nog typografisch te accentueren, impliceert de verteller dat Tine, in tegenstelling tot mevrouw Slotering, de inlandse dame, niet van gezag houdt. Wat staat er daarentegen in Tine over deze episode? Tine is vanaf het eerste ogenblik blij dat mevrouw Carolus - want zo heet zij hier - op hun erf woont, want ze hoopt dat ze vriendinnen kunnen wonden. Mevrouw Carolus is zelfs minder verlegen in de afwezigheid van Dekker. Als Dekker Tine oproept om geen competentiestrijd met mevrouw Carolus aan te gaan - wat eigenlijk een samenvatting van de woorden van Havelaar uit Multatuli's roman is - antwoordt Tine daarop: ‘Dat was het laatste wat ik wilde.’ Terwijl Havelaar-Dekker in de Max Havelaar concurrentiestrijd ziet, is er in Tine begrip, onafhankelijk denken, vrouwelijke solidariteit en wederzijdse lotsverbondenheid. De oppositie ‘inlandse versus Europese vrouw’, die het denken van Havelaar-Dekker bepaalt, wordt in Tine gedeconstrueerd door het accentueren van de grensoverschrijdende en verbindende solidariteit tussen de twee vrouwen. Van vreemdeling (‘inlandse dame’, een liplap) wordt mevrouw Slotering vriendin, van cliché een individu met eigen verdriet en eigen beweegredenen. Haar handelen is niet afkomstig uit ‘onttrooning’ dat wil zeggen door verlies van macht maar uit goed overwogen voorzichtigheid. Daar heeft ze ook alle reden voor. De mannelijke visie vervreemdt en distantieert de vrouw en plaatst haar in de context van machtsstrijd terwijl de vrouwelijke visie haar persoonlijkheid contour geeft, haar dichter bij brengt en haar individualiseert.
Noordervliet maakt echter niet consequent gebruik van de eigen stem van de vrouw. Tine ziet de ‘inlandse vrouwen’ toch wel degelijk als groep en als de ‘ander’, die ook nog clichématig beschreven wordt: ‘De vanzelfsprekendheid waarmee inlandse vrouwen zwanger worden, kinderen baren en soms ook weer verliezen aan de dood, die aardsheid zonder angst of schaamte, die ik zo bewonder, was niet voor mij weggelegd’. In dit citaat creëert de vrouwelijke ik-verteller een tweedeling gebruiken tussen ‘ik’ en de ‘ander’. De Europese vrouw, die met moeite, angst en pijn kinderen baart, wordt tegenover de inlandse vrouw geplaatst die zonder enige lichamelijke en psychische problemen kinderen zou krijgen of verliezen. De Europese vrouw is hier impliciet met cultuur, de inlandse met natuur verbonden.
Tine heeft ook elders in de roman een conventioneel karakter. Een nieuw aspect van de vrouw wordt niet getoond. Tine blijft kritiekloos naar haar man kijken, doet geen grote inspanningen om werk te zoeken en ze blijft financieel en emotioneel van anderen afhankelijk. Ze wil medelijden opwekken, maar de huidige lezer(es) voelt volgens mij alleen irritatie. Deze irritatie krijgt de overhand bij een episode wanneer Tine met Dek en zijn minnares Mimi gezellig gearmd en lachend op straat loopt. Daar leest men het volgende: