Over Multatuli. Jaargang 30. Delen 60-61
(2008)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||
Jerzy Koch
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||
voor wie hij de in de promotiecommissie had gezeten (Vanrusselt 1982; De Leeuwe 1983). Het jaar daarop, één jaar speurwerk rijker, ontmoette ik in Polen Marcel Janssens, de ‘Doktorvater’ van Vanrusselt. Het gesprek met hem was voor mij eveneens belangrijk omdat de Poolse receptie kwantitatief veel kleiner was dan de Duitse en ik twijfels had of het mogelijk zou zijn om op basis van dit corpus teksten een proefschrift te schrijven. Ik kan het niet laten om nog even de volgende persoonlijke noot te vermelden: uiteindelijk vormt mijn eigen onderzoek ook een schakel in de Multatuli-receptie. Mijn zoontje hoorde in de daaropvolgende jaren zo dikwijls het pseudoniem ‘Multatuli’ dat hij dit verwarde met ‘mój tatulu’ (in een Pools dialect ‘mijn pappie’) en als ‘moei tatuli’ uitsprak. Dat geeft een idee van de intensiteit van het omgaan met het materiaal dat steeds omvangrijker werd omdat ik tegelijkertijd het initiatief nam om de Poolse Havelaar-vertaling uit 1903 te reviseren en opnieuw uit te brengen. Ten slotte, op nadrukkelijk verzoek van de uitgever, kwam dit neer op een nieuwe vertaling van mijn hand (Multatuli 1994). Gelukkig, want een meesterwerk dient voor bijna elke generatie opnieuw vertaald te worden (Taalschrift 1994). De Poolse Maks Havelaar is in 1994 in de prestigieuze reeks ‘Biblioteka Narodowa’ (Nationale Bibliotheek) verschenen en is voorzien van een lijvige inleiding van honderd zeventig bladzijden en bijna duizend voetnoten.Ga naar eind3 | |||||||||||||||||||||||
Theoretische basisEn hoe liep het met mijn onderzoek af? Het wel en wee van de receptie ging gepaard met het wel en wee van mijn naspeuringen. Ook al kon de verdienstelijke studie van Vanrusselt op de een of andere manier als model voor ander receptieonderzoek fungeren, maakte ik kennis met de typische problemen van de Poolse bibliograaf en literatuurbeschouwer die in een land werkt dat getekend is door verwoesrende oorlogen, verbrande bibliotheken en gedwongen volksverhuizingen - wat desastreuze gevolgen had voor het boeken- en archiefbezit. Bovendien wilde ik een eigen theoretisch perspectief ontwikkelen dat zou passen bij het empirische materiaal en omdat ik geen genoegen nam met het klassieke receptiehistorische perspectief zoals dat toen in veel studies werd toegepast. Ik bediende me daarbij van concepten van Frans van Coetsem (1988) die in plaats van een algemene term zoals taalinterferentie, een onderscheid maakte tussen twee wezenlijk andere soorten taalbeïnvloeding: borrowing, dat wil zeggen de invloed van de minder goed beheerste taal op de taal die men beter machtig is (vooral lexicaal), en imposition, het proces van de overbrenging van de structuren van de moedertaal naar een vreemde taal (vooral uitspraak en syntaxis). In overeenstemming met deze taalkundige zienswijze heb ik een onderzoeksvoorstel geformuleerd, en zelf geprobeerd dit te realiseren, om bij de ontleding van de buitenlandse receptie de nadruk te verplaatsen ván de structuren van ontlening (borrowing) náár de analyse van de structuur van projectie of overbrenging (imposition) (Koch 1995). Traditioneel gesproken beschouwt men de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||
vertaalde literatuur analoog aan lexicale ontleningen, en het onderzoek eindigt in het beste geval in een uiteenzetting ovet de beeldvorming van de verraalde literatuur, maar dikwijls ook in de ‘gebibliografiseerde’ verhandelingen of zelfs ‘invloedologische’ trakraatjes. Ik heb geprobeerd te breken met de visie op cultutele verschijnselen als een systeem van communicerende vaten. Receptiegeschiedenis is slechts ten dele waarderingsgeschiedenis wanr ‘een literaire vertaling wordt gemaakt niet alleen - of zelfs niet vooral - met het oog op de cultuur van de originele taal maar (ook) met het oog op de cultuur van de taal van de vertaling. De receptie is volgens deze opvatting een daad van projectie’ (Koch 1995: 151-152). Een vertaling en alles wat met haar ontstaan en werking gepaard gaat, wordt door literatuurbeschouwers te vaak gezien als dé manier waarop kennis wordt genomen van een andere (nationale) literatuur en cultuur en te weinig als een wezenlijk bestanddeel van een eigen literair systeem. Dit blijkt onder andere duidelijk uit het feit dat bij afbakening van de periodes nauwelijks rekening wordt gehouden met de massa vertaalde literatuur. Men heeft gewoonlijk alleen oog voor beroemdheden die vertaald worden op momenten van vernieuwing en als wegbereiders van nieuwe artistieke concepten in een andere literatuur gezien kunnen worden. Maar ook zij en hun werken worden niet beschouwd als een onvervreemdbaar deel van de literatuur in de doeltaal. Een vertaald werk functioneert niet (meer) in de literatuur in de brontaal maar in de literatuur waarin de vertaling ontstaat en die door het toedoen van deze vertaling veranderd wordt. De vertaalde literatuur naar waarde en relevantie te schatten wil niet alleen zeggen een onderzoek insrellen naar het literaire veld en de daarin opererende actoren, maar dit ook volgens de systeemtheorie in verband te brengen met de litetaire en culturele traditie in de doeltaal. Deze traditie dient dan beschouwd te worden als de natuurlijke omgeving van de vertaling en de toevloed van de vertaalde literatuur moet op dezelfde manier behandeld worden als de toevloed van werken die direct in de brontaal, de taal van een nationale literatuur, ontstaan. De onderzoeker moet zich steeds de vraag stellen in hoeverre het recipiërende systeem door middel van verwachte patronen zijn eigen literatuur- en cultuurmodellen naar de buitenlandse gerecipieerde literatuur overbrengt. Zo ontstond mijn proefschrift waarop ik in december 1991 in Leuven ben gepromoveerd (Koch 1991)Ga naar eind4 en waarin ik op basis van de Multatuli-receptie een nieuw voorstel heb geformuleerd met betrekking tot de terminologie en periodisering van de Poolse literaire cultuur van de eeuwwisseling (Koch 1995: 163-172). Naast een aantal begeleidende artikelen verscheen er ook een bibliografie van mijn hand waar het wel en wee van de Poolse Multatuli-receptie is vastgelegd en met mijn eigen Havelaar-vertaling en de organisatie van de tentoonstelling tond Douwes Dekker werd ikzelf tot een van zijn bemiddelaars.Ga naar eind5 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||
Julian Marchlewski en twee constanten in de Poolse receptieEn hoe liep het met Julian Marchlewski af? Hij presteerde het in de jaren twintig om een van de topdiplomaten van de Sovjet-Unie te worden en overleed in 1925 tijdens een kuur in Italië, kort voor de grote zuiveringen in het land van de eerste volksdemocratie begonnen. Precies een kwarteeuw eerder was deze Poolse revolutionair op Multatuli gestuit. Marchlewski's interesse voor Multatuli is spectaculair en daarom al frappant. Reden genoeg om verder over hem uit te weiden en zijn belangstelling tot de rode draad van de uiteenzetting te maken. Bovendien zijn de vertalingen van Multatuli en een opstel over hem van de hand van deze radicaal in enkele opzichten kenmerkend voor de gehele Poolse receptie, zowel rond 1900 alsook na 1945, niet alleen in persoonlijk, individueel perspectief maar ook in het algemeen wat inspiraties, verloop en een aantal andere facetten betreft. Marchlewski toonde zijn bewondering voor Multatuli in zijn hoedanigheid van kritisch econoom en overtuigd marxist en eveneens van Vollmensch, zoals een van de Poolse critici van toen hem noemde (Nowaczyński 1903). Marchlewski publiceerde verscheidene artikelen over moderne kunstrichtingen en literatuur en samen met een vriend richtte hij in München in 1902 ‘Dr. J. Marchlewski & Co., Verlag Slavischer und Nordischer Literatur’ op, een kleine uitgeverij die tot haar faillissement in 1905 toch nog ongeveer vijftig titels in het Duits, Pools en Russisch op de markt bracht. Het project was humanistisch en ethisch geïnspireerd: het ging onder andere om de verzekering van de auteursrechten van de Poolse en Russische schrijvers en de garantie dat ze hun tantièmes zouden krijgen, daar Rusland in 1886 niet tot de Conventie van Bern was toegetreden en de auteursrechten door menig vertaler en uitgever in het Westen op laakbare wijze geschonden werden. Ik noem dit initiatief om deze voorstander van de dictatuur van het proletariaat in een ander en meer genuanceerd licht te stellen. Een ander facet van Marchlewski als criticus van de burgerlijke samenleving wordt duidelijk als men ziet dat hij zijn essay over de door hem bewonderde Multatuli opbouwt rond de figuur ‘Mynheer van Koek’, ontleend aan Heinrich Heines gedicht Das Sklavenschiff (1854).Ga naar eind6 Van deze formulering maakre Heine in de tweede versie van het gedicht gebruik (oorspronkelijk stond er ‘der Herr van Koek’Ga naar eind7) en in navolging van Heine behoudt Marchlewski in zijn Poolse essay de Nederlandse aanspreekvorm. ‘Mynheer’ wordt in zijn spilfunctie retorisch ten volle uitgespeeld om de individuele dimensie met een generalisatie aan te vullen - Marchlewski zegt iets over ‘mynheer Lennep’ wanneer hij het over details uit Douwes Dekkers leven heeft of over ‘mynheer-Bourgeois’ en ‘mynheer-staatsregering’ wanneer hij zijn eigen sociaal-economische en politieke stellingen personifieert. Met dit laatste aspect hangt een interessante overeenkomst qua tijd samen tussen Marchlewski's interesse voor Multatuli en zijn kritiek op de economi- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||
sche uitbuiting door de Europese mogendheden van de overzeese wingewesten (Marchlewski (1896, 1897). Hij haalde in Zürich in 1896 zijn doctorstitel in de economie, dus zijn belangstelling voor de koloniale uitwassen had een professionele basis. Uit de bibliografie van deze criticus van het imperialisme blijkt dat het aantal artikelen per jaar over de koloniale kwesties kort vóór 1901 begon te groeien: in 1897 drie, in 1898 drie, in 1899 zeven en in 1900 zeven (Kaczanowska 1954). Daarna zet er een daling in, wat verband kan houden met zijn werk als uitgever en zijn politieke betrokkenheid bij de revolutie 1905-1907 (Przeniosły & Wiecha 2005)Ga naar eind8 om vervolgens weer sterk toe te nemen: in 1908 vijftien, in 1909 negen, in 1910 dertien, in 1911 zestien en in 1912 twaalf bijdragen per jaar. Daar is een zekere wisselwerking tussen Marchlewski's ontvankelijkheid voor het optreden van Europese mogendheden op andere continenten en zijn kritiek op de koloniale exploitatie én anderzijds zijn interesse voor Multatuli uit af te leiden. Vanuit zijn positie in Zwitserland (Zürich 1893-1896) en Duitsland (Copitz/Dresden 1896-1898 en München 1898-1905) volgde Marchlewski de politieke en sociaal-economische ontwikkelingen in het Duitse cultuurgebied nauwkeurig en van dichtbij. Hij deed dit beroepshalve, onder andere als medewerker van Poolse en Duitse periodieken (Sächsische Arbeiter-Zeitung, Vorwärts, Neue Zeit, Leipziger Volkszeitung en Münchener Post). De golf Duitse Multatuli-vertalingen ontging hem niet maar in tegenstelling tot menig ander vertaler had hij consciëntieus zijn erkenning aan Wilhelm Spohr (1868-1959) gegeven als bron voor zijn eigen vertalingen. Deze Duitse vertaler, die niet weg te denken is uit de Wirkungsgeschichte van de auteur van de Max Havelaar, werd al in 1910 door Marchlewski een ‘vurig aanbidder’ van Multatuli genoemd (Koch 2000a: 30). Uit het bovenstaande zijn reeds twee constanten in de Poolse receptie zichtbaar die later - soms minder, soms meer spectaculair - steeds weer hun bevestiging zullen krijgen: ten eerste het sociale en dikwijls ook politieke engagement van Poolse Multatuli-vertalers, critici en bemiddelaars en ten tweede het Duits als talig tussenmedium. Op deze plaats verdient vooral de kwestie van de Duitse taal als medium onze aandacht, op het eerste element ga ik later nog wat dieper in. | |||||||||||||||||||||||
Het Duitse cultuurgebied als transitohaven: casus van de literaire historiografie en encyclopedische werkenIn 1962 schreef Oversteegen: ‘In vele landen verschijnen uitgaven van Max Havelaar, bijna altijd naar het Duits van Spohr vertaald. Ik noem de Deense vertaling van 1901, de Zweedse van 1902, de Poolse van 1903, de Russische van 1908’ (Oversteegen 1962: 145). De eerste directeur van de Stichting voor Vertalingen (1955) bracht op die manier de feiten rondom de buitenlandse lotgevallen van Multatuli met elkaar in een logisch verband. Bijna tien jaar later was de werkingssfeer van Multatuli niet beter in kaart gebracht en als auteur van de bloemlezing kritieken over Multatuli constateerde hij: ‘Over de merkwaardige lotge- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||
vallen van Multatuli's werk buiten ons taalgebied is er zelfs geen volwassen werk waarnaar ik verwijzen kan [...]’ (Oversteegen 1970: 9 [cursivering jk]). Pas het werk van Vanrusselt en de publicaties van enkele andere onderzoekers (Luger 1973; Kolenberg 1969, 1971, 1971a) begonnen voor een deel Oversteegens (1970: 9) onderzoeksvoorstel te realiseren, namelijk de bestudering van Multatuli als een internationale figuur. En dit bevestigde overduidelijk het belang van de Duitse receptie voor de verdere verspreiding van Multatuli naar het Oosten en de doorslaggevende rol die Wilhelm Spohr daarin speelde. Vanrusselt noemt het Duitse taalgebied een ‘transitohaven’ of ‘transito-land’ (Vanrusselt 1982: 388) en voor de Poolse receptie is dat een zeer treffende omschrijving (Koch 1992: 13-28). Zelfs indien we de reacties vóór de komst van Spohr - dé Multatuli-bemiddelaar bij uitstek (Grave 2001) - buiten beschouwing laten, blijft de rol van de Duitse taal ontegenzeglijk belangrijk: de Poolse receptie nam reeds in maart 1876 haar aanloop dankzij een opmerkelijke vermelding van de vertaling van Theodor Stromer (Multatuli 1875) in de correspondentie uit Duitsland van de romancier Józef Ignacy Kraszewski (1812-1887) (Koch 1990a).Ga naar eind9 De rol van het Duits blijkt zelfs uit een zekere afhankelijkheid van Poolse naslagwerken over de wereldliteratuur van hun Duitse voorgangers. Nog groter was de navolging van de Duitse Konversationslexica in de Poolse encyclopedieën. De waarde van deze twee soorten bronnen - in het receptieonderzoek niet zelden stiefmoederlijk behandeld - voor de afbakening van de receptie en voor de karakteristiek van haar verloop blijkt enorm te zijn: alle soorten naslagwerken maken deel uit van de processen van de canonvorming. Omdat op het gebied van het encyclopedisch en literair-historisch werk de Duitse wetenschap in de negentiende eeuw toonaangevend was, lag die afhankelijkheid voor de hand. De meest relevante conclusies laten zich wat Multatuli betreft als volgt recapituleren (Koch 2000: 50-92, 1991c). Uit de periode 1880-1914 dateren acht Poolse geschiedenissen van de wereldliteratuur die een wijd spectrum omvatten: van een schoolboek tot een echte literatuurgeschiedenis. Drie van deze vermelden Multatuli. In de verpoolsing van de zesde druk van Allgemeine Geschichte der Literatur - het standaardwerk van Johannes ScherrGa naar eind10 - staat in 1883 dat Douwes Dekker ‘volgens de Hollanders het grootste talent van hun moderne literatuur’ is (Scherr 1881-1883 ii: 566).Ga naar eind11 Twee andere vermeldingen, respectievelijk uit 1903 en 1908, zijn hierover minder enigmatisch. In Przegląd dziejów literatury powszechnej uit 1903 wordt na De Genestet, Schimmel en Bosboom-Toussaint ook genoemd de begaafdste van hen, Edward [sic!] Douwes Dekker (pseudoniem Multatuli, 1820-1887), een scherpzinnig waarnemer, pessimistisch ingesteld, die de alle vrijmoedige gedachten en dappere wil onderdrukkende koopmanswereld met haar enge denkbeelden afbeeldde alsook het Hollands bewind op Java, vol misbruik en willekeur (Max Havelaar, Plantacye Kawy [Koffieplantages, sic!]). Zijn drama's Narzeczona [De bruid daarboven] en Szkoła książąt [Vorstenschool] zijn van geringere betekenis (German 1903: 215). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||
In Krótki zarys literatury powszechnej uit 1908 daarentegen leest men: Nederlandse koloniën werden voor de nieuwste romanciers een interessant onderwerp zowel ten opzichte van het exotische alsook het realistische. I. Sen [sic!] Brinks schreef in deze materie realistische schetsen, en in onze tijd werd Max [sic!] Dekker beroemd (bekend onder zijn pseudoniem Multatuli), die op een ruwe manier de wildheid en de gruweldaden van de Hollanders weergaf tegenover de plaatselijke bevolking op het eiland Java (Max Havelaar). In de laatste tijd verwierf de romancier Cooperus [sic!] (Królowa [Koningin]) in Nederland bekendheid (Lange 1908: 102-103).Ga naar eind12 In de laatste twee gevallen is de afhankelijkheid van de Duitse voorbeelden moeilijk met harde feiten te staven, en toch wijst de foutieve schrijfwijze van de namen eerder op de slordige overname uit bronnen in andere talen dan eigen speurzin en kennis van de literatuurhistorici.Ga naar eind13 Maar iets anders is hier opmerkelijk: de vermeldingen uit 1903 en 1908 zijn zo op het oog minder cursorisch en generaliserend dan die uit 1883, maar gezien het verloop van de receptie (een golf vertalingen in de Poolse pers en in boekvorm) zijn zij zeer beperkt en de bibliografische basisinformatie verstrekt helemaal geen gegevens over de reeds uitgegeven en besproken Poolse Multatuli-vertalingen en hun herdrukken uit de periode 1901-1907, niet eens de titels. Er zijn naar alle waarschijnlijkheid drie redenen voor een dergelijke cursorische presentatie van Multatuli. Ten eerste de tamelijk late ontwikkeling van wetenschappelijk gefundeerd onderzoek naar de literatuurgeschiedenis in Polen. Ten tweede het uitgesproken nationale karakter van de Poolse cultuur en geesteswetenschappen (aan kunst en wetenschap werd in de hele negentiende eeuw, tot 1918, de taak opgedragen van nationale opvoeding en behoud van gemeenschappelijke waarden van het volk dat enkele generaties lang verdeeld over drie door Rusland, Pruisen en Oostenrijk bezette gebieden leefde). Ten derde de dominante positie van de geschiedenis in de negentiende-eeuwse wetenschap met als gevolg dat men wetenschappelijke maatstaven pas op definitief afgesloten literaire processen toepaste: het jaar van de opstand tegen Rusland 1863 - terminus ad quem van de Poolse Romantiek - fungeerde hier als grens en wat daarna lag, kon object zijn van slechts subjectief gekleurde literaire kritiek (Koch 1991d: 295-296]. Het aantal encyclopedieën was in Polen omstreeks de eeuwwisseling veel groter dan de naslagwerken over de wereldliteratuur - het positivisme versterkte duidelijk de behoefte om de groeiende hoeveelheid informatie systematisch te bewerken en wist in deze presentatievorm de wetenschappelijke functie met de voorlichtende te combineren. Er verschenen verscheidene Poolse encyclopedieën van diverse omvang, formaat en doel. Ik neem meteen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||
maar de belangrijkste onder de loep: Wielka Encylopedia Powszechna Ilustrowana kwam geregeld tussen 1890 en 1914 uit en pas de Eerste Wereldoorlog maakte een eind aan de werkzaamheden (dit naslagwerk is abrupt bij het lemma ‘Patroklos’ afgebroken). In het groot opgezette en vakkundig uitgevoerde project kon ‘Dekker’ niet ontbreken en dit trefwoord is in deel vijftien uit 1895 afgedrukt. Bij nader inzien blijkt dit een verregaande inhoudelijke en formele afhankelijkheid te tonen met het gelijknamige trefwoord van Meyers Großes Konversations-Lexikon uit 1894,Ga naar eind14 hoewel de auteur(s) ook uit andere bronnen putten. Dergelijke overnamen waren wijd verspreid en de Duitse lexica werden in Engeland, Frankrijk, Rusland, Zweden, Italië en Amerika vertaald en geadapteerd (Grzegorczyk 1932; Olkiewicz 1988). Opmerkelijk is dat in Polen uitsluitend uit Meyers overgenomen is en dat juist deze ‘liberale’ encyclopedie er aansluiting vond en niet de ‘katholieke’ Herder of de qua formule originele en moderne Brockhaus. Dat weip daadwerkelijk de beste encyclopedie was, blijkt niet alleen uit het feit dat ze zich op een van de best beschikbare bronnen baseerde maar ook het feit dat de redactie zich na de golf Multatuli-vertalingen genoodzaakt zag om een belangrijke aanvulling op te nemen. Zo verscheen in 1912, in deel 48, het tweede lemma over de auteur van de Max Havelaar, nu onder het lemma ‘Multatuli’. Men verwees naar de buitenlandse receptie, noemde Spohr als auteur van de beste bloemlezing en gaf rijkelijk bibliografische gegevens op (C. Vosmaer, C. Busken Huet, H.J. Polak, J.B. Meerkerk, A. Cohen, S. Lublinski en C. Hagemann). De auteur Marian Abramowicz (1871-1925), die de bijnaam ‘wandelende encyclopedie’ droeg (psb 1977: 13-14),Ga naar eind15 verwees ook naar de inleidingen voor de Poolse bloemlezingen van Multatuli en noemde uiteraard alle vertalingen naar het Pools. In de spanningsboog tussen die twee trefwoorden uit respectievelijk 1895 en 1912 schuilt het belangrijkste segment van de Poolse receptie. | |||||||||||||||||||||||
De hoofdmoot van de receptieIn de periode 1901-1907 verschenen er vier vertalingen in boekvorm. Als eerste kwamen twee bloemlezingen uit, vertaald en samengesteld door Maria Feldman (1901) en Malwina Posner-Garfein (1903, 1906). Beide uitgaven bevatten lange inleidingen die op Spohrs essay zijn gebaseerd, en de anthologie van Feldman verraadt de bron van de overname reeds in de titel Multatuli. Osobistość jego i wybór pism - een contaminatie van achtereenvolgens de titel van Spohrs boek en de titel van zijn inleidend essay. De bron mag dezelfde zijn, beide anthologieën wijken van elkaar af qua omvang en organisatie van het materiaal. Ook de doelgroep was een andere De uitgave uit 1901 verscheen als bijlage van het tijdschrift Przegląd Tygodniowy życia społeczntgo, literatury i sztuk pięknych (1866-1905, ‘Wekelijkse Revue van sociaal leven, literatuur en schone kunsten’) dat zich inzette voor de verspreiding van positivistische idealen. Tussen 1880-1901, één keer per maand, vergezelde | |||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||
Dodatek popularno-naukowy (‘Populair-wetenschappelijke bijlage’) het weekblad, zodat het totale aantal supplementen op 215 boeken kwam te staan. De bijlage was gratis voor de abonnees en in de handel kostte de uitgave van Multatuli's werk ook niet veel: 50 kopeken. Hoewel Księgarnia Naukowa (1902-1911, ‘Wetenschappelijke Boekhandel’), de uitgever van de bloemlezing uit 1903, een populairwetenschappelijk fonds had, hoefde deze editie niet zo goedkoop te zijn. De druk moest ook wel duurder uitvallen gezien de verzorgde vormgeving van typografie tot omslag waarmee de editie bij de toenmalige modernistische tendensen in de kunst aansloot. De investering en de moeite loonden: als gevolg van de groeiende vermaardheid van Multatuli beleefde het boek in 1906 een herdruk. Maks Havelaar van de hand van Bronisława Neufeldówna verscheen in 1903 als nummers 297 en 298 in de reeks ‘Biblioteka Dzieł Wyborowych’ (bdw) (‘Bibliotheek van Alletbeste Werken’), bdw werd als een zeer populaire reeks in de periode 1897-1928 uitgegeven. Het idee daarachter was om goede literatuur in goedkope edities uit te geven - elk deeltje kostte 25 kopeken (40 kopeken voor de gebonden versie) en de oplage was gewoonlijk twintigduizend. Het vierde boek was een afzonderlijke uitgave van de integrale tekst van Idee 448. K to z was bez winy... (‘Wie van u zonder zonde is’ [Johannes 8,7] zag in 1907 in vertaling van Izabela Zielińska het licht. De uitgever was Księgarnia Naukowa die reeds de bloemlezing uit 1903 (1906) in zijn fonds had. Het onderwerp van Idee 448 - een brief aan een vrouw na een abortus - vond men kennelijk geschikt om de tekst in de reeks Biblioteka Abolicjonistyczna (‘Abolitionistische Bibliotheek’) te plaatsen. Twee voorafgaande titels van de serie gingen over prostitutie en venerische ziekten én over prostitutie van dienstmeisjes. In dezelfde reeks, maar niet genummerd en bij een andere uitgever, verschenen ook autobiografische aantekeningen van de Britse feministe Josephine Elisabeth Butler die voor het welzijn van prostituees streed. Uit de ondertitel van K to z was bez winy..., eensluidend met de toevoeging van Spohr Entstanden und als ‘Offener Brief’ herausgegeben 1863; später in ‘Ideen’, Band 11, aufgenommen, kan men aflezen dat ook deze vertaling via het Duits tot stand kwam. In zekere zin los van deze groep vertalingen staat de uitgave van Listy miłosne. Powieść z holenderskiego (‘Liefdesbrieven. Roman uit het Nederlands’). Deze verkorte versie van de Minnebrieven, vertaald door een zekere ‘Allor’, verscheen in de reeks Skarbnica Polska, uitg. Ilustrowany Tygodnik Arcydzieł Literackich (‘Poolse Schatkamer. Geïllustreerd Weekblad voor Literaire Meesterwerken’). Net als de reeks van Przegląd Tygodniowy of bdw-serie was dit een periodieke uitgave waarin tussen 1912 en 1915 elke week een boek, meestal een roman, werd gepubliceerd. Het verschil ligt in de nog populairdere vorm namelijk een boek in dagbladformaat. Tevens markeert het jaar van de publicatie, 1914, het einde van de eerste receptieperiode. Wat bij deze opsomming opvalt, is ten eerste een tamelijk snelle opeenvolging van de publicaties: 1901, twee maal in 1903, 1906 en 1907. Niet minder opmer- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
kelijk is de keuze: aanvankelijk bewerkingen van Spohrs bloemlezing, dan de zelfstandige editie van de Max Havelaar, uiteindelijk een subjectieve keus voor een afzonderlijke druk van Idee 448. De populariserende of educatieve strekking van de uitgevers of series trekt eveneens de aandacht. Ten slotte valt de sekse van vertalers op: het waren louter vrouwen. Gezien de opkomst van vrouwen in het vertalerberoep spreekt dit vanzelf (ik ga niet dieper in op de oorzaken van deze tendens) maar aan de andere kant verwondert dit want deze groep Multatulivertaalsters is in enkele andere opzichten homogeen. De vier vrouwen konden zich door multatuliaanse emancipatorische ideeën aangesproken voelen als vrouwen, mensen met linkse sociale idealen (soms leden van politieke partijen) en vaak betrokken bij het onderwijs in de brede zin des woords. Niet zonder betekenis is het feit dat drie van hen zich uit de orthodoxe joodse kringen emancipeerden en zich in het Poolse milieu, dikwijls als tweede generatie, assimileerden. Zielińska is als enige een odd (wo)man out maar als vertaalster van Idee 448 betreft haar een ander opmerkelijk feit: zij was vroedvrouw van opleiding. Met andere woorden, alle vier vertaalsters voelden de problematiek aan den lijve. Aan het geschetste profiel van de receptie beantwoordden ook qua tijd en intensiteit de vertalingen in periodieken. Multatuli's werk werd gedrukt door tijdschriften waarvan de redacties in Warschau en Wilno (Wilna / Vilnius) of Krakau en Lwów (Lemberg / Lviv) zetelden, respectievelijk in het door Rusland of Oostenrijk bezette Poolse gebied. De meeste van deze titels waren links georiënreerd, Krytyka (1900, ‘Kririek’), sommige waren zelfs spreekbuizen van politieke partijen, Naprzód. Organ Polskiej Partvi Socvalno-Demokratycznej (1901, ‘Vooruit. Orgaan van de Poolse Sociaal-Democratische Partij’), of vakbonden, Metalowiec. Organ Związku Metalowców w Austrii (1909, ‘Metaalarbeider. Orgaan van de Vakbond der Metaalarbeiders in Oostenrijk’). Tijdens de revolutie 1905-1907 in Rusland vindt men Multatuli's werk niet alleen in geëngageerde tijdschriften als Głos (1905, ‘Stem’) en Przegląd polityczny, społeczny i literacki (1907, ‘Politieke, sociale en literaire revue’), maar ook in algemene periodieken die eveneens sociaal bewogen raakten zoals Bluszcz. Pismo tygodniowe ilustrowane dla kobiet (1905, ‘Klimop. Geïllustreerd weekblad voor vrouwen’), een van de oudste vrouwenbladen in Europa dat sedert 1865 werd uitgegeven, of het eclectische magazine Nasz Kraj. Tygodnik Ilustrowany (1906, ‘Ons Land. Geïllustreerd weekblad’). Als gevolg van de represailles in de nadagen van de revolutie weken sommige redacties van Warschau naar Wilno uit waar de censuur minder druk oplegde omdat de industrie daar minder ontwikkeld was en dus het gevaar van stakingen aanzienlijk kleiner. Bovendien veranderde men de titel zodra een tijdschrift de aandacht van de censuur trok. Plaatselijke mutaties van de spreekbuis van de Polska Partia Socjalistyczna-Lewica (‘Poolse Socialistische Partij-Links’) publiceerden in Wilno ook werk van Multatuli: Wiedza (1907, 1908, ‘Kennis’), Nowe Życie (1911, ‘Nieuw Leven’). De meeste van deze tijdschriften kwamen in een oplage van meer dan 2000 exemplaren: de kleinste had Krytyka (500), de grootste (11000) Słowo Polskie (‘Pools | |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
Woord’). Dit laatste dagblad, uitgegeven in Lwów, is trouwens een uitstekend voorbeeld om de constante belangstelling voor Multatuli's werk, ongeacht partijpolitieke verschuivingen, te illustreren. De krant die de spreekbuis was van de zogenaamde Democraten Zonder Adjectief (in tegenstelling tot de Nationale en Sociaal-Demokraten), publiceerde in september en oktober van 1901 een artikel over Multatuli en een vertaling van ‘Saïdjah en Adinda’. Deze groep verloor echter in februari 1902 haar zeggenschap over het tijdschrift dat overgenomen werd door de meer behoudende Nationale Democraten. De oude redacteuren namen uit protest al het redactiemateriaal weg en toch greep de nieuwe ploeg naar werk van Multatuli: in maart publiceerde men ‘Eerste sprookje’ (Impresario) en een brief aan Fancy (Minnebrieven) en in mei enkele aforismen. Democraten Zonder Adjectief richtten het concurrerende Nowe Słowo Polskie (‘Nieuw Pools Woord’) op waarin in 1902 vertalingen van ‘De Amsterdamse Jodenbuurt’, ‘Japanse gesprekken’ en ‘Geschiedenissen van gezag’ gepubliceerd werden. Andere fragmenten verschenen ook in 1902 in een ander efemeer dagblad Nowy Głos Polski (‘Nieuwe Poolse Stem’). Nu de titels van enkele vertaalde teksten zijn genoemd, rest mij alleen nog te signaleren dat onder de in de periodieken opgenomen vertalingen, aforismen en parabels uit Ideën domineren, vooral uit het derde deel waar talrijke aforistische wijsheden en soortgelijke, compacte uitspiaken toevoegen. Het meest geliefd blijken ‘Geschiedenissen van gezag’ (Minnebrieven) te zijn. Poolse Multatuli-vertalingen fungeerden eerder als aanleiding of voorwendsel om eigen ideeën te verspreiden of als weergave van een geestesinstelling dan als literair doel op zich.Ga naar eind16 De vertalers van Multatuli's werk waren meestal geen betoepsvertalers, althans niet van literatuur. Hun contact met Multatuli was kort en het lijkt er bij nader inzien op alsof ze in een bepaald stadium van hun intellectuele en politieke ontwikkeling vooral door hun lotgevallen aansluiting vonden bij die van Multatuli. Strategieën die de bemiddelaars toepasten (vertalers, redacties, uitgevers) tonen dit gelegenheidselement overduidelijk, zodat men zich genoodzaakt voelt om de publicaties als gebruiksvertalingen te bestempelen. Critici beschouwden Multatuli's denkbeelden eveneens als illustratie bij de eigen wereldbeschouwelijke opvattingen. Sommigen wijdden besprekingen of zelfs langere essays aan Multatuli.Ga naar eind17 Onder hen zijn er belangrijke pennen van die tijd zoals Adolf Nowaczyński (1876-1944) of Maria Komornicka (1876-1949), maar ook minder bekende als Ignacy Bassler of Kazimierz Zdziechowski (1878-1942). Onafhankelijk van hun concrete politieke ideeën of hun positie in het literaire systeem, beklemtonen ze de persoonlijkheid van de schrijver. Ook de actualiserende lectuur van Multatuli valt op. Daarmee bedoel ik allerlei opmerkingen en verwijzingen, zoals naar de economische en koloniale context in het geval van Marchlewski, of naar het sociale en literaire leven bij de anderen. Niet zelden luchten de critici hun metakritische opinies over de aard van het litetaire essay. De meeste auteurs maken gebruik van dezelfde retorische grepen. Daartoe reken ik het streven om de schrijver voor een al te groot publiek te | |||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||
bewaren en de nabootsing van de multatuliaanse stijl, dikwijls na een aanhaling. Zowel het establishment dat op consumptie van de mode-boeken ingesteld is alsook het algehele filisterdom wordt aangevallen. De critici haastten zich Multatuli voor enkelingen aan te prijzen vóór hij mogelijk mode wordr en in ‘een magazijn van parrijcitaten’ of ‘sociale zaag tijdens theebijeenkomsten van de dames’ ontaardt.Ga naar eind18 | |||||||||||||||||||||||
TussenconclusieMultatuli's antikoloniale en emancipatorische houding, zijn gevoel voor de gemarginaliseerde mens en verwerping van de burgerlijke bekrompenheid beantwoordden aan vele aspecten die ingang vonden in de vernieuwing van de Poolse literatuur omstreeks de eeuwwisseling. Ik som ze kort op: antiburgerlijke strekking, waardering voor de uitgebuite ander zoals het kind of de proletariër, vrouwenemancipatie, exotisme en oriëntaalse motieven, antikolonialisme en antiklerikalisme, de cultus van sterke persoonlijkheden, het verlangen naar de eenheid van het leven en het werk, de bijbelse of antieke stilering en de populariteit van de ingevoerde westerse kunststromingen.Ga naar eind19 Het is dus duidelijk dat Multatuli's introductie in Polen vergemakkelijkt werd door de grotere toevloed van vertaalde buitenlandse literatuur, ook van buiten de traditionele richtingen. De wind der vernieuwing waaide vanuit Scandinavië en de Lage Landen werden eveneens voor de eerste keer beter vertegenwoordigd. Maar er zijn duidelijke grenzen aan een dergelijke populariteit. ‘Wanneer de generatie literatuurhervormers (in het bijzonder de linksgeoriënteerde kringen, het meest geïnteresseerd in Multatuli) aan culturele en sociale betekenis verliest, is de eb in de belangstelling voor Mulraruli een feit’ (Koch 1995: 162). Met deze vaststelling sluit ik aan bij de conclusies van Vanrusselt (1982: 386-396) over de Duitse receptie. De stelling van Oversteegen is eveneens van toepassing op Polen: ‘Bijna steeds als zijn werk in een bepaald land doordringt, zijn er bijzondere omstandigheden die tot de publikatie leiden; doorgaans zijn het dezelfde omstandigheden die een verder bekend worden daarna weer beletten’ (Oversteegen 1962: 134). In Polen moet de afname van de belangstelling gezien worden tegen de achtergrond van de politieke en ideologische veranderingen vóór en ná de Eerste Wereldoorlog. Vernieuwing van het denken, modernisering van de samenleving enzovoort komen achter de nijpende kwestie van de nationale onafhankelijkheid na meer dan 125 jaar bezetting te staan. De gevolgen daarvan waren verreikend: Multatuli-vertalingen hebben niet geleid tot aantoonbare toename in interesse voor de schrijver, bijvoorbeeld in de vorm van verdieping of verbreiding van zijn receptie. Trouwens, de voorwaarden van de totstandkoming van de receptie waren op den duur niet bevorderlijk - niet alleen niet voor Multatuli's werk, en niet alleen voor hem, ook voor andere auteurs. Het is niet mogelijk aan te tonen dat deze receptiegolf ten grondslag ligt aan overige vertalingen uit de Nederlandse literatuur. De vertalingen van enkele andere Nederlanders lopen aan het begin van de vorige eeuw | |||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||
parallel aan die van Multatuli en er is geen afhankelijkheid te zien. De talrijke opvoeringen van het toneelwerk van Herman Heijermans hadden hun eigen dynamiek (Koch 1994a) en ook de druk van zijn romans vertoont een aparte karakteristiek. De publicaties zijn over de hele periode evenredig verdeeld (1902, 1904, 1905, twee boeken in 1906, drie in 1908, verder in 1909, 1911). De voortzetting van de teceptie na de Eerste Wereldoorlog (1920, 1924, 1925, 1927, 1931) bewijst dat in het geval van Heijermans een afzonderlijke, zelfstandige ontwikkeling aan de gang was, terwijl de romans van Frederik van Eeden (1904, 1913, 1915) en Louis Couperus (1903, 1906) samen met het werk van Multatuli tot dezelfde stroom buitenlandse vertalingen behoren die rond 1900 begint en met de Eerste Wereldoorlog opdroogt. Over de veranderende interesse van het recipiërende milieu in het nieuwe Polen na 1918 getuigen de namen van de vertaalde schrijvers: Herman de Man (1939), Madeion Székely-Lulofs (1933, 1937, twee publicaties in 1938) en Jo van Ammers-Küller (met maar liefst negentien titels tussen 1934-1948) (Koch 1993). In alle drie gevallen speelt de zedenroman dé rol: van de streekliteratuur (De Man) via Székely-Lulofs (exotische roman) tot de historische en familieroman (Van Ammers-Küller).Ga naar eind20 Aan deze markante verschuiving van de belangstelling voor de Nederlandse literatuur in het interbellum gaan vertalingen vooraf van bijvoorbeeld A.L.G. Bosboom-Toussaint in 1909 in Nasze Kłosy (1900-1915, ‘Onze Aren’), een gratis literaire bijlage van het vrouwenblad Dobra Gospodyni (‘Goede Huisvrouw’), of C. Goekoop-de Jong van Beek en Donk in 1908-1911 in het radicaalfeministische tijdschrift Ster. Orgaan Równouprawnienia Kobiet Polskich (‘Het Roer. Orgaan van de Beweging voor de Gelijkberechtiging van de Vrouwen’). | |||||||||||||||||||||||
Na de Tweede Wereldoorlog: het slotakkoordVijftig jaar na dato gaf de belangstelling van Julian Marchlewski voor Multatuli de communistische beleidsmakers en censoren een vrijbrief om de Max Havelaar opnieuw uit te geven. Marchlewski genoot veel aanzien bij het regime na 1945, vooral in de functies die hij aan het einde van zijn leven vervulde, namelijk als Sovjetdiplomaat en lid van het ‘Tijdelijke Revolutionaire Comité’ dat in 1920 de jonge regering van het herrezen Polen omver wilde werpen. Polen is na 1918 weliswaar bevrijd van het tsaristische bewind en Pruisen en Oostenrijk, twee andere koninklijke bezettets, maar dit werd helemaal niet door de communisten toegejuicht omdat het land werd opgebouwd als een nationale staat, op bourgeoisfundamenten dus, en dit was volgens de propaganda van de arbeiders- en boerenstaat, de nieuwe Volksrepubliek Polen, de erfzonde van de zogenaamde iie Republiek (ii Rzeczpospolita), dat wil zeggen het Polen tussen de Wereldoorlogen. Voor de communistische ideologen was het object van de belangstelling van Marchlewski ideologisch zuiver - hij was immers econoom van opleiding, volbloed marxist en radicaal criticus van de burgerlijke samenleving en in al deze hoedanigheden toonde hij zich enthousiast over de Nederlandse schrijver. Voor de nieuwe machthebbers kwam dit neer op een soort politiek nihil obstat. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||
In dit opzicht kan men de rol die Marchlewski's essay Multatuli speelde (zeker wat de periode na 1945 betreft), met de rol vergelijken die andere fundamentele teksten over hem vervulden en waardoor zijn figuur in bepaalde kringen of taalgebieden bekend raakte. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Spohrs inleiding van zijn bloemlezing (Vanrusselt 1982: 265-268; Spohr 1899) of de tekst van de socialistische activist César De Paepe (1842-1890) in het tijdschrift La Société Nouvelle uit 1887 onder de titel Multatuli (Douwes Dekker) (Kolenberg 1969, 1971, 1971-1).Ga naar eind21 Voor de legitimerende rol die Marchlewski's essay uir 1901 in de naoorlogse receptie heeft gespeeld, spreken de talrijke heruitgaven van zijn opstel dat de vertalingen begeleidde (Marchlewski 1953, 1953a, 1953b, 1957, 1959, 1973, 2000). Dit gebeurde waarschijnlijk bij gebrek aan ander gepast en/of interessant materiaal van enig cultureel of literair belang, afkomstig van links. Het zoeken daarna maakte deel uit van een algemene poging om op een andere manier naar de cultuur en geschiedenis van ideeën te gaan (terug)kijken. Het doel was een genealogie van het linkse denken, gebaseerd op historisch materialisme, uit te stippelen en te revalueren. Daarbij ging het niet zozeer om de boeken of opstellen van linkse intellectuelen (uit het interbellum zijn er wat dat betreft legio voorbeelden), maar om de teksten van Poolse tevolutionairen die rein van ideologische dwalingen zouden zijn. Daarmee ging nog een inspanning tot herwaardering van de literaire en kritische canon gepaard, bijvoorbeeld door de plaatsing van Marchlewski's essay in een bloemlezing van de Poolse literaire kritiek uit de periode 1800-1918 (Marchlewski 1959). Gezien de opzet van dit omvangrijke vierdelige naslagwerk en het tijdstip van de publicatie (dat wil zeggen: na de verwerping van het stalinisme en de hervormingen van 1956) kan men in dit geval spreken van de opname van de tekst over Multatuli in de literair-kritische canon. Bijna twintig jaar later werd overigens een profiel van Julian Marchlewski opgenomen in het gezaghebbende meerdelige compendium Obroz literatury polskiej xix i xx wieku (‘Beeld van de Poolse literatuur uit de negentiende en twintigste eeuw’); de vijfde reeks bestaat uit vier lijvige banden die tussen 1968 en 1977 verschenen, en handelt - zoals de titel al laat vermoeden Literatura okresu Młodej Polski (‘Literatuur van Jong Polen’ naar het voorbeeld van ‘La Jeune Belgique’) - uitsluitend over de literatuur van rond de vorige eeuwwisseling. Voor mijn betoog is dit profiel van Marchlewski als literatuurbeschouwer relevant omdat het een aparte alinea bevat, gewijd aan de bespreking van Marchlewski's Multatuli (Stępień 1977: 372). De tekst is van M. Stępień die zich met de reconstructie van de linkse genealogie in de Poolse litetatuur bezighield. De reden voor deze opname van Marchlewski in de canon van de kritiek zie ik in het feit dat hij van grote politiek-ideologische statuur was, niet alleen vanwege zijn politieke betrokkenheid in de eerste wordingsjaren van de Sovjet-Unie, maar als gevolg van de eerdere samenwerking met Rosa Luxemburg en Lenin bij het opzetten van het blad Iskra (‘Vonk’). Aan de andere kant mag men niet uit het oog verliezen dat hij een bepaalde positie binnen het culturele leven rond de vorige eeuwwisseling ver- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
wierf. Hij was goed gepositioneerd dankzij zijn activiteiten als uitgever in München waar hij veelvuldige contacten met Poolse kunstschilders had. Verder kon zijn belangstelling voor esthetische kwesties zoals blijkt uit tal van bijdragen in het Pools en Duits over de kunst en haar popularisatie onder de arbeiders een rol spelen.Ga naar eind22 En last but not least was Marchlewski auteur van de eerste principiële kritiek, gefundeerd op esthetische gronden, op het programma van de Poolse decadenten geschaard rond het tijdschrift Chimera (1901-1907; ‘Chimaera’).Ga naar eind23 Op de marxistisch georiënteerde critici, om niet van de communistische beleidsbepalers te spreken, maakte dat grote indruk. Ze hadden zeker respect voor zijn brede interesse en grote belezenheid, waarvan zijn briefwisseling met vooraanstaande Poolse schrijvers van toen getuigt alsook zijn kritieken over verschillende aspecten van de literatuur en over diverse auteurs - Multatuli is daarvan een uitstekend voorbeeld (Stępień 1977). Marchlewski's vertalingen werden pas voor de eerste keer in 1953 herdruktGa naar eind24 maar naar het schijnt speelde de originele publicatie uit 1901 al een cruciale rol bij de beslissing om reeds in de jaren veertig de Max Havelaar te herdrukken. Militaire acties van de Nederlanders in Indonesië in 1947-1949 vormden de externe aanleiding daartoe, zoals trouwens ook het geval is bij de Multatuli-receptie in enkele andere landen.Ga naar eind25 De belangstelling voor de oorspronkelijke Nederlandse kritiek op het kolonialisme, en dan ook nog in een aantrekkelijke literaire vorm, groeide vanzelfsprekend. De roman werd in Tsjechië in 1947, in de ddr in 1948 en 1949, in de Sovjet-Unie in 1949 en in Hongarije in 1950 herdrukt. Wederkerige beïnvloeding tussen de beleidsmakers en uitgevers uit deze landen is niet uit te sluiten maar Multatuli was toen in Polen al een begrip en Marchlewski's interesse heeft zijn werk voor publicatie doen vrijgeven. Er was geen werking van buitenaf nodig om een tweede fase van de receptie in te luiden. Men dient daarbij te zeggen dat de tijd van de beruchte ‘politionele acties’ in Indonesië (juli-augustus 1947 en december 1948-januari 1949) samenviel met de afsluiting van het proces van de communistische machtsovername in Polen. Dit proces begon met de militaire dominantie in 1945, werd bekrachtigd door de vervalste verkiezingen in 1946 en eindigde met de gedwongen samenvoeging in december 1948 van de tot dan toe meer onafhankelijke Socialistische Partij en de communistische Arbeiderspartij. Vanaf dat moment was het voor de nieuwe machthebbers gemakkelijker om hun positie ook op het terrein van het cultuurbeleid of de uitgeversfondsen te consolideten. Hetzelfde proces voltrok zich ook in de andere landen van de Sovjet-invloedsfeer en overeenkomsten komen eerder voort uit het simpele feit dat de communistische indoctrinatie overal op dezelfde leest geschoeid was dan uit de beïnvloeding.Ga naar eind26 Wat is dan de oogst van de receptie die Marchlewski als goed gepositioneerde criticus mede hielp katalyseren? Wat zijn de stadia van de opmerkelijke revival die Multatuli eind jaren veertig in Polen beleefde? In het jaar 1949 verschenen er twee versies van de Maks Havelaar; allebei baseerden ze zich op de vertaling van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||
Neufeldówna uit 1903 maar ze stellen twee totaal verschillende manieren van omgang met de tekst voor. De ene kwam in juni in een oplage van tienduizend exemplaren uit. De omvang van 214 pagina's was mede het resultaat van de bewerking door Aleksander Wat (1900-1967), ooit een futuristisch dichter en aanhanger van links. Hij keerde in 1946, na zes jaar verbanning in Kazachstan, naar Polen terug en werd in 1948 directeur van de grootste staatsuitgeverij Państwowy Instytut Wydawniczy. Onrgoocheld over de nieuwe stalinistische orde en genezen van zijn linkse sympathieën emigreerde Wat in 1959 naar Parijs. Zijn bewerking van de Max Havelaar uit 1949, zoals het aantal pagina's laat vermoeden, is niet helemaal trouw aan de oorspronkelijke editie uit 1903. Wat wijzigde niet alleen de oude spelling maar greep ook stilistisch in. In de korte inleiding ‘Van de uitgever’ staat de verantwoording dat men buiten de gangbare grenzen van de tekstbewerking is gegaan door fragmenten te schrappen waarvan men dacht dat ze de hedendaagse lezer zouden hinderen door ‘overmatige breedvoerigheid, veel te veel herhalingen, verreweg te dikwijls voorkomende afdwalingen van het onderwerp of buitensporige loftuiting van de held’ (Wat 1949: 5).Ga naar eind27 Het doel heiligt de middelen en Wat verantwoordde alles met behulp van Multatuli's eigen woorden ‘ik wil gelezen worden’ wiens roep nu - ‘wanneer Indonesië dat het onderwerp van dit boek is heldhaftig met het imperialistische geweld te kampen heeft’ - bijzonder actueel is (Wat 1949: 5). De andere heruitgave van de Maks Havelaar uit 1949 ging nog verder en is een voorbeeld van een gecastigeerde zo niet gecastreerde versie van slechts 62 bladzijden, voorafgegaan door een politiek correcte toelichting: Weliswaar verstond Multatuli de rol van de arbeidersklasse niet en kwam hij bijgevolg niet tot de correcte oplossing van sociale vraagstukken, maar door de waarheidsgetrouwe schildering van de ongenadige uitzuiging van de buiten het rechtsstelsel geplaatste inlanders was hij in staat de onrechtvaardigheid van het systeem van de koloniale onderdrukking te onthullen (Anon. 1949: 2). En dat is nog niet het einde van de Poolse editiones castigatea. De Centrale Raad van Poolse Vakbonden (crzz), een van de vele communistische neporganisaties die voorgaven arbeiders te vertegenwoordigen, bracht in 1950 een toneelbewerking van de roman uit die 49 pagina's telde. (Multatuli 1950a). Het boekje, uitgegeven door het pers- en uitgeversconcern van de communistische partij ‘Książka i Wiedza’ (‘Boek en Kennis’), verscheen in de reeks Biblioteczka Świetlicowa. Deze ‘Club-Bibliotheek’ of ‘Jeugdclub-bibliotheek’ bracht onder auspiciën van de crzz tussen 1948-1950 tientallen theaterstukken en bewerkingen voor het amateuttoneel op de markt in enorme oplagen van 25.000 exemplaren.Ga naar eind28 Anna Milska (1909-1987) bewerkte en voorzag de tekst van regieaanwijzingen (vijf bladzijden) waarin ze onder andere een choreografische schets van de scène | |||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||
in het eerste bedrijf plaatste en de regisseur in spe en zijn ensemble aanraadde om eerst de roman te lezen. Maar boeiender is de afsluiting van de inleiding, opgesteld door de communistische historicus Karol Lapter omdat zijn woorden een uitstekende illustratie zijn van de beperkende strekking van de receptie na 1945: Daarom ook, alhoewel de humaniteit van Multatuli vandaag de dag flauw voorkomt, moet men zijn werk als vooruitstrevend zien [...]. Vandaag wanneer de kwestie van de strijd om nationale bevrijding van het Indonesische volk een nieuw en hoger peil heeft bereikt, wanneer de Nederlandse kolonisators en hun Angelsaksische assistenten de Indonesiërs trachten te breken, niet alleen door militaire macht, maar ook door verraad van de Indonesische bourgeoisie - verkrijgt het boek van Multatuli een nieuwe actualiteit. In plaats van de slaven hebben wij het strijdende Indonesische volk, aangevoerd door zijn arbeidersklasse, en in plaats van humanitair sentimentalisme van Havelaar - de Nederlandse arbeidersklasse - twee legerafdelingen van de voor vrede, vrijheid en democratie strijdende armee met aan het hoofd de zegevierende schrijdende Sovjet-Unie (Lapter 1950: 4-5). Het is typisch voor de toenmalige tendensen in de politiek dat men in het cultuurbeleid de oorlog in Indonesië gebruikte om het imperialisme als zodanig aan te vallen. Uit het simpele feit dat men kritiek uitte op anderen die in gebreke waren gebleven, putte men eigen morele meerderwaardigheid. Daarbij creëerde men de gelegenheid om het communistische systeem aan te prijzen door het kapitalisme te bekritiseren (vergelijk de titels van de recensies uit 1949-1952, bijvoorbeeld ‘Ouderwetse roman over de koloniale uitbuiting’, ‘Het imperialisme gisteren en vandaag’ of de naam van een periodiek waar Havelaar-fragmenten werden geplaatst, namelijk ‘Recht van de Mens. Orgaan van de Liga voor Strijd tegen het Racisme’ (Koch 2000: 251-252). Opvallend aan dit stadium van de receptie is ten eerste de beperking tot de herdrukken uit het begin van de vorige eeuw (er komen überhaupt geen nieuwe vertalingen bij) en ten tweede de beperking uitsluitend tot heruitgaven op basis van de Maks Havelaar in de vertaling uit 1903 van Neufeldówna. De laatste herdruk uit 1956 steekt tegen deze achtergrond positief af, niet in de laatste plaats door de omvang van 258 bladzijden, de meeste trouw aan het origineel (Multatuli 1956). Robert Stiller (o1928), polyglot en latei vertaler van onder andere de bloemlezing van de Maleisische literatuur (Antologia 1971), voorzag dit boek van een inleiding die - hoewel niet vrij van vereenvoudigingen - verre van orthodox is en voegde er een beperkt, maar informatief notenapparaat over de Indonesische realia aan toe. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||
Een ander interessant aspect naast de kritiek op het kolonialisme is de realistische dimensie die men in de roman vond. Naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie waar het zogenaamde ‘socialistisch realisme’ sedert 1934 de enig toegestane methode in de literatuur was, voerde men die ook in Polen in 1949 officieel in. De versie van de Max Havelaar op 62 bladzijden is onder andere ingeleid met de woorden over ‘de waarheidsgetrouwe schildering van de ongenadige uitzuiging’ waardoor Multatuli ‘in staat [was] de onrechtvaardigheid van het systeem van de koloniale onderdrukking te onthullen’ (Anon. 1949: 2). Daarmee realiseerde Multatuli een van de vereisten van de socialistische kunst en niet uitsluitend door zijn gebruik van de realistische beschrijvingstechnieken. In tegenstelling tot de wijd verspreide misvatting ging het in het socialistisch realisme niet zozeer om de weerspiegeling van de empirisch waarneembare werkelijkheid (bij voorkeur in haar revolutionaire ontwikkeling), maar in eerste instantie om de presentatie van het type. En weer eens - niet in de trant van negentiende-eeuwse fysiologieën of als iets gemiddelds of modaals, maar als de kern, het wezen van een bepaald sociaalhistorisch verschijnsel dat vanuit marxistisch-leninistische positie gezien en beoordeeld moest worden. Een dergelijke typering waarin overdrijving en amplificatie aan bod konden komen, zag men als een politiek probleem. In deze termen wil ik de carrière van de vertelling over Saïdjah en Adinda interprereren. In diverse periodieken is het verhaal apart gepubliceerd. De allereerste keer - in 1948 - ging dit aan de heruitgaven van de roman in 1949 vooraf, de volgende - tweemaal in 1949, verder in 1950 - begeleidden zij de Havelaar-edities in boekvorm. De veronderstelling is aannemelijk dat de retorische grepen die Multatuli in dit verhaal gebruikte om typicality aan te tonen (om de herhaaldelijke buffelroof te beschrijven spreekt hij zelf van eentonigheid), een literair resultaat voortbrachten dat niet wezensvreemd aan het socialistisch realisme was. Zo stond niets Multatuli's ontvangst ten tijde van het esthetische dogmatisme in de weg. | |||||||||||||||||||||||
Conclusie IIn de Poolse receptie van Multatuli's werk vallen vooral twee periodes op: die aan het begin van de twintigste eeuw en die na de Tweede Wereldoorlog. Als men de gehele receptie in ogenschouw neemt, kan de eerste indruk die van trajectorium zijn, een trechter dus, omdat de aanvankelijk vurige belangstelling met de tijd afneemt en na de eerste golf van enthousiasme de reacties in kwantitatief en kwalitatief opzicht steeds beperkter worden. Een goed bewijs voor de verandering van de aard van de belangstelling is het gebrek aan nieuwe vertalers en dus vertalingen: de reeds gepubliceerde vertalingen werden bij herhaling uit de bloemlezingen gelicht of uit de periodieken overgenomen en herdrukt. Een dergelijke tweedeling, namelijk vertaling/talrijke herdrukken, komt trouwens zowel tussen de twee fasen van de eerste periode voor en na de revolutie (1905-1907) alsook tussen de eerste en de tweede receptieperiode (1900-1914 en 1948-1956). De aanvankelijk brede belangstelling | |||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||
voor de diverse soorten teksten, uiteenlopend qua lengte, thematiek of genologische status, zoals uit de bloemlezingen en vertalingen in periodieken blijkt (fragmenten van Minnebrieven, Ideën en Max Havelaar), versmalt tot Max Havelaar. De roman werd in beknotte versies, zelfs in een toneelbewerking, uitgegeven (tweemaal in 1949, 1950 en 1956) en in de publicaties in tijdschriften tot het verhaal over Saïdjah en Adinda gereduceerd. In de beginjaren van de twintigste eeuw kwam het tot vertalingen van Multatuli's werk. De heersende literaire, artistieke en sociaal-politieke geestesgesteldheid was voor de snelle en tamelijk intensieve opneming van zijn werk verantwoordelijk. De vernieuwingsstrategieën van de toenmalige Poolse literatuur, het karakter van het recipiërende milieu en andere voor de ontvangst voordelige voorwaarden bleken spoedig ongunstig te zijn of werkten zelfs averechts. De kringen die zich voor de Nederlander interesseerden zijn na 1914 buitenspel komen te staan (Oversteegen 1962: 134). Multatuli, die eerst gezien werd als verfijnd en toch principieel criticus van het koloniale systeem die geen retorisch middel schuwde om zijn doelen te bereiken, die als sterke persoonlijkheid - de ‘vent’ - optrad, de burgerlijke bekrompenheid aan de kaak stelde en allerlei menselijke uitwassen geselde, veranderde na 1945 in een figuur die weliswaar de Nederlandse voogdij in Indonesië bekritiseerde, maar zonder kennis van het historisch materialisme en dus niet radicaal genoeg. (Deze neiging om het verleden te beoordelen met de maatstaven van vandaag ziet men trouwens vandaag in vele Nederlandse reacties op Multatuli en zijn al dan niet antikoloniale houding.) Zijn aanklacht die in de negentiende eeuw tamelijk scherp klonk, kon na negentig jaar, toen de feitelijke dekolonisatie een aanvang nam, niet meer verrassen. De communisten kwam de afbraak van het koloniale systeem zeer gelegen. De Sovjet-Unie en de andere landen die tot haar invloedsfeer gerekend werden, hadden geen overzeese kolonies en konden gerust voortgaan met de kritiek op de posities van de westerse kolonialen. Bijgevolg waren ze in staat hun eigen ethische verhevenheid te demonstreren (waarvan de herdrukken zelfs enkele jaren na de onafhankelijkheid van Indonesië en dus zonder directe politieke context getuigen, bijvoorbeeld in 1955 in Hongarije of 1956 in Polen). Multatuli's teksten werden voor deze politieke doelen als het ware ingehuurd. Aan de ene kant bewees zijn humanistisch engagement dat zelfs de insider (de negentiende-eeuwse vertegenwoordiger van de burgerlijke cultuur en koloniaal ambtenaar!) niet in het reine kon komen met de koloniale uitzuiging. De geëxalteerdheid in zijn teksten toonde aan de andere kant aan dat de burgerlijke kritiek op het kolonialisme vóór de ware communistische kritiek was ontstaan, niet volgroeid was. Mensen in de Oostbloklanden met goede bedoelingen konden weliswaar deelnemen aan diverse solidariteitsacties met de mishandelde ‘Javanen’ ergens in de Derde Wereld, maar dit nam niet weg dat de opheffing van de koloniale verhoudingen door communistische regimes | |||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||
in Oost-Europa met een verborgen agenda werd behandeld en misbruikt: dit was immers de gelegenheid bij uirstek om de publieke aandacht van de eigen groeiende economische problemen af te leiden en de beperkingen van de burgerlijke en mensenrechten (‘Javanen’ in eigen land waar stalinistische politiek zegevierde] te camoufleren. | |||||||||||||||||||||||
Conclusie IIDe hierboven geschetste visie op de receptie van Multatuli in Polen als een geschiedenis van de geleidelijke versmalling van het interpretatiekader is verantwoord. Ze belicht echter slechts één kant van de ontvangst en beschrijft daarbij de benadering van de receptie hoofdzakelijk in termen van ontlening. Wanneer men de mechaniek van de Poolse receptie nauwkeurig ontleedt, komt men tot de conclusie dat dit kader reeds vanaf het begin zeer beperkt was. Er is geen wezenlijk verschil tussen de benaderingswijze die door de vertalers, bemiddelaars en critici in de periode 1900-1914 en vijftig jaar na dato, 1948-1956, toegepast werd. Zij hebben allemaal multatuliaanse ideeën ingelast in hun eigen projecten, zij het van artistieke, culturele of politieke aard. Het verschil zit eerder in het feit dat dit procédé zich in overeenstemming met de historische tijd en conform de uitdagingen van het moment afspeelde. Aanvankelijk werd Multatuli in de sfeer van het fin de siècle gerecipieerd en de typische kenmerken van zijn werken voldeden geheel aan de eisen en verwachtingen van toen. In de jaren veertig, onder het kersverse bewind van de communisten, verscheen hij opnieuw op het toneel. Zijn kritiek op de koloniale uitwassen anno 1860 beantwoordde aan het nieuwe cultuurbeleid maar nu nam het door de nieuwe bewindhebbers gedecreteerde internationalisme de plaats in van de spontane humanitaire solidariteit van de geëngageerde kunstenaars van weleer. Kortom, het prisma van de eigen behoeften, gebreken, obsessies, politieke of culturele correctheid bleef bestaan ongeacht wie zich met het werk van Eduard Douwes Dekker bezighield en wanneer dit plaatsvond. De context veranderde maar de wijze van omgaan met hem nauwelijks. Dit alles neemt niet weg dat Multatuli de eerste Nederlandse schrijver is die zo intensief en blijvend in Polen is gerecipieerd. De opname van de nieuwste vertaling uit 1994 in de prestigieuze reeks van de Nationale Bibliotheek wijst op het verwerven van een canonieke positie. Ook hier zijn overeenkomsten met landen zoals Spanje of Zweden (Van Raemdonck 2007: 78; Wikén Bonde 2007: 20). In dergelijke gevallen gaat de canonvorming gepaard met zowel erkenning voor de literaire vormgeving alsook waardering voor de ethische drijfveren van Multatuli's optreden. De vraag rijst wel of men daaruit moet concluderen - om even Oversteegen (1962: 134) aan te halen - dat de problemen, door Douwes Dekker opgeworpen, hun directe actualiteit verloren en Multatuli het lot van de geëerbiedigde ‘klassieken’ niet bespaard blijft? Maar ja, uit een ander artikel van deze Merlyn-criticus dat hij vele jaren later onder de veelzeggende titel ‘Land zonder klassieke literatuur’ publiceerde, kan men aflezen dat hij juist Multatuli als klassiek beschouwde, dat wil zeggen als | |||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||
referentiepunt, als verwijzing of als beginpunt van een afstammingslijn. Er is dus een leven nadat je voor ‘klassiek’ wordt verklaard! (Oversteegen 1991) | |||||||||||||||||||||||
Conclusie IIIDe Poolse receptie van Multatuli geeft een rijk geschakeerd beeld. Er zijn hier twee snijvlakken: aan de ene kant de lotgevallen van Multatuli's werk in Poolse vertaling, aan de andere kant de ontwikkeling van de literatuur in de doeltaal. Beide zijn even belangrijk maar naar het schijnt is nog steeds de relevantie van het feit dat er vertaald werd en de interesse voor wat er vertaald is aan de Nederlandse kant groter - men benadrukt hier sterk de structuren van ontlening (borrowing-aanpak), terwijl voor de Poolse kant juist de waarde van onderzoek naar de inspiraties, drijfveren en factoren van de receptie, het ontrafelen van structuren van projectie (imposition-aanpak) interessanter en productiever kan zijn. Wanneer dus Grave (2007: 7) stelt dat de neerlandici buitengaats door hun talenkennis de enigen zijn die het onderzoek kunnen verrichten ‘naar de basiselementen van cultural transfer, zoals recensies en vertalers’, wil ik er onmiddellijk aan toevoegen dat de Nederlandse germanisten, romanisten of slavisten ook bij machte zijn om dit te doen. Veel belangrijker acht ik echter de kwestie van een andere geconditioneerdheid (door eigen cultuur, verschillen in opleiding, historische bagage etc.) waardoor een eigen relevante, al dan niet ‘extramurale’ probleemstelling uitgewerkt en geformuleerd wordt en niet alleen de Nederlandse, laat staan ‘intramurale’, wordt nagevolgd. De benaderingswijze van de Multatuli-receptie kan een laboratorium zijn.
Universiteit Wrocław Adam Mickiewicz Universiteit, Poznań Research fellow Universiteit van die Vrystaat, Bloemfontein
jerzykoch@poczta.fm Mede tot stand gekomen dankzij het studieverblijf in het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences te Wassenaar in 2007-2008. | |||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||
|
|