Ik stond stil bij een groepje blije jongeren, die in een rondje dansten. Ze droegen gewaden die mij vaag bekend voorkwamen uit de tijd dat ik zelf zeventien was, en ik staarde veel te lang naar alweer een zwerfnon, of een nonzwerfster. Ik zie ze steeds weer in dit land, en ik vraag me af wat het habijt hen te bieden heeft. Bescherming? Kloosterkleding is tamelijk all-season. Op deze manier zijn het geen vrouwen, is dat het? Pas als je voor de tweede keer kijkt, zie je dat zij tot geen enkele orde behoren.
Het was éen van die momenten waarop er heel even iets klopte van wat ik aan het doen was. Een verschoven herhaling. Ik dacht aan die andere zwerver, nog eens 200 jaar eerder. Tasso, hij had niets om zich te beschermen, voelde zich nergens zeker van, was bang om zijn ziel te verliezen, wist niet eens zeker of hij hem nog had.
Ik vraag me af of Tasso stemmen hoorde. Als het zo was, moeten ze hem doodsbang gemaakt hebben, zodat hij alleen nog kon vluchten. De eerste keer naar Cornelia, al moet hij beseft hebben dat teruggaan in de tijd een doodlopende weg is.
Tasso, op zijn beurt, kon geen Italienische Reise maken. Hij was al in Italië. De stemmen zuchtten en floten overal en altijd hetzelfde. Hij was een kind van de inquisitie en kon zich niet opwerken tot een situatie waarin hij en hij alleen tegenover zijn God zou staan.
Tasso zocht heil en vond jou, in alles, al liet jij je evenmin kennen en schepte je er een groot genoegen in hem steeds opnieuw in onzekerheid te brengen.
Nee, Tasso zou hem, de bewonderaar die hem een paar eeuwen later terugzocht, niet begrepen hebben. Van onder zijn wassen dodenmasker zou hij huiverend in die ogen gestaard hebben, zich redeloos afvragend of jij dit keer dan echt...
Hoe zeker zou Torquato jou herkend hebben als hij had durven aanhoren hoe die ander, al was het eeuwen later, zich verbeeldde God een en ander te vergeven te hebben?
Wat moet jij je vervelen tegenwoordig!
Ik op mijn beurt wilde niets anders dan hem begrijpen. Het leek steeds gemakkelijker en in Venetië begon ik me voor het eerst te ergeren aan dat gemak. Langzamerhand kreeg ik genoeg van zijn efficiëntie, de bewuste emoties, precies gepast, de zelfgenoegzame presentatie.
Een irritatie die ik zelf niet helemaal zuiver vond.
Hij had mij nergens om gevraagd.
Hij was niet voor niets alleen op reis gegaan, al was het in de voetsporen van zijn welopgevoede vader. Op weg naar het overgeleverde en daardoor afgebakende paradijs. Het Arcadië aan de andere kant van de Alpen. Hij vond geen rijstebrij op zijn weg maar graniet en porfier en zelfs zoiets als Fraueneis.
Hij kwam hier niet als een jongeling, hij zocht niet het gezelschap van gelijke zielen om mee op de Spaanse trappen te hangen, hij zocht niet naar zichzelf, hij zocht naar alles wat anders was.
Hij vluchtte. Het was een vlucht, weg van vrienden, taken, brandveror-