Dit in de mensen blijkbaar onuitroeibare levensgevoel, waardoor zij zich geroepen achten om over anderen als rechters op te treden, terwijl het recht dat zij toepassen, niets anders is dan willekeur ten eigen bate.
Dit levensgevoel, waaraan zij de pretentie ontlenen anderen te mogen knevelen, welke pretentie op niets anders berust dan op een bewustzijn van superioriteit, hetwelk zijn enige rechtvaardiging vindt in een overwicht aan wapens en macht. Is het niet dit, dat de levens heeft opgeëist van hen die wij heden gedenken?
Zou de aanklacht toen door Multatuli geuit, vandaag op meer reactie kunnen rekenen?
Het antwoord is hierboven gegeven. Het hangt ten nauwste samen met de menselijke natuur.
Hierbij gaat het niet over goed of niet goed, maar over een ingewikkeld proces en dat proces heet mens. Het is vermoedelijk van een diepe betekenis dat de mens zowel in het Hebreeuws als ook in het Latijn in verband wordt gebracht met stof. Mens je bent adam, adama, homo, humus, stof, ben je.
Dit houdt een oproep in: probeer niet te hoog te paard te zitten. Een mens, vaak angstig en angst zoekt een uitweg. Bang voor het leven en bang voor de dood, bang voor ziekte en bang zijn baan te verliezen, bang door een ander niet voor vol te worden aangezien, bang voor vragen, bang voor verandering. De gedachte aan verandering kan dwingen tot overleg met anderen en dat overleg kan tot gevolg hebben dat zijn standpunt van tafel verdwijnt of - nog ingrijpender - dat zijn overbodigheid aan het licht komt. En wie wil dat onder ogen zien?
Zo komt de vraag: is het systeem zoals het functioneert op recht gebouwd en op duurzaamheid gericht, niet aan de orde.
Het bovenstaande beoogt een antwoord te geven op de vraag in hoeverre de aanklacht van Multatuli vandaag op meer reactie zou kunnen rekenen.