Parnassus, dat is den Blijen-bergh
(1623)–Anoniem Parnassus, dat is den Blijen-bergh– AuteursrechtvrijOp de wijse: Gheseghent zijn mijns liefs bruyn ooghen.Och eeuwigh Godt ick moet u loven
Dat ghy soo mildelijck van boven
V gratie in ons stort als wijn,
Op dat wy oock heyligh souden wesen
Als Catharma weert ghepresen,
Heer gheeft ons u gracie fijn.
Sy heeft van joncx met cloecke sinnen
[...]wech der deughden gaen beginnen
[...] schoon als een Robijn,
[...] ghestadigh in Gods ghebleven
[...] hem in een reyn leven. Heer etv.
[...] liefde was in haer seer crachtigh
[...] Keyser noch soo machtigh
En quelden haer met groote pijn,
Noch sweert, noch rayers konnen verveeren,
De liefde Godts cant al verteeren. Heer etc.
Sy wort ghegeesselt en gheslaghen
Ghebrant met lampen sonder claghen,
Het was haer ziel een medecijn,
Haer herte dat was in Godt verslonden,
O Heer ghy salfden al haer wonden. Heer etc.
| |
[pagina 73]
| |
O Catharina maeght ghepresen
Wat wonder groot mocht dat doch wesen?
Schoon melck compt uyt het lichaem dijn
In plaets van bloedt al sonder sneven
Dat heeft ghedaen u reyne leven. Heer etc.
De Enghels quamen op der aerden
Om v te graven met eerwaerden
Op den berg Sina sonder pijn,
Godt heeft dees plaets daer toe beschreven
Om dat ghy soudt daer zijn verheven. Heer etc.
Princersse reyn ick moet u claghen
Wy hebben nu in onse daghen
V hulp van doen op dit termijn,
Wilt veur ons bidden dat wy quamen
Daer boven by u al te samen
Heer gheeft ons u gracie fijn. Amen.
F.I.V.T. |
|