, maar ze zijn ook in de traditie gemurmeld, herkauwd, woord voor woord geproefd en in contemplatie