Jan Kuijper
Plichtpleging
Is het pijnlijk, wanneer een kunstenaar moet bekennen dat hij schatplichtig is aan een ander? Nee natuurlijk, want ook de allergrootsten zijn schatplichtig, elk op zijn eigen manier. Pijnlijk is het misschien wanneer je erg bij je voorbeeld ten achter blijft - maar de pijn zou weinig verzachten door de waan dat het werk wel zwak, maar tenminste origineel was. Pijnlijk is het zeker wanneer je je schatplicht ontkent; vandaar dat juist de beste kunstenaars de kritiek vóor zijn door openlijk van hun bewondering voor de geplunderden blijk te geven.
‘Doorboord’ heet een cyclus gedichten van Hans Faverey. ‘Durchbohrt’ is een sleutelwoord, een Chiffre van de althans in Favereys latere werk vaak op de achtergrond aanwezige Paul Celan. Faverey, die nooit wat anders dan gedichten geschreven heeft, heeft zo kunnen laten blijken dat hij zijn schatplicht niet alleen onderkende, maar er ook een eer in stelde: ‘ich, der Durchbohrte, bin dir untertan.’ Faverey kon dat rustig doen: dat hij bij uitstek een origineel dichter was, had hij al in zijn eerste bundels aangetoond, en zijn schatplicht aan Paul Celan is zijn poëzie nooit helemaal gaan beheersen. Zo is de bij Faverey van het begin af aanwezige clownerie, zijn illusionistische humor, bij de steeds zwaarop-de-hante Celan ver te zoeken. Ook al gebruiken ze gedeeltelijk dezelfde kunstgrepen, de stemming die de twee dichters bij de lezer oproepen is radicaal verschillend.
Een persoonlijke noot. Toen ik de sonnetten uit mijn bundel Tomben in tijdschriften voorpubliceerde, hadden ze nog geen titels waaruit de auteur van het citaat (dat ze allemaal bevatten) blijkt. Ik wilde de lezers niet vermoeien met informatie die voor het begrip van mijn gedichten overbodig en dus hinderlijk en zelfs misleidend is. Waarom ik dan toch ben overgegaan op ‘De tombe van Die-en-Die’? Koudwatervrees?
Pronkzucht? Systeemdwang? Of misschien de gedachte dat Mallarmé ook zulke titels gaf aan gedichten die over heel andere dingen gaan? Het resultaat is in ieder geval dat ik mijn lezers uren leesgenot bezorg met het werk van andere dichters, wat dan natuurlijk weer ten koste gaat van hun aandacht voor mijn eigen woorden. ‘Lesen, immer nur lesen,’ zei Paul Celan. De gedichten zelf, wel te verstaan.