Over Multatuli. Jaargang 30. Delen 60-61
(2008)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||||||||
Hans Vandevoorde
| |||||||||||||||||
Multatuli transnationaal‘Door zijn verblijf te Brussel en zijn optreden als spreker te Gent en te Antwerpen is zijn persoon in Vlaanderen populair gebleven.’Ga naar eind4 Zo luidde het antwoord van de liberaal-flamingante hoogleraar Jozef Vercouillie op een enquête die het Nederlandse tijdschrift De Ploeg in 1910 hield naar de betekenis van Multatuli. Kwantitatief gezien is het echter opvallend dat slechts twee Vlamingen op de enquête antwoordden en dat er in Vlaanderen weinig artikelen over deze auteur geschreven werden vóór 1937.Ga naar eind5 De meeste stonden dan nog op naam van één persoon: Julius Pée (1871-1951). Een dergelijk beeld is echter het resultaat van een verengde nationale, taalgebonden en eenzijdig literatuurkritische benadering die nog steeds in receptiestudies en studies naar cultural transfer wordt gepraktiseerd. Ik laat me hier leiden door nieuwe ontwikkelingen in de studie van die transnationale cultuurtransfer, met name door het inductieve en pragmatische principe van de | |||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||
‘histoire croisée’,Ga naar eind6 dat de (diachronische) studie van cultuurtransfer en de (synchrone) vergelijkende methode probeert te combineren. Het principe houdt in dat er minder uitgegaan wordt van vastliggende referentiekaders, maar eerder van de contexten die het transferproces schept. Automatisch komen bijvoorbeeld andere auteurs en andere nationale recepties in het geding, wanneer we het spoor van één auteur volgen in één bepaald land. Wanneer we de weg van de receptie van Multatuli in België aan het einde van de negentiende eeuw volgen, leidt die bijvoorbeeld onvermijdelijk naar Ibsen en Nietzsche.Ga naar eind7 Hun afzonderlijke trajecten van receptie blijken verbonden en scheppen samen een veelgelaagd geheel van kruisingen. Multatuli werd in de eerste plaats gerecipieerd in het rijtje van sociale denkers, utopisten en hervormers. In zijn roman Wouters jonge jaren. Bladzijden uit het levensboek van een idealist (1900) wil de liberale vrijzinnige Omer Wattez dat Woutertje Multatuli net zoals Tolstoj, Ibsen, Björnson, Hauptmann en Bellamy leert kennen.Ga naar eind8 Emmanuel de Bom (1868-1953) vernoemde hem in zijn Ibsen-studie uit 1893.Ga naar eind9 Het is tekenend dat de katholieke criticus Jules Persyn kort voor de Eerste Wereldoorlog naast Ibsen ook Douwes Dekker voor het katholieke publiek tot op zekere hoogte aanvaardbaar maakte. In het fin de siècle werd Nietzsche in België en elders in West-Europa als een links-anarchistische auteur beschouwd. Opvallend is de parallel die tussen Multatuli en Nietzsche getrokken werd door de Nederlandse toneelcriticus Leo Simons: Sedert onze laatste briefwisseling heb ik voor het eerst met Nietzsche kennis gemaakt zijn ‘Genealogie der Moral’ nl. - Wat een geweldig explodist. Er zijn momenten waarin ie me aan Multatuli doet denken. Er zit dezelfde kracht van denksuggestie in; maar doordringender, omdat hij meer kruit in zijn geweer draagt. Hij heeft weer veel oude ideeën in me opgewekt, en me ook tot tegenspraak geprikkeld. Zoo langzaam aan begint mijn sociaal-beschouwing zich neer te zetten. Dat vordert tijd, omdat zooveel heterogeens zich amalgameeren moet: een sterk individualisme, een sociaal-aristocratie [...].Ga naar eind10 Zoals Nietzsche werd Multatuli beschouwd als een anarchist of minstens als een auteur die als voorloper of verwante van het anarchisme beschouwd kon worden.Ga naar eind11 Hij werd bovendien vertaald door anarchisten en werd vaak in dezelfde anarchistische of anarchiserende tijdschriften besproken. In tijdschriften als de Revue des deux mondes en de Mercure de France, uitingen van het kosmopolitisme in het Frankrijk van het einde van de negentiende eeuw, kwamen Nietzsche en Multatuli broederlijk naast elkaar aan bod. Ook in Nederland en België, waar je nochtans een grotere kennis van Multatuli's ware ideologische positie zou mogen verwachten, werd Multatuli als anarchist beschouwd.Ga naar eind12 Hoelang Multatuli als zodanig werd gerecipieerd, blijkt uit het artikel van Kim Andringa | |||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||
in de vorige aflevering van Over Multatuli. Nog in 1937 werd hij door de Nederlandse anarchist A.L. Constandse in het blad L'En-dehors vanwege zijn antiburgerlijke opvattingen opgevoerd.Ga naar eind13 In België spelen vooral de hoofdzakelijk Franstalige intellectuele kringen rond de Université de Bruxelles een belangrijke rol in de linkse receptie van Multatuli (en Nietzsche). De tijdschriften L'Art moderne en La Société Nouvelle zijn uit dat milieu voortgekomen. Multatuli zou trouwens een van de eersten geweest zijn om bij de oprichting van het laatstgenoemde tijdschrift positief te antwoorden op de oproep van de stichter, Fernand Brouez, om mee te werken.Ga naar eind14
De ‘histoire croisée’ heeft nog meer belangrijke implicaties. We keren ons af van het nationale perspectief en van het eenzijdig literaire. Hoezeer het aangewezen is om het nationale perspectief los te laten, blijkt nogmaals impliciet uit het artikel van Andringa. De receptie van onze Nederlandse auteur in Frankrijk was niet los te koppelen van die in België, ook niet na de Eerste Wereldoorlog. Deze complexe relaties worden nog ingewikkelder door het feit dat onder die Belgische bemiddelaars zich een niet onaanzienlijk deel van Franstalige Vlamingen bevond die Nederlands en van Nederlandstalige Vlamingen die goed Frans kenden. Van Louis van Keymeulen, Julius Pée en Jef VerbeeckGa naar eind15 tot Jan Schepens, Raymond Brulez en Lode (of Louis) Roelandt.Ga naar eind16 Zij hadden immers naast hun moedertaal het Frans als cultuurtaal op school of thuis geleerd. Daardoor kan het Vlaamse literaire veld niet los gezien worden van het Franse en Frans-Belgische veld, evenmin als van het Nederlandse. Dat we bij het onderzoek naar cultuurtransfer best ook het binationale perspectief loslaten, blijkt uit de aanwezigheid van Nederlanders in België die een band met Frankrijk hebben. In die receptie via vertalingen en inleidingen op het werk spelen in de eerste plaats Nederlandse anarchisten een rol die tijdelijk in België verbleven (Cohen) of er regelmatig een forum vonden (Domela Nieuwenhuis). In de tweede plaats deed ook iemand als Neel Doff, maîtresse van Brouez van de Société nouvelle, dienst als bemiddelaar.Ga naar eind17 Niet alleen het eng-nationale uit de receptie of het binationale perspectief uit de vergelijkende literatuurschap moet verruimd worden, ook het literaire perspectief tout court. Jaap Grave heeft in de vorige aflevering van Over Multatuli terecht ervoor gepleit om zoveel mogelijk disciplines bij het onderzoek te betrekken.Ga naar eind18 Dat kan gaan van geschiedenis en sociologie tot kunst- en vertaalwetenschap. Dat laatste wordt goed geïllustreerd als we vertrekken van de figuur van de al genoemde Julius Pée. Hij voert ons naar de francofone Vlaming Emile Van Heurck (1871-1931), zoon van een bekende Antwerpse botanist Henri Van Heurck. Van Heurck studeerde natuurwetenschappen toen ook Pée aan de toen nog eentalig Franse universiteit Gent Germaanse filologie volgde, maar gaf de brui aan zijn studies. Op een bepaald moment afficheerde de rijke burgerzoon zich in een brief aan Pée als anarchist, waar deze onderwijzerszoon die voor zijn studies moest werken, niet akkoord mee | |||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||
kon gaan.Ga naar eind19 Van Heurck hielp Pée met zijn bibliografie, terwijl Pée diens vertalingen corrigeerde. Er zijn aanwijzingen dat Van Heurck aan een groots opgezette studie over Multatuli werkte. In de ‘Préface aux “Idées” de Multatuli’, die in 1893 in het Waalse blad La Nervie verscheen,Ga naar eind20 werd een werk aangekondigd onder de titel A travers l'oeuvre de Multatuli. In een brief aan Pée was sprake van ‘trois volumes sur Multatuli’. Van Heurck verzocht Pée in zijn ‘Critische bibliographie der Fransche Multatuli-vertalingen’ (1894) een notitie daarover op te nemen. Zij werd er inderdaad als volgt in afgedrukt: ‘La matière des trois volumes est là, mais je recule devant les frais d'édition; seuls les livres obscènes ou de pi(é)té trouvent du débit en Belgique.’Ga naar eind21 In die jaren vertaalde Van Heurck werk van Multatuli voor het Gentse symbolistische tijdschrift Le Réveil en voor het anarchiserende Société Nouvelle. Zijn vertalingen werden ook overgenomen in het literaire supplement van Les temps nouveaux, het anarchistische tijdschrift van Jean Grave. ‘La Sainte Vierge’, de vertaling die in 1898 in de Spectateur catholique verscheen (ook als aparte druk), was blijkbaar al sinds eind 1893 klaar en werd gemaakt op vraag van Pée.Ga naar eind22 Portret dat de Brugse schilder Jef van de Fackere (1879-1946) maakte van Julius Pée als studieprefect te Brugge (foto: stadsarchief Lokeren)
| |||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||
Brief van de Multatuli-bewonderaar Aloïs Van Lerberghe aan Julius Pée (briefwisseling Pée, stadsarchief Lokeren)
Van Heurcks netwerk voert ons naar andere Multatuli-vertalers. Hij had contacten met de Nederlandse anarchist Alexander Cohen, die dan weer in verbinding stond met een andere Multatuli-vertaler, Roland de Marès.Ga naar eind23 Via Aimé Pfinder (Aimé Geens), een medewerker aan Le Réveil, leerde hij de Antwerpse | |||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||
dichter en latere folklorist Victor De Meyere kennen.Ga naar eind24 De met het anarchisme sympathiserende De Meyere maakte toen deel uit van de kringen rond het Vlaamse avant-gardetijdschrift Van Nu en Straks. Volgens hem was Van Heurck van plan een complete vertaling van Multatuli in het Frans te maken. Waarschijnlijk bedoelt De Meyere de in La Nervie aangekondigde uitgave, die opgezet kan zijn als een soort becommentarieerde ‘pages choisies’ in vertaling. ‘Na zijn kennismaking met Max Elskamp viel dat voornemen weg [...].’Ga naar eind25 De breuk van Pée met Van Heurck eind 1895-begin 1896 zat daar mogelijk voor iets tussen, of het feit dat Van Heurck door de Franstalige Antwerpse dichter een nieuwe passie vond: de folklore.
Een laatste implicatie van de ‘histoire croisée’ is de terugkeer naar de veelgesmade studie van concrete invloeden. Onder de meer impliciete of vagere vormen van cultuurtransfer kan men de invloed rekenen. Invloed werd door de (post)structuralisten lang verguisd en vervangen door het concept van de intertekstualiteit, dat losgemaakt is van de auteur en ook rekenschap aflegt van onbewuste en onrechtstreekse tekstuele verbanden. Met deze correcties en die van de theorie van cultuurtransfer en ‘histoire croisée’ in het achterhoofd is het perfect mogelijk en zelfs noodzakelijk om invloed opnieuw als valabel onderzoeksterrein in ere te herstellen. Het is een vorm van acculturatie en dus impliciete cultuurtransfer die daadwerkelijk sporen nalaat. Bij de studie ervan dient meer dan vroeger rekening te worden gehouden met conjuncturele en diachronische verschuivingen. Zo is het nodig te erkennen dat de groeiende zelfstandigheid van het Vlaamse veld tevens een grote afhankelijkheid van het Frans-Belgische en zelfs een ondergeschiktheid aan het Noord-Nederlandse inhield. Terwijl normaal gezien de Franstalige literatuur de Nederlandse domineerde, krijgen we in het geval van Multatuli een zeldzaam geval van receptie in de omgekeerde richting, al was die sterk afhankelijk van vertalingen in het Frans en van het heersende kosmopolitisme. Tevens is het nodig dat veel meer dan vroeger ‘kleine’, marginale auteurs in het onderzoek worden betrokken. In verband met Multatuli noemt Schmook bijvoorbeeld de liberale onderwijzer Alfons de Cock, de uit Nederland afkomstige, joodse germanist Marten Rudelsheim, de eveneens Nederlandse Floris van Westervoort (Kettman) en Leo Augusteyns, op wie ik nog terugkom.Ga naar eind26 De studie van al die condities van cultuurtransfers kan leiden tot een grondige herziening van de literatuurgeschiedenis. In het volgende deel van mijn bijdrage probeer ik de voordelen van de ‘histoire croisée’ met elkaar te combineren. Ik focus op de periode voor 1914, die politiek gezien beheerst werd door de figuur van Leopold ii, die regeerde van 1865 tot 1909. Die regeerperiode valt nagenoeg samen met de tijd van de eerste Multatuli-receptie, die in 1866 begon en in 1910 culmineerde in een herdenking. In deze periode zal ik het vermeende anarchisme als ‘kruispunt’ nemen. Want: ‘Het is vooral in kringen van anarchisten en socialisten dat Multatuli als meer dan schrijver blijft voortbestaan.’Ga naar eind27 | |||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||
‘Een van de helden’We kunnen de receptie van Multatuli in België ook anders indelen en drie fasen onderscheiden: de receptie tijdens zijn leven; die in de periode tot 1937, het jaar van de eerste grote Multatuli-herdenking; en de periode na de oorlog wanneer ‘vanzelfsprekendheid’ in de waardering voor Multatuli heerste.Ga naar eind28 De vroegste Multatuli-receptie is al herhaaldelijk in kaart gebracht, in de eerste plaats door de studies van Ger Schmook en Philip Vermoortel, die vooral zijn contacten met Vlaanderen behandelden. Die relaties gingen aanvankelijk uit van flamingante en Groot-Nederlandse liberalen: Julius De Geyter, Julius Sabbe, Julius Vuylsteke en Max Rooses, en hun periodieken en organisaties. Na Multatuli's dood zette een nieuwe generatie die propaganda voort: Julius Pée en zijn studiegenoten aan de Gentse universiteit en hun tijdschrift De Goedendag, zijn daar een exponent van. Hoe vruchtbaar de ijver van de eerste generatie Multatuli-fans was, komt naar voren uit een enquête door Pol De Mont, een van de leidende figuren in de voorzichtige literaire vernieuwing in de richting van meer autonomie van de literatuur (los van didactiek en Vlaamse Beweging), in 1892 voor het onderwijzerstijdschrift De Toekomst. Toen bleek dat de Max Havelaar het populairste Noord-Nederlandse boek in Vlaanderen was.Ga naar eind29 In Nederland ging de Camera obscura de Havelaar vooraf bij een gelijkaardige enquête een jaar vroeger in De Nederlandsche Spectator.Ga naar eind30 Dat Multatuli die betekenis van ideologische vernieuwer toen ook had voor de avant-gardeliteratoren blijkt uit het werk van Karel van de Woestijne, exponent van de jongere generatie die in de tweede reeks van Van Nu en Straks (1896-1901) het woord greep. In de roman De leemen torens die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog met Herman Teirlinck schreef, typeert hij een oude anarchist op de volgende manier: Wij wisten heel wat meer dan hij, ook van de revolutionaire schriften die zijne lievelingsboeken waren. Wij hadden allang Multatuli achter den rug: voor hem nog lievelingslectuur, al was ze hem wat tam. Maar wij luisterden naar zijn commentariën, die alles wonderbaar wisten te belevendigen, gedrenkt als ze waren met het beste dat woelde en wentelde in zijn groot menschenhart.Ga naar eind31 De tweede reeks van het tijdschrift Van Nu en Straks was openlijk anarchistisch en ook Van de Woestijne heeft kortstondig met het anarchisme geflirt. Maar zowel in de eerste als de tweede reeks van Van Nu en Straks is het moeilijk om één referentie aan Multatuli in de teksten terug te vinden. Alleen in een artikel van de Nederlander Domela Nieuwenhuis ‘Een omkeer in de zedelijke begrippen’ komt zijn naam voor.Ga naar eind32 Bijgevolg kon Schmook stellen: | |||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||
‘Van Nu en Straks’ houdt niets in, dat rechtstreeks aan Dekker denken doet! Waar de filosofische, de geestelijke en ook politiek-intellectualistische houding van leiders en lezers, in het teken van het anarchisme, en het anti-parlementarisme, toch als 't ware direct voortvloeien uit Multatuli's concepties. In der waarheid staat de keurbende van het nieuwe tijdschrift, literair én artistiek, geestelijk, veel dichter bij Dekker, dan - enkele uitzonderingen niet te na gesproken - dan al wat in leuzen schrijft en wrijft in 't beste van daarvoor: ‘De Nederlandsche Dicht en Kunsthalle’ van Coopman en dela Montagne!Ga naar eind33 De Van Nu en Straks'ers volgen hem volgens Schmook in zijn afwijzing van het socialisme als stelsel, maar zullen ‘echter Multatuli's egocentrische, individualistische stelregels’ niet aanvaarden. Ze combineerden hun pleidooi voor meer individualisme met propaganda voor een gemeenschapskunst.Ga naar eind34 Schmook ziet Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die in de tweede reeks van Van Nu en Straks een podium kreeg, als ‘brug tussen het Vlaamse anarchisme en Multatuli’.Ga naar eind35 De verbindingsfiguur tussen August Vermeylen (1872-1945) en Multatuli is volgens Schmook Arthur Cornette, een merkwaardig vrijzinnig denker uit de jaren zeventig en de tachtig van de negentiende eeuw. Maar wellicht speelt ook het Brusselse kunstgenootschap De Distel in de bemiddeling van Multatuli een rol. In dat genootschap zwaaide een zekere J.M. Brans tot ongenoegen van de jonge garde de plak.Ga naar eind36 Wat hen op het eerste gezicht verbond was dat hij een volbloed multatuliaan was: ‘Hij heeft altijd Multatuli willen navolgen - doch heeft hem niet begrepen,’ sneerde Vermeylen echter in een brief aan Emmanuel De Bom.Ga naar eind37 Ook lid van De Distel was zijn vriend de katholieke, smartelijke dichter Prosper van Langendonck, die niet aan de aantrekkingskracht van die andere gemartelde kon ontsnappen.Ga naar eind38 De jonge Vermeylen was zoals de ouderen en de jongeren in de ban van Multatuli. P.H.S. van Vreckem vermoedt invloed van diens Parabels op een onafgewerkte naturalistische studie waaruit een fragment verscheen als ‘Uit “Labor”’ (1891).Ga naar eind39 Een openlijke belijdenis van Vermeylens voorliefde voor Multatuli is te vinden in ‘Onze Ballade. Openingstuk voor Dikke Trommel’, verschenen in Jong Vlaanderen 1889. Hij noemt er Multatuli de ‘grijzen arend door het gespuis uitgejouwd’.Ga naar eind40 Vermeylens kennis van de Max Havelaar blijkt uit een brief uit Berlijn waarin hij een Duitser met ‘den Stern uit Max Havelaar’Ga naar eind41 vergelijkt. Fundamenteler is echter dat een aantal visies van Vermeylen ook overeenkomsten met die van Multatuli vertonen, al valt moeilijk met zekerheid te bewijzen dat ze op hem teruggaan. Schmook citeert een uitspraak tegen de middelmatige mens uit 1890 die goed overeenkomt met Multatuli's elitaire opvattingen.Ga naar eind42 De betekenis van Multatuli is dus beslist groter geweest dan Vermoortel meende toen hij schreef dat Multatuli slechts ‘in zeer beperkte mate’ de pionier van een nieuw klimaat was.Ga naar eind43 Vermoortel | |||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||
beroept zich op Vermeylens getuigenis van jaren later in een interview met Elias d'Oliveira: Van Holland wisten we weinig. Zooals vanzelf spreekt, Multatuli met zijn opruiende geschriften trok ons aan. Hij leek ons een van de helden in de nieuwere literatuur. Ook voor een man als Kloos hadden wij enorm veel ontzag. Maar - we waren te jong om klaar te zien in hun werk. 't Ging te hoog voor onze geesten. En hun invloed op ons zal dan ook wel niet zoo heel groot zijn geweest.Ga naar eind44 Maar Multatuli's betekenis wordt door de zopas al geciteerde briefwisseling De Bom-Vermeylen wel degelijk in de verf gezet. Daaruit blijkt immers ook dat Vermeylens kompaan bijna het complete werk van Multatuli tegelijk met dat van Darwin kocht.Ga naar eind45 Het jaar daarop maakte hij een reisje naar Duitsland, waarbij hij niet verzuimde het huis van Multatuli in Ingelheim te bezoeken.Ga naar eind46 Een broer van hem, Willem De Bom, had overigens in augustus 1886 Multatuli daar een bezoek gebracht.Ga naar eind47 Ook andere Van Nu en Straks'ers lieten zich niet onbetuigd wanneer het erom ging hun erkentelijkheid aan de meester te betuigen. Buysse en Teirlinck ondertekenden behalve Pée de omzendbrief voor een Max Havelaarfonds in 1910.Ga naar eind48 Rond Van Nu en Straks cirkelde bovendien een nieuwe generatie van minder getalenteerde auteurs, bij wie de betekenis van Multatuli nog duidelijker blijkt. Zo zijn er Lode Baekelmans en zijn zwager Victor Resseler. In Baekelmans' sleutelroman De mannen van ‘Elck wat wils’ (1925) leent het alter ego van de schrijver, Willem, de Max Havelaar in de stedelijke bibliotheek.Ga naar eind49 In 1909 publiceerde Resseler in zijn aanvankelijk duidelijk anarchistisch tijdschrift Ontwaking een opstel van de liberale volksvertegenwoordiger Leo Augusteyns in verband met ‘Multatuli's Ideën over opvoeding en onderwijs’.Ga naar eind50 Hier spreekt de Antwerpse après-Van Nu en Straks-generatie, waartoe ook Elsschot en Jan Van Nijlen behoorden. Elsschot, die al tijdens zijn schooljaren op het Antwerpse atheneum samen met zijn vriend Ary Delen - de latere conservator van het Antwerpse museum - met Multatuli dweepte: ‘Onze boekenclub, Multatuli, Kloos, Gorter en Verwey.’Ga naar eind51 Zoals De Bom later in De Ploeg van 1910 getuigde, was Multatuli ‘een vrijmaker geweest van vele jongeren’.Ga naar eind52 Van Nijlen bevestigt dit in zijn memoires.Ga naar eind53 De auteur van de Max Havelaar, van de Minnebrieven en het ‘Gebed van den onwetende’ werd druk gelezen.Ga naar eind54 Zijn werk had een zodanige weerklank onder schoolmeesters en arbeiders dat De Bom in zijn antwoord op de enquête van De Ploeg korzelig reageerde: ‘De Multatuli-lezer van beroep is een doorgaans onuitstaanbaar exemplaar. Er zijn er veel onder schoolmeesters en diamantbewerkers. Zij hoesten en snuiten hun neus als de Meester, en achten zich daarom “vrije geesten”.’Ga naar eind55 Over die onderwijzers, hun verenigingen en bloemlezingen,Ga naar eind56 hebben Schmook en Vermoortel al geschreven, maar de receptie door socialisten | |||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||
moet nog op systematische wijze onderzocht worden. Enkele gegevens zijn al bekend. Bij zijn eerste lezing in Gent vormden de arbeiders een groot deel van het talrijk opgekomen publiek.Ga naar eind57 Multatuli-bewonderaars als de jonggestorven socialistische burgerzoon Emile Moyson, de patron van de Gentse socialisten Edward Anseele, de zich als Spiridio vermommende Camille HuysmansGa naar eind58 en de grondlegger van de socialistische partij César de Paepe vormen het pendant van de liberalen die de Multatuli-vlam ontstaken. In de Germinal-reeks van Vooruit verscheen in 1911 ‘Het gebed van den onwetende’ en ander proza in de vertaling van De Paepe.Ga naar eind59 Het verbaast niet dat een socialistisch amateur-gezelschap zich in de jaren zeventig van de negentiende eeuw herdoopte tot Multatuli's kring.Ga naar eind60 De Bom - die men met Schmook en Pée ook tot het socialistische kamp mag rekenenGa naar eind61 - noemde de Antwerpse diamantbewerkers als Multatuli-adepten, onder wie zich geschoolde Amsterdamse joden bevonden. In Gent lieten Nederlandse ‘zendelingen’ zich niet onbetuigd: ‘In 1892 werd door een jonge Nederlandse militant, Jan Koenraad Vanderveer, een Ontwikkelingsclub opgestart, waar het werk van onder anderen Multatuli en Kropotkine op de leestafel lag.’Ga naar eind62 Ook de namen van de latere socialistische activist Steven Prenau uit Limburg en van de toneelcriticus Pieter Jan D'Hoedt moeten hier genoemd worden.Ga naar eind63 Oscar Roelandts (1874-1950), beter bekend als geschiedschrijver van de socialistische beweging onder zijn nom de plume Avanti, schrijft aan Pée over zijn jeugd dat ze toen ‘allen dweepten met Multatuli’.Ga naar eind64 | |||||||||||||||||
Multatuli from belowDe socialistische Multatuli-verering, de idolatrie onder onderwijzers en in allereslei verenigingen en genootschappen,Ga naar eind65 de concrete invloed van zijn werk die onder meer bleek uit Wouters jonge jaren van Wattez, de toch wel meer dan ‘slechts tien artikelen’ die Schmook via de bibliografie van Roemans vond - wanneer men ook de kleine tijdschriften én kranten turft en met de Franstalige tijdschriften rekening houdt -,Ga naar eind66 zijn aanwezigheid in bloemlezingen, de lezingen over zijn werk, de talrijke vermeldingen van citaten of zijn naam in literaire werken of titels van kringen en tijdschriften,Ga naar eind67 en het voortleven van die naam in de vorm van pseudoniemen (Multafero, Multavidi, Meditavi, etc.)Ga naar eind68 duiden op een waarachtige, zij het relatieve populariteit in de periode 1890-1914. Over de latere receptie is nog verder onderzoek nodig. IJkpunren zijn de opeenvolgende herdenkingen (1910, 1920, 1930, 1937, 1947, 1960, 1987, 1995) en de toneelopvoeringen. Van echt belang voor de literatuur in Vlaanderen werd Multatuli pas in de jaren twintig en dertig, toen een generatie aan het woord kwam die de vruchten had geplukt van de Multatuli-gekte van hun voorgangers. Naast Elsschot spraken ook Paul Van Ostaijen, Gerard Walschap, Richard Minne en Louis-Paul Boon hun waardering uit voor de auteur.Ga naar eind69 Tegelijk verbreedde zich de belangstelling. Naast de Havelaar konden ook Woutertje Pieterse en de Ideën boeien. Aan Jessurun d'Oliveira verklaarde Minne in 1960: | |||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||
Ja, Woutertje Pieterse is natuurlijk een boek, dat ik altijd graag gelezen heb, trouwens, in onze jonge tijd, en dan spreek ik van voor de oorlog van '14-18 - dan was Multatuli dé man in onze schoolopvoeding, of tenminste buiten de schoolopvoeding. En dan is natuurlijk w.p. het: sleutelboek van het Multatuliaans geloof dat we toen koesterden. Het meest wat we kenden was Max Havelaar en Woutertje Pieterse. De Ideeën zijn slechts nadien gekomen. Daar hebben we zoveel niet in gelabeurd. We hadden natuurlijk vrienden - ik herinner me zo iemand, die alle Ideeën van Multatuli van buiten kende, en als we dan aan discussie waren, dan zei hij, ja Multatuli heeft dat gezegd, Idee zoveel, en dat klopte altijd. Dat was die vent z'n specialiteit trouwens.Ga naar eind70 Wie was die onbekende kenner van Multatuli's werk? In een herdenkingsartikel uit 1920 vermeldt De Bom hoe op de redactie van de Volksgazet hem van alle kanten ‘beroemde aanhalingen, bekende regelen uit zijn werken’ werden toegeroepen. Wie waren deze naamloze redacteurs? Een typisch voorbeeld van een de vele kleine aanbidders, over wie per toeval wel iets geweten is, is Aloïs van Lerberghe (Woumen 1870-Gent 1915).Ga naar eind71 Schmook vermeldde hem op gezag van Pée in zijn Multatuli in de Vlaamse gewesten.Ga naar eind72 Pée drukte drie brieven van mevrouw Douwes Dekker aan hem af in Reisbrieven aan Mimi.Ga naar eind73 Volgens de annotaties van Pée was Aloïs handelsvertegenwoordiger van de Antwerpse vernisfabriek Resseler, de fabriek van de oom en vader van Victor Resseler. In het archief van Pée is een brief van Aloïs terug te vinden, gedateerd 10 januari 1904, en komen een paar brieven voor van zijn neef Karel en een van Victor Resseler met inlichtingen over Van Lerberghe. Van Lerberghe stelt zichzelf aan Pée voor als ‘als verzamelaar van al wat hem [= Multatuli] aanbelangt, want m'n vereering van dien grooten mensch, is oneindig.’Ga naar eind74 Hoe leerde Van Lerberghe de boeken van Multatuli kennen? Waardoor was hij zo geboeid? Hoe stelde hij zijn verzameling van handschriften, artikelen en boeken samen? De geschiedenis van de onbekende Multatuli-lezer moet nog geschreven worden. | |||||||||||||||||
Bibliografie over Multatuli in België
| |||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||
|
|