Renee Bouws
er wordt een naakt lichaam
er wordt een naakt lichaam uit een huis gegooid, de straat op, dat van
een man. het komt op de rijweg terecht, vlak bij het trottoir. het is een
man van een jaar of 40 en een stem deelt mee, dat het gaat om een man
die zijn geslachtsdelen kwijt is.
een andere man bekent zijn vrouw een slippertje. afgelopen zomer had
hij haar ontmoet, betsy en hij was met haar naar bed gegaan. of hij nu
aids had, wilde zijn vrouw weten.
they want a fucking story, maar jouw story bestaat uit vele kleine
stories, die eeuwig vervolgd worden.
momenteel heb je het gevoel dat er een metalen scheepsschroef in je
van primitieve medicijnman en inlandse vorst, tot en met de president
van een moderne staat, ze zijn op hetzelfde uit, de macht. misschien
zijn planten en dieren wel de echte intellektuelen en niet de mensen. het
eindresultaat van de moderne beschaving, een schepping der heren
geleerden en konsorten zou wel eens de totale onleefbaarheid, zo niet
de ondergang van de wereld kunnen zijn.
er is zoveel dat hoog van de toren blaast en toch niets voorstelt. als je
een molly zou zijn, die van bloom, dan zou je kunnen denken, dat je
rijk wordt, want op je urine in de wcpot dreven grote luchtbellen.
in het vondelpark lagen ze in het openbaar te fukken. het was er druk,
het zag er zwart van de mensen, allemaal jong en neo-hip. ergens in de
modder lag een jongen op zijn knieën en die keek naar een insekt, dat
hij in een klodder spuug gevangen hield. ondertussen mompelde hij wat
voor zich uit, heel zachtjes, alsof hij een verhaal las.
om op je urine terug te komen, je keek nogmaals in de wcpot en zag
toen 2 grote luchtbellen aan elkaar vast, een soort van siamese 2ling. als
een tumor woekert het soms in je hoofd, of als een scheermesje, dat je
alleen bij bepaalde hoofdbewegingen voelt. wat het is, om mens te zijn,
waar je niet allemaal bloot aan staat, de gevaren, alle moeite die je je
getroosten moet, al dat zwoegen en toch word je altijd weer op dezelfde
portie smurrie getrakteerd, vergast op dezelfde drek, de grote leugen.
die moeder schrok wel enorm, toen ze haar dochter naakt in een
urinoir aantrof ergens in een openbaar toilet van een station. eerst
hoorde zij alleen de stem van haar dochter, een jong meisje nog, dat zei:
‘wat heb jij een mooie.’ de moeder werd toen heel nieuwsgierig en
betrad het toilet, een urinoir om precies te zijn. haar hart kreeg een
harde opdonder, toen ze daar haar naakte dochter ontwaarde. ze stond
te kijken naar een naakte man, die stond te pissen in een witte
porseleinen pisbak. en dat terwijl ze in de mening verkeerde, dat haar
dochter gewoon op school zat.
stem: ‘de wanhoop van alle moeders.’
| |
levenskracht schijnt alles overeind te houden. ze staan toch maar weer
elke dag op, mens en dier, om het daglicht te aanschouwen na het
duister van de nacht, waarin zij nieuwe krachten hebben opgedaan door
rust en slaap. en steeds weer hopen ze op een betere toekomst. over
mensen en dieren die 's nachts leven, heb je het hier niet, maar voor die
kategorie geldt in principe hetzelfde.
je moet het blijven geselen, alles wat er bestaat onder de zon en de
andere planeten, tot in de verste uithoeken van het heelal. het is een
virus. als het ooit uitsterft, houdt het misschien op, het gewoeker.
subvirusjes zijn het die het grote werk opknappen voor hun grote baas,
het oervirus, de grote boemerang, die eens terug zal keren naar het
eigen honk, in het eigen hol, om de hand aan zichzelf te slaan, zichzelf
maar o wee, als het die suicide overleeft, dan begint het weer opnieuw
en dan misschien nog veel grimmiger, waanzinniger.
een groot dier wordt aan een touw door een onzichtbaar persoon door
jouw gang naar jouw keuken gesleept. het is donker en je kan niet zien
|
|