Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65
(2010)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Saïdjah en AdindaAan het eind van het verhaal over Saïdjah en Adinda staan twee partijen tegenover elkaar: het Nederlands-Indische leger en de plaatselijke bevolking die wordt onderdrukt, afgeperst, mishandeld en bestolen. Het is een verhaal over verval, hoop en nog groter verval. Door de strakke opbouw zorgt Multatuli ervoor dat de lezer sympathie voor Saïdjah en Adinda moet krijgen, zoveel sympathie dat het verhaal over hun onschuld en zuiverheid mierzoet wordt en de lezer geneigd is het boek weg te leggen. Tot het laatste deel van het verhaal aanbreekt. Daar besluit Saïdjah zijn bruid Adinda te gaan zoeken. Hij vindt het kamp van de ‘opstandelingen’ en sluit zich bij hen aan, schrijft Multatuli, ‘niet om te stryden zozeer, als om Adinda te zoeken. Want hij was zacht van aard, en meer ontvankelyk voor droefenis dan voor bitterheid.’ Uiteindelijk vindt hij haar kort na een gevecht tussen het Nederlandse leger en de ‘bende’ die grotendeels uit Bantammers had bestaan. Adinda's vader en haar drie broers - ‘jongelingen, byna kinderen nog’ - zijn vermoord, Adinda zelf ‘naakt, afschuwelyk mishandeld...’, vermoedelijk verkracht voor haar dood. De overgebleven dorpelingen worden in de brandende huizen gedreven. In zijn wanhoop loopt Saïdjah in de bajonetten en sterft. In Batavia breekt ‘groot gejubel’ uit over de zege en de Nederlandse koning beloont de ‘heldenmoed met vele ridderkruisen.’ Ten slotte danken de mensen in de kerken hun god die ‘weer had meegestreden onder de banier van Nederland...’ | |
BloedvergietersHet slot is interessant - niet alleen omdat Multatuli het voor de plaatselijke bevolking opneemt en hun onderdrukking met documenten zegt te kunnen bewijzen | |
[pagina 58]
| |
maar ook en vooral omdat hij hier ‘opstandelingen [...] tegen het Nederlandse gezag’ beschrijft. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar hij zou wel eens één van de eerste Nederlandse auteurs kunnen zijn die positief schrijven over een ‘bende’ en ‘opstandelingen’ tegen het Nederlandse gezag. Het opmerkelijke is dat de houding van de verteller ten opzichte van de gebeurtenissen niet blijkt uit de begrippen die hij gebruikt - ‘opstandelingen’ is nog vrij neutraal, ‘bende’ negatief waardoor hij dicht bij de officiële versie, die van het Nederlandse leger, staat. Om zich daarvan te distantiëren had hij andere begrippen moeten kiezen waaruit meer sympathie blijkt voor de opstandelingen en waarmee hij kritiek op het gezag had geuit. Het geweld van het Nederlands-Indische leger is buitensporig want de opstandelingen waartoe Adinda's vader en haar broers behoren, hebben bescheiden wensen. Zij strijden niet voor de onafhankelijkheid van hun land of volk, maar voor hun eigen vrijheid en ze verzetten zich tegen de dwang en de willekeur van het gezag. Doordat Multatuli alleen Saïdjah en Adinda namen geeft en de andere personages met hun familierelatie of functie aanduidt, wordt het verhaal niet alleen exemplarisch maar ook actueel. Zoals uit Max Havelaar blijkt, beschouwde Douwes Dekker literatuur in eerste instantie als een middel om de situatie in Nederlands-Indië te verbeteren. Aan het eind van zijn leven dacht hij er anders over al heeft hij die opvatting niet gepubliceerd. In een brief van 15 augustus 1886 aan de letterkundige en vrijdenker H.C. Muller neemt hij een radicale positie in en zegt geen ‘zoetemelkpapächtige zachtheid’ te willen prediken. ‘Integendeel!’ vervolgt hij: ‘Ik lyk meer op Danton, Robespierre of zelfs op Marat, dan op Lamartine [...].’ Geweld was volgens hem een middel geweest om zijn ideeën te verwezenlijken: ‘Ja als ik macht had gekregen waarnaar ik uit bestwil gestreefd heb, zou ik honderde koppen hebben laten vallen. Misschien duizenden.’ Dat het er niet van gekomen is, lag niet aan Douwes Dekker maar aan anderen: ‘men - m'n “geestverwanten” - hebben dat niet gewild.’ Zijn standpunt over het gebruik van geweld kan goed worden vergeleken met dat van Raskolnikow uit Dostojewski's roman Misdaad en straf, die zes jaar na Max Havelaar is verschenen. Raskolnikow betoogt dat geweld in bepaalde omstandigheden legitiem is. In het artikel Over de misdaad, dat hij heeft gepubliceerd, gaat het onder meer over de vraag wat een mensenleven waard is en of er mensen zijn die het recht hebben de bestaande wetten te overtreden om hun dromen te verwezenlijken. Ja, vindt de student die twee vrouwen heeft vermoord: de ‘ongewone’ mens - genieën als ‘de Lycurgi, de Solons, Mohammeds, Napoleons’ - heeft het recht om ‘over sommige beletselen heen te stappen, en enkel en alleen in het geval, dat de vervulling van zijn idee (die soms misschien heilzaam is voor de gehele mensheid) dat eist.’ Hij stelt vast dat een groot deel van de ‘weldoeners en wetgevers der mensheid bijzon- | |
[pagina 59]
| |
der gretige bloedvergieters waren’ en doordat zij met iets nieuws kwamen, moesten zij de wet overtreden. Volgens de oude wetgeving waren zij misdadigers. Ook Douwes Dekker beschouwde zich als een genie en genieën onderwerpen zich niet graag aan ideologieën van anderen. Van het socialisme en andere bewegingen had hij geen verwachtingen: ‘Ik kan met niemand meegaan. Men had moeten meegaan met my. Ik zou 't bedrogen, verdrukte mishandelde Volk hebben gewezen waar Toulon ligt, en hoe men de vesting moest aangrypen. Maar na tientallen jaren van geduld ben ik er niet in geslaagd soldaten te vinden [...] wiens veldheer ik zou verkiezen te zyn.’ Douwes Dekker verwijst naar de Franse geschiedenis: hij roept met de ‘honderde koppen’ allereerst het beeld op van de guillotine die een paar jaar na het begin van de Franse Revolutie in gebruik werd genomen om de hoeveelheid ter dood veroordeelden sneller te kunnen executeren. Met ‘Toulon’ verwijst hij - net als Raskolnikow later - naar de jonge Napoleon wiens plan in 1793 succesvol bleek om de stad in te nemen. In de 26 jaar tussen de publicatie van Max Havelaar en deze brief heeft hij de weg afgelegd van sympathisant van opstandelingen naar sympathisant of zelfs initiator van terrorisme - opnieuw een begrip uit de tijd van de Franse Revolutie - om politieke doelen te bereiken. Maar het was te laat om zelf nog te gaan strijden. | |
Multatuli en Che GuevaraDie opvatting over de rol van genieën mag hij dan wel met Raskolnikow gemeen hebben, maar een vergelijking met Che Guevara - voor de één een held, voor de ander een misdadiger - is vruchtbaarder. Uit Michael Casey's Che's Afterlife (2009) blijkt dat er veel overeenkomsten zijn tussen Che Guevara (1928-1967) en Multatuli. Ze leidden een rusteloos bestaan, waren succesvolle schrijvers, hadden astma, een zoon die Nederlands spreekt en hebben zich ingezet voor de onderdrukte bevolking. Che Guevara was minister, Multatuli net niet. Multatuli heeft zich altijd sterk met Christus geïdentificeerd. Zoals de foto van de Boliviaanse fotograaf Freddy Alborta verduidelijkt werd Che Guevara na zijn dood - hij werd geëxecuteerd - als Christus opgebaard. John Berger vergeleek de compositie ervan in The Look of Things (1972) met die van Rembrandts schilderij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp. Che was verder, schrijft Casey, een intelligente en aantrekkelijke man. Als we de berichten mogen geloven, gold dat laatste ook voor Multatuli. Beiden zijn nog steeds voorbeelden voor mensen die zich inzetten voor een rechtvaardiger wereld. Verder gaat het in hun verhalen niet alleen over onderdrukking en verzet maar wordt daarin ook naar een rijk verleden en een even rijke toekomst van de plaatselijke bevolking verwezen. In Max Havelaar betreft dat de rijkdom van de voedselopbrengsten in Nederlands-Indië. Er wordt verteld dat de regering de landbouwer | |
[pagina 60]
| |
op Java verplicht bepaalde producten te kweken: ‘ze straft hem wanneer hy het aldus voortgebrachte verkoopt aan wie het ook zy buiten háár, en zyzelf bepaalt den prys dien ze hem daarvoor uitbetaalt.’ Het gevolg is hongersnood: ‘Op het ryke vruchtbare gezegende Java, hongersnood? Ja, lezer, voor weinige jaren zyn gehele distrikten uitgestorven van honger. Moeders boden hun kinderen te koop voor spyze. Moeders hebben hun kinderen gegeten...’ Hans Achterhuis laat in Het rijk van de schaarste (1988) zien dat deze mechanismen nog steeds werkzaam zijn. ‘Meer dan een kwart van de landbouwgrond in de derde wereld’, schrijft hij, ‘wordt alleen gebruikt om de rijke landen te voeden. In veel Afrikaanse landen wordt meer dan de helft (en dit is vaak de beste grond) van het landbouwareaal gebruikt om exportgewassen voor de rijke landen te verbouwen.’ Zijn conclusie luidt - en Multatuli beschrijft het proces al in Max Havelaar - ‘dat in de moderniteit voedsel alleen maar een ruilwaarde, een handelswaar is geworden. Voedsel wordt niet meer verbouwd om mensen te voeden, maar om er zoveel mogelijk geld mee te verdienen.’ Zo ontstaat hongersnood. De rol van Nederland in Nederlands-Indië kan worden vergeleken met die van de Verenigde Staten, het imf, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie in Latijns-Amerika. Wat Multatuli voor de onderdrukte bevolking in Nederlands-Indië had kunnen betekenen, is Che Guevara voor de armen in Latijns- en Zuid-Amerika. De kritiek van beiden luidt onder meer dat de bezetters of de handlangers van de onderdrukkers de rijkdommen uit de arme landen stelen. | |
Seks en rebellieToch is er een groot verschil tussen het leven na de dood van Multatuli en Che Guevara. Dat ligt allereerst aan de dominante beeldenwereld van de tweede helft van de twintigste eeuw waar Multatuli niet mee kon concurreren. Er zijn weinig foto's van hem gemaakt en hij was zelden tevreden met het resultaat. Che heeft zijn faam en succes juist aan een foto te danken. Zijn afbeelding die op veel T-shirts te zien is, is gebaseerd op een foto van de Cubaanse fotograaf Alberto Korda uit 1960 en is inmiddels de meest gereproduceerde foto uit de geschiedenis. Dat komt, schrijft Casey, doordat het een foto van een intelligente, sexy man is. De combinatie seks en rebellie doet het altijd goed. Verder verwijst Casey naar Che's blik op die foto. Hij lijkt door ons heen te kijken naar een verre horizon. Hij ziet het begin van het paradijs dat voor ons nog verborgen is. Hij is, kortom, een leiderstype en de kijkers willen hem graag volgen. Ten slotte speelt het toeval een grote rol bij de populariteit van Che Guevara: Korda's foto werd op het juiste moment, in 1967, gelanceerd toen studentenbewegingen in West-Europa zich afzetten tegen de conservatieve waarden van de oude generatie en protesteerden tegen de imperialistische Verenigde Staten en hun oor- | |
[pagina 61]
| |
log in Vietnam. Eén van de attributen die dat verzet symboliseerden was lang haar - zoals Che dat had. Het verwees verder naar vrede, vrijheid van meningsuiting en seksuele revolutie. Bovendien was er in die jaren meer aandacht in de media voor Cuba gekomen omdat linkse denkers en kunstenaars in West-Europa hun geloof in de Sovjet-Unie verloren hadden. Hun utopie van een betere wereld projecteerden zij op Cuba waar na Che's dood in 1967 het merk Che werd gelanceerd: het idee werd daar gecreëerd, Castro zorgde voor de propaganda en retorica en via de foto van Korda werd het idee verspreid. Che en Castro konden en kunnen op prominente steun rekenen: Sartre was lyrisch over Che (‘the most complete man of our age’, citeert Casey), Oliver Stone en Gabriel García Márquez zijn bewonderaars van Castro. Ook Nederlandstalige schrijvers leverden een bijdrage aan de verspreiding van Che's roem: Mulisch reisde naar Cuba en schreef met Hugo Claus het libretto van de opera Reconstructie, waarin het over Che Guevara gaat, die tijdens het Holland Festival van 1969 in première ging. Schrijvers en engagement, het is van alle tijden. Prentbriefkaart van Che Guevara, ontwerp Gerard Malanga 1968, geauthentificeerd door Andy Warhol.
Prentbriefkaart van Multatuli naar Andy Warhol, bron: www.maxhavelaar.dk, 2000.
| |
Imago en realiteitHet huidige beeld van Che Guevara heeft vrijwel niets meer met de historische Che te maken, schrijft Casey. De icoon is losgekoppeld van zijn wortels en hij belichaamt de ‘quintessential postmodern icon - anything to anyone and everything | |
[pagina 62]
| |
to everyone.’ Dat sluit aan bij de strategie van global brands: ze verkopen een imago, niet de realiteit. Zodoende maken uiteenlopende bewegingen en ideologieën gebruik van Che: er is een pacifistische, democratische Che die de mensenrechten symboliseert. Ook Hugo Chávez, die het minder nauw neemt met de mensenrechten en zich vooral beroept op Simón Bolívar, kan niet om hem heen omdat zijn aanhangers Che bewonderen. Andere groeperingen - zoals Duitse neonazi's die T-shirts met Korda's Che dragen - hebben op het eerste gezicht niets met revolutionair, links verzet te maken. Het gaat bij hen om anti-Amerikanisme dat ook zijn populariteit in Libanon en Iran verklaart. Ten slotte is zijn beeltenis te vinden op condooms, op koffiebekers en is Che een biermerk. Ook bij het horen van de naam Max Havelaar denken maar weinig mensen aan de roman. Veel bekender is het ‘Max Havelaar Keurmerk’ dat in 1988 werd gelanceerd om koffieboeren uit Latijns-Amerika te steunen. Inmiddels zijn nieuwe producten als thee, chocola, fruit en kleding geïntroduceerd en is Max Havelaar niet alleen de naam van het keurmerk in Nederland maar ook in België, Denemarken, Frankrijk, Noorwegen en Zwitserland. Anne van Dok, van 2003 tot 2009 bestuursvoorzitter van de Stichting Max Havelaar, verwijst in 18 jaar Max Havelaar (2007) één keer naar Multatuli's roman waaraan de naam is ontleend. ‘Max Havelaar’, schrijft ze, ‘is een protest tegen de uitbuiting van de Javaanse bevolking. De naam van onze stichting is naar mijn mening goed gekozen. De problematiek van uitbuiting van kleine boeren en werkers is helaas nog steeds actueel.’ Helemaal juist is haar uitleg niet. De Stichting Max Havelaar haalt de scherpe kantjes van het boek, stroomlijnt Multatuli en maakt zijn revolutionaire kant onzichtbaar. Hij wordt een icoon van het postmoderne geweten dat gesust wil worden zonder de structuren te wijzigen. Multatuli schrijft dat de hoofdstrekking van Max Havelaar luidt dat ‘de Javaan wordt mishandeld!’ Door de titel van Multatuli's werk met hogere koffieprijzen voor kleine boeren te verbinden, lijkt het erop dat de Stichting Max Havelaar het op de hypocriete koffiemakelaar Batavus Droogstoppel heeft gemunt. Verder geeft de Stichting de toenmalige minister-president Jan Peter Balkenende een platform in 18 jaar Max Havelaar waardoor er een vermoedelijk onbedoeld verband tussen de dubbele moraal van Droogstoppel en die van christelijk politiek Nederland wordt gelegd: vertrouwen in de christelijke god en alles in dienst van het financiële gewin. De premier schrijft vol lof over de Stichting: ‘Stichting Max Havelaar staat al jaren voor Fairtrade, eerlijke handel. Eerlijke handel waarin een goede balans wordt gevonden tussen mens, milieu en economie. Boeren worden in staat gesteld uit de klem van de armoede te komen. Fairtrade geeft perspectief op een goede toekomst voor alles wat ons dierbaar is: people en planet!’ Dat is proza voor de kansel want Nederland is via het lidmaatschap van diverse internationale organisaties medeverantwoordelijk voor de moei- | |
[pagina 63]
| |
lijke positie van boeren en hongersnoden in ontwikkelingslanden. De Stichting Max Havelaar deelt niet alleen Droogstoppels voorkeur voor koffie maar geeft ook ruimte aan diens verre achterneef Jan Peter Balkenende. | |
Multatuli en Poncke PrincenOm een politiek icoon te worden, moeten er ook voldoende tegenstanders zijn die het bloed van het icoon in spe wel kunnen drinken. De conservatieven in de Verenigde Staten en de Cubanen die daarheen zijn gevlucht haten Che Guevara. Op de website van een Cubaanse organisatie in Miami is een lijst te vinden met namen van personen die Che heeft laten executeren. Ook geven vertegenwoordigers van organisaties lezingen waarin ze hun verhaal over de ‘ware Che’ vertellen, de moordenaar. Als Multatuli zijn uitspraak uit de brief aan Muller publiek had gemaakt of al veel eerder actief was geworden, had zijn portret dienst kunnen doen als icoon op een T-shirt van rebellen, verzetsstrijders en andere groeperingen die geweld niet schuwen om hun idealen te verwezenlijken. Wat Multatuli niet heeft gedaan, is wel bij een andere Nederlander te vinden die eveneens in Indonesië actief is geweest en nog steeds extreme reacties bij voor-en tegenstanders oproept. Het betreft Poncke Princen die uit her Nederlandse leger deserteerde en zich bij de opstandelingen aansloot om net als de Bantammers uit het verhaal over Saïdjah en Adinda tegen het Nederlandse gezag te strijden. In de discussies over zijn rol worden in Nederland begrippen als verzet en verraad gebruikt. Wie uit humane overwegingen niet bereid is om dienst te doen voor zijn geboorteland, een in zijn ogen onrechtvaardige oorlog te voeren en overloopt naar de partij die het volgens hem bij het rechte eind heeft, wordt als een verrader beschouwd. Zelfs decennia later nog, als de geschiedenis hem gelijk heeft gegeven. Om net als Che Guevara een icoon van revolutionair verzet te worden, had Multatuli niet alleen de pen maar ook de wapens moeten opnemen - en er niet alleen over moeten dromen. | |
LiteratuurHans Achterhuis, Het rijk van de schaarste. Van Thomas Hobbes tot Michel Foucault. Baarn: Ambo 1988. Michael Casey, Che's Afterlife. The Legacy of an Image, New York: Vintage Books 2009. F.M. Dostojewski, Misdaad en straf [1866]. Vertaald uit het Russisch door Jan Meijer, Verzamelde Werken, dl. v, Amsterdam: G.A. van Oorschot 19905. 18 jaar Max Havelaar, Fairtrade Labelling wordt volwassen, Utrecht: Stichting Max Havelaar 2007. |
|