Per Se
De boksende dichter Pierre Reverdy (1880-1960)
die overigens meende dat er ongetwijfeld oneindig veel beters te doen viel dan het bedrijven van dichtkunst, heeft nog immer geen plaats verworven in de ‘Pléiade’. Men acht diens poëzie te klinisch, te kil. Wie wil kan nu in het Nederlands uitgebreid beproeven dat de dichter dit vooroordeel elegant en concies k.o. slaat.
De ene pleitbezorger die de Franse poëzie hier te lande in ieder geval nog kent, heeft andermaal toegeslagen. In een zowel naar vormgeving als naar inleiding, vertaling en bibliografie meer dan voorbeeldige, 168 (!) pagina's omvattende Perdu-uitgave onder de titel De leien van het dak, opent Rein Bloem ons aller ogen voor de vreselijke vergissing die men bij de ‘Pléiade’ begaat.
Men zal constateren dat Reverdy in typografie, vocabulaire en syntaxis ‘dagdromen met de ogen wijd open en een schaterlach als contrapunt’ (Bloem) ciseleert, wat echter niet wegneemt hoe door al deze gedichten en prozagedichten uit Reverdy's eerste dichtersjaren heen een onmiskenbare ingehouden tragiek ademt. In allesbehalve kille regels bedrijft Reverdy een lichtvoetig klinkende verdwijningskunst, die de lezer tegelijkertijd met emotie en presentie oplaadt. Die ambigue atmosfeer wordt exact samengevat in de regel: ‘O onwerkelijk en heerlijk werkelijker leven.’
Hugues Pernath zat er trouwens niet helemaal naast toen hij eens opmerkte dat ‘Van Ostaijen allesbehalve oorspronkelijk dichtte’. Zeker diens latere gedichten (neem ‘Melopee’, ‘Facture baroque’, ‘Avondgeluiden’) vinden in Reverdy hun onmiskenbare voorvader.
Het is alleszins te hopen dat Rein Bloem in de gelegenheid gesteld wordt om deze uitgave conform zijn stellige voornemen door nog meer Reverdy te laten volgen. Hopelijk zal ook dan het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken zich financieel niet onbetuigd laten. Een uitgave als deze verdient een even zo prachtig vervolg. [Lucas Hüsgen]