| |
| |
| |
De revolutionair op de sofa of het hersenspinsel als dochter zonder hemd
Ira Wilhelm
Eduard Douwes Dekker was een man met een grote mond, hij was een zeurpiet, wist alles beter en hij heeft zijn vrouw en kinderen in de steek gelaten. Multatuli was een fantastische schrijver en een scherp denker. Max Havelaar was een heilige. Maar de vraag wie van de drie aangenamer is, wie ‘waarder’, wie reëler, wie ideëler, is niet zo gemakkelijk te beantwoorden.
| |
Denkdieren
Multatuli schrijft in Idee 268: ‘Het denken moet geleerd worden.’ Verder schrijft hij dat dit misschien fout is want een uitgebreide antropologische verklaring in de aantekeningen bij Idee 268 luidt: ‘We zyn denkdieren, kunnen denken, en voelen aandrang tot denken: sumus, ergo cogitamus. Denken is ons instinct, onze behoefte, onze roeping, ons wezen.’ Denken onderscheidt de mens van het dier. Multatuli maakt er een behoefte van, iets waaraan je je niet kunt onttrekken. En iets wat je plotseling in je hersenen overkomt zonder dat je het forceert is een idee, ook ‘inval’ genoemd. Dat kan zo onverwacht en plotseling opduiken als mijn favoriete schrijver - ik zal hem in dit essay nog wel een paar keer noemen - Wilhelm Heinse (1746-1803) het in zijn Gemäldebriefe uit 1776-1777 beschrijft: ‘wie ein helles Licht in der Nacht vor's Bette.’ Als de mens een ‘denkdier’ is dan ligt het voor de hand ‘dat gedachten de wereld regeren’, zoals in Idee 88 te lezen is. Dat is volgens Multatuli niet waar: ‘Zelfs niet ideeën.’ Maar ook dat is niet waar want Multatuli is dol op denken.
| |
Denkbeelden
‘Gedachten heeft ieder. By weinigen worden ze tot denkbeelden’ (Idee 12). Denkbeelden zijn dus geordende gedachten. In het Nederlands bestaat het mooie woord
| |
| |
‘denkbeeld’, in het Duits helaas niet. Daaruit volgt: ‘Om een gedachte uit te drukken, moet die geworden zyn tot beeld, dat is: tot denkbeeld. Zo'n beeld moet men leren tekenen’ (Idee 11). Wij moeten denkbeelden leren tekenen, wij moeten het denken zelf goed leren. Wij moeten leren, idealisten te zijn. Volgens een bericht in Minerva, het Algemeen Nederlandsch Studenten Weekblad, heeft Multatuli in zijn voordracht over idealisme en realisme op 16 januari 1880 gezegd: ‘een ieder heeft ideeën, denkbeelden, is dus idealist.’ In de schilderkunst heet een denkbeeld dat aan een kunstwerk vooraf gaat, een idea, ideaal, concetto, etc. Multatuli zou het misschien vereenzelvigen met Fancy.
| |
Rafaëls zuster
In de Minnebrieven wordt Fancy als volgt aangeroepen: ‘Profetes, vestale, wichelaarster, sybille, Egéria of Rafaëls zuster, waar zyt ge, waar woont gy?’ Wonen kan ze nergens want ze bestaat alleen in Multatuli's hoofd. En ze is Rafaëls zuster omdat de Italiaanse kunstenaar in de kunstgeschiedenis de reputatie heeft dat hij zijn schilderijen vanuit een hersenspinsel heeft ontworpen. In een beroemde brief aan zijn vriend Baldassar Castiglione, de auteur van het befaamde Boek van de hoveling (1528), noemt Rafaël dat de ‘idea delle bella femmina’. Hij volgt bij het schilderen de voorstelling van een mooie vrouw in plaats van er gewoon één na te schilderen. Fancy als Rafaëls zuster kan zodoende worden opgevat als iemand die volgens een voorstelling in haar hoofd een idee, kunst, maakt. Als muze van Multatuli is zij een voorstelling, ze is zelf een hersenspinsel, een idee of ideaal. Als Multatuli een waterkruik Rebekka kan noemen (Idee 1168), dan mag een idee ook ‘Rafaëls zuster’ heten. ‘Zy was myn ideaal, myn blyde boodschap’ (Idee 527), laat Multatuli Max Havelaar zeggen. Die kan trouwens als de broer van Fancy worden beschouwd. Hij is net zo'n verzinsel, hersenspinsel en ideaal. Vaak maken we de fout Max Havelaar met Multatuli te vereenzelvigen of, nog erger, met Douwes Dekker. Wij denken dat de laatste reëler is, maar wij moeten leren dat het niet waar is. Dat de lezer het daar moeilijk mee heeft, komt doordat de mens een hol- of grotbewoner is.
| |
Troglodieten
Dat is hij tenminste bij Plato en die maakt daardoor uit verzinselen de waarheid. Bij hem gaan de ideeën vooraf aan dat wat wij de realiteit noemen. Dat de realiteit maar een zwakke afspiegeling van een idee is, maakt hij duidelijk met zijn beroemde allegorie van de grot. Mensen verkeren in de veronderstelling dat datgene wat zij als realiteit beschouwen ook de realiteit is. Maar ze vergissen zich. Wie als kunstenaar deze realiteit als uitgangspunt neemt en de schaduwkopieën als vermeende werkelijkheid afschildert, vervalst de ideeën. Dat brengt Plato tot het overhaaste
| |
| |
plan om de kunsten, die hij immers als leugens beschouwt, af te schaffen in plaats van te beseffen dat de kunstenaar ook de ideeën direct kan afschilderen. Veel kunstenaars uit de geschiedenis hebben geprobeerd om de idee terug te vinden en haar de mensen te schenken, als een ideaal. Multatuli doet dat ook. Hij herschept het platonische stelsel in het klein. Terwijl de ideeën in de geschiedenis van de filosofie universalia zijn - metafysisch gemeengoed - zijn de Ideën van Multatuli subjectief en individualistisch: door de benaming ‘Ideen’ roept Multatuli zich uit tot drager van de waarheid en zodoende worden de lezers vergeleken met de mensen die in de grot worden verblind. Hij geeft toe dat ‘ideeën wel de wereld regeren, maar door “verkeerd lezen” tot “leugen” verworden’ (Idee 747-749). Dat is het pure platonisme van de leeswereld. Dat betekent dus ook dat we niet alleen moeten leren tekenen en denken maar ook moeten leren lezen. Welkom in het universum van Multatuli!
| |
Dochter zonder hemd
Multatuli was geen man van de daad. Hij was een man van de ideeën en Ideën. Net als Max Havelaar overigens. Op welke wijze de wereld afhankelijk is van de ideeën en de voorstelling, maakt Multatuli duidelijk als Max en Tine de inrichting van hun huis plannen. Zij anticiperen in gedachten op de komende realiteit. Net als iedere kunstenaar en designer: ‘Ze toonden elkaar de plekken waar ze zouden ontbyten, waar kleine Max spelen zou, waar de bibliotheek zou staan, waar hy 's avonds haar zou voorlezen wat hy dien dag geschreven had, want hy was altijd bezig met het ontwikkelen zyner denkbeelden op het papier...’ Eerst heeft het leven plaats in de voorstelling, daarna volgt de realiteit - of juist ook niet. Max Havelaar is een man van denkbeelden, van de ideeën, van het geschreven woord. Over wat hij tot nu toe heeft opgeschreven, zegt Tine: ‘eens zou dat gedrukt worden [...] en dan zou men zien wie haar Max was!’ Havelaar zelf denkt er anders over, schroomvalliger, hij durft zijn geesteskinderen niet te kijk te zetten. Voor hem is ieder idee waarop het licht van het marktplein valt ‘een dochter [...] zonder hemd.’ Dat is in een bepaald opzicht ook juist want de Griekse beelden in de oudheid - hij gaat er in zijn voordracht over idealisme en realisme ook op in - belichaamden ideeën en idealen en ze waren, zoals bekend, in de meeste gevallen ook naakt. Net als de spreekwoordelijke waarheid.
| |
Multatuli's reeks voordrachten over idealisme en realisme: voorjaar 1880
Tegenover het denken staat altijd de daad. Bij zijn voordrachten met het wel zeer specialistische onderwerp idealisme en realisme, waar in sommige steden het publiek toch massaal op afkwam, maakte Multatuli naar het schijnt een daadkrachti- | |
| |
ge indruk.
Het ‘Sjaalmanportret’ van Eduard Douwes Dekker uit 1862, foto Heinrich Löwenstamm.
G.J.P. de la Valette deed er in De Gids verslag van: ‘Hij deed me een paar maal denken, in zijn houding en uiterlijk, aan d'Artagnan en Don Quichotte, al schijnt dat niet te kloppen. Don Quichotte, den nobelen, maar met iets van het mousquetaire-théatrale, van d'Artagnan, in Hollandschen toon getransponeerd...’ Maar Multatuli maakte die indruk niet op iedereen. Jan Vlug uitte in de Brielsche Courant zijn teleurstelling: ‘Zoodra men den mensch Multatuli voor zich ziet en bestudeerde gebaren waarneemt, wordt het dadelijk duidelijk hoe het komt, dat deze man zoovelen schokte zonder tot handelen te kunnen aansporen.’ Dezelfde indruk - van iemand die drukt denkt en praat, waarvan het resultaat uiteindelijk alleen maar denken en praten maar geen handelen is - maakt ook de lectuur van Max Havelaar. De reden is misschien de volgens het studentenweekblad Minerva door Multatuli dapper voorgedragen theorie dat zuiver realisme en zuiver idealisme niet bestaan: de begrippen bestaan alleen vanwege ‘luiheid en gemakzucht van den mensch, die alles, ook al moge het een ondeelbaar geheel vormen, wil indeelen en classificeeren, die behoefte heeft aan groote woorden.’ Een andere toehoorder, meer Droogstoppel dan avant-gardist in het denken, maakt zich daar in de Nijmeegsche Nieuwsbode vreselijk boos over. Hij wil een antwoord op de volgende
| |
| |
vraag: ‘Is de kunstenaar - romanschrijver, dichter, schilder, beeldhouwer, enz. - alleen geroepen om de natuur af te beelden, zooals zij is, onverschillig, of hij daarbij het schoone of het leelijke te aanschouwen geeft?’ Is hij dus een realist of ‘is het zijne taak, uit de werkelijkheid datgene te kiezen, wat èn waar èn tegelijk schoon is, om daarover al den gloed der poëzie te doen schijnen, die straalt uit zijne kunstenaarsziel?’ Dat laatste verwijst naar een idealistische of classicistische kunstenaar. De boze luisteraar prefereert duidelijk deze laatste, ouderwetse optie. Hij combineert de esthetische met de morele kwestie en wil dus ook een antwoord op de vraag of de mens zijn doel in ‘goed zijn’ en ‘goed doen’ moet zien of dat het zijn doel is om ‘een zoo groot mogelijk deel van den maaltijd des levens meester te worden.’ Het eerste doet de idealist, het laatste de realist. De toehoorder krijgt naar zijn gevoel geen antwoord op de vraag. Dat zou kunnen betekenen dat hij niet heeft geluisterd of dat hij Multatuli's antwoord niet heeft willen horen. Want deze kiest niet voor een van de twee opties, hij pleit, aldus een verslag in de Goudsche Courant, voor een combinatie van de twee denkrichtingen: ‘Zoowel in levensbeschouwing als in kunstuiting zijn die richtingen dooreengeweven en staan niet ieder afzonderlijk daar.’ Het ware idealisme en het ware realisme bestaan alleen als elk ook iets van zijn tegendeel in zich heeft. Dat is merkwaardig want het maakt van Multatuli zowel een ouderwetse als een moderne schrijver. Hij is ouderwets omdat hij het realisme van zijn avant-gardistische tijdgenoten afwijst. Uit het werk van Zola, zegt hij volgens Minerva, ‘waaide den lezer een lucht tegemoet, alsof de schrijver aandeelhouder in eene eau-de-cologne fabriek was, en zijne werken bij wijze van reclame
schreef.’ Multatuli is met deze uitspraak hypermodern doordat hij het marktmechanisme al doorziet dat in de eenentwintigste eeuw overal te vinden is. Maar hij is ouderwets doordat de kwestie of het lelijke in de kunst wel of niet mag worden afgebeeld al een eeuw vóór hem het onderwerp van discussie bij de idealistische classicisten was en door Lessing in zijn Laokoon al - tenminste voor de literatuur - positief werd beantwoord. Toch heeft Multatuli net als de classicisten en de idealisten een hekel aan het pure realisme. Maar hij pleit ook niet voor een idealisme zonder realistische basis. Doordat hij voor geen van deze twee richtingen kiest, vergt hij teveel van zijn luisteraars want iedereen wil graag duidelijkheid. Het paradoxale is alleen voor gevorderden. Daarom zijn Multatuli's luisteraars of ontevreden of niet in staat tot handelen of enthousiast maar te verward om ook maar bij benadering de inhoud van zijn voordracht te kunnen weergeven.
| |
De Max Havelaar als idee
De tegenstelling tussen idealisme en realisme behoort vanaf het allereerste begin tot de centrale vraagstukken van de filosofie. De twee denksystemen bepalen de kunst, bepalen de wereld, bepalen de religie en bepalen in feite alles, dus ook de ro- | |
| |
man. Idealistisch is de eerste rede van Havelaar in Lebak, realistisch daarentegen is zijn begrip voor de situatie van Verbrugge of voor de situatie van de regent. Idealistisch is Havelaars voorstelling van rechtvaardigheid en goedheid, realistisch is het kastje waarin hij en Tine het eten van de kleine Max bewaren omdat ze bang zijn dat hij zal worden vergiftigd. Zijn droom en die van Multatuli van een beter Insulinde stroken met de heldere inzichten in de politieke situatie en realiteit. Hij had ervoor kunnen kiezen om alleen het ideale, de dromen en het goede te beschrijven, zoals Winckelmann dat in zijn Geschichte der Kunst des Alterthums (1764) deed toen hij een volstrekt fictief Griekenland schiep hoewel hij wist dat de kunst van de oudheid niet alleen mooie kunst heeft voorgebracht. Maar naar aanleiding van zijn droom konden velen verder dromen, dromen van een nieuwe maatschappij. Dat eindigde in de omwentelingen van de Franse Revolutie.
Toch geeft Multatuli het realisme niet op en wil hij de twee denkrichtingen samenvoegen. Maar de mens is niet alleen een hol- of grotbewoner die aan zijn dwaling wil vasthouden, hij is ook een aanhanger van eenduidigheid. Dat is geen toeval. Want het en... en is moeilijk, doet pijn en eist zijn tol. Bij de luisteraars van zijn voordrachten zorgt het voor verwarring, woede, teleurstelling en paralyse. Dat laatste karakteriseert ook het slot van Max Havelaar. De hoofdfiguur blijft dwalend in het niets achter als een losgekoppelde astronaut die in het universum zweeft. Er is niets veranderd, er is één man meer die het koud heeft in de Nederlandse winter, een dappere vrouw en een opgewekte jongen in een korte broek. En de Javaan wordt nog steeds mishandeld.
Maar idealisme en realisme bepalen ook de schrijver zelf. Je kunt zeggen dat Eduard Douwes Dekker de realiteit is: hij is een lastpak, een zeurpiet, een betweter en hij heeft zijn vrouw en kinderen in de steek gelaten. Kan zo iemand moreel integer zijn? Mijn favoriete schrijver Heinse zegt met een paradox: men kan ‘sehr unmäßig seyn’, zich ‘zu Schanden vögeln und fressen und saufen, und doch ein vortreflicher moralischer Mensch seyn.’ De paradox is een denkfiguur die Multatuli en Heinse koesteren. Daarom is de Duitse schrijver in de literatuurgeschiedenis bijna volstrekt vergeten en moet Multatuli de eerder beschreven negatieve consequenties dragen. Over mensen die van de paradox houden, tot wie hij ook Shakespeare rekent, schrijft hij: ‘realisme en idealisme worden niet afgebeeld in vakjes zooals schelpen in de kast van een museum.’ Hij mengt de twee dus bont door elkaar. Als Dekker de realiteit is, dan is de figuur Max Havelaar de idee en de roman een hersenspinsel. Als je Multatuli volgt in zijn bewering dat het ware idealisme en het ware realisme alleen bestaan als ze genoeg van elkaars tegendeel in zich hebben, dan is Multatuli de persoon in wie beide richtingen elkaar ontmoeten en met elkaar versmelten: hij belichaamt het ware idea-realisme.
| |
| |
| |
De revolutionair op de sofa
Sjaalman heeft alleen zijn sjaal om zijn ideeën te kleden - dat is te weinig. Max Havelaar is te idealistisch, hij is geparalyseerd door de realiteit waartegen hij niet is opgewassen. Er is een Duitser nodig om de droom van Tine te verwezenlijken en zijn ideeën te laten drukken. Havelaar is net als Oblomov die - idealistisch als hij is - alleen maar op de sofa ligt. Ook in deze roman van Gontsjarov, slechts één jaar voor Max Havelaar verschenen, is het een Duitser, niet Stern maar Stolz, die actie onderneemt en de mijmeraar op laat staan. Tevergeefs, want tijdelijk. Aan het eind ligt Oblomov weer nietsdoend op zijn sofa.
| |
Omne tulit punctum qui miscuit...
Waarom handelt Multatuli niet? Waarom schrijft hij een roman? Je zou denken dat hij een pamflet zou moeten schrijven of meteen de wapens zou moeten opnemen om iets te veranderen. Maar hij schrijft een boek. Zelfs een literair boek. Meer nog: ‘Het boek is bont [...].’ Multatuli, die uiteindelijk de pen overneemt, zegt dat dit de beste manier is om zijn doel te bereiken: hij wil gelezen worden, laat de anderen maar actief worden. Hij wil een leger van geestverwanten rekruteren. Wie het aangename met het nuttige verenigt, vindt bij iedereen instemming, schrijft Horatius. Multatuli citeert deze uitspraak en brengt hem ook in de praktijk. Het ‘boek is bont’ omdat er niet alleen passages in te vinden zijn die vermaken maar ook passages die refereren en saai zijn. Ook de figuren zijn onderworpen aan dat stelsel. Aan de ene kant staat Stern, aan de andere Droogstoppel. Van Ernest Stern, de andere Laurence Sterne, wordt niet voor niets gezegd dat hij ‘schwärmt’. In de achttiende eeuw betekent ‘schwärmen’ hetzelfde als platonist zijn. Droogstoppel belichaamt de perversiteit van het nuttige. Van beiden pakt Multatuli, de idea-realist, helemaal aan het slot de pen af - maar dan hebben die twee de roman allang geschreven. Hij distantieert zich duidelijk van zijn spreekbuizen. Daardoor maakt hij in feite alles zwevend en ongedaan - en natuurlijk ook weer niet.
| |
Drosofilafilie
Hij wil geen ‘vliegenreddende dichter’ zijn, ‘geen zachtmoedige dromer, als de getrapte Havelaar die zyn plicht deed met den moed van de leeuw, en honger lydt met het geduld van een marmot in den winter.’ Nee, hij wil niet meer zo zijn als Uncle Toby uit Sternes roman Tristram Shandy, geen ‘man patient of injuries’, geen man meer van de drosofilafilie, die de vliegen laat leven omdat ‘this world surely is wide enough to hold both thee and me.’ Hij wil niet langer vol begrip, tolerant en toegeeflijk zijn. Maar waarom bleef Multatuli dan schrijven, waarom greep hij niet naar de wapens? Er is maar één antwoord mogelijk: omdat hij er toch in geloofde dat ideeën de wereld konden veranderen.
| |
| |
| |
Pleidooi voor het idea-realisme
De mens is niet alleen een hol- of grotbewoner, een sympathisant van het ondubbelzinnige maar hij droomt ook graag. En al dromend leest hij. Als je onderzoek zou doen naar wat de lezers zich van Max Havelaar herinneren dan zou - vermoed ik - het positieve, het idealistische overwegen: Max Havelaar als een goed mens, de strijder voor de vrijheid van de Javaan. Niemand zou het hebben over Max Havelaar als twijfelaar, over het spook aan het slot dat niet eens een boek goed kan vasthouden. Veel lezers zullen ook het sprookje van Saïdjah en Adinda noemen, het liefzoete verhaal over een jonge, tragische liefde. Maar niemand zal hebben onthouden dat Saïdjah zich aansluit bij de groep vrijheidstrijders uit zijn dorp die misschien wel mensen heeft vermoord. Mensen en lezers willen eenvoud en duidelijkheid: hij is idealist als hij droomt, hij is realist als hij twijfelt. Multatuli probeert beide te zijn. En dat is, zoals ik eerder schreef, iets voor gevorderden. Wij moeten - volgens Multatuli - leren denken, tekenen, lezen en luisteren. Nergens schrijft hij dat we moeten leren handelen.
| |
De auteur als neurobioloog
De neurowetenschap dringt steeds dieper door in de geheimen van de menselijke hersenen. Zelfs zo diep dat de resultaten van het menselijk denkvermogen ertoe leiden dat een mens puur door middel van gedachten machines kan bedienen. Ideeën zijn niets anders dan gedachtestromen. Ze worden getransporteerd met behulp van woorden, van boeken. Als verlamde mensen door middel van gedachten voorwerpen kunnen bewegen, dan moeten een paar grote denkers er met verenigde krachten toch in kunnen slagen om de wereld te veranderen? Als ze tenminste goed denken, zou Multatuli eraan toevoegen, en kunnen lezen. Niemand zou de naam van Multatuli nog kennen als hij wild en realistisch met een zwaard om zich heen had geslagen en koppen had laten rollen. Hij zou ergens in Zuidoost-Azië een bescheiden held zijn gebleven, geen schrijver die nog steeds wordt gelezen en nog steeds actueel is. De auteur als neurobioloog weet dat hij met gedachten meer kan bereiken dan met wapens. Wij zijn nu eenmaal denkdieren.
| |
Literatuur
Wilhelm Heinse, Düsseldorfer Gemäldebriefe, Frankfurt am Main/Leipzig: Insel-Verlag 1996. Multatuli, vw xx. Laurence Sterne, Tristram Shandy, Harmonds-worth: Penguin 1983.
|
|