Over Multatuli. Jaargang 29. Delen 58-59
(2007)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Kim Andringa
| |
[pagina 40]
| |
een paar boekjes over het christendom en de vrijmetselarij gepubliceerd heeft. Begin jaren zestig komt hij in contact met Douwes Dekker, die later over hem zal zeggen: ‘Hy had iets van 'n idealen Jezus... Hij dweepte, wilde altijd verbeteren, staat, kerk, maçonnerie, luchtspoorwegen... weet ik 't.’Ga naar eind5. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Nieuwenhuis de Max Havelaar allereerst ziet als een wapen in de strijd tegen de koloniale misstanden, en het boek ook als zodanig vertaalt. Kolenberg heeft in zijn ‘Multatuli en France’ een aardig overzicht gegeven van de weglatingen en ongetrouwheden waar Nieuwenhuis zich zoal aan schuldig maakt. De Nederlandse pers is unaniem over de slechte kwaliteit van de vertaling, waarvan ook Multatuli schrijft dat deze veel te wensen overlaat. In de Franse pers maakt de verschijning van het boek nagenoeg geen enkele reactie los. Dat is weinig verwonderlijk, aangezien het noch inleiding, noch noten bevat die het de Franse lezer mogelijk hadden kunnen maken het werk te situeren en te begrijpen: zelfs de noten van de auteur worden door de vertalers grotendeels weggelaten. Er verschijnt nog wel een herdruk, twee jaar later, maar deze is geheel door een Rotterdamse uitgever verzorgd, terwijl de eerste ook nog in Parijs uitkwam. Een andere Multatuli-vertaler, Alexander Cohen, die hieronder nog ter sprake zal komen, schrijft in 1900 vanuit Parijs aan Mimi Douwes Dekker: ‘Den “Havelaar” kent niemand hier - wat niet erg te betreuren is, gegeven de ergerlyke vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli. Die Crisafulli is trouwens een paar weken geleden gestorven, wat zyn verdiende loon was - al ontving hij 't wat laat - voor zyn knoei- en prulwerk.’Ga naar eind6. Cohen heeft niettemin met Nieuwenhuis gemeen dat hij het werk van Multatuli allereerst ziet als een strijdkreet, en zijn auteur als een slachtoffer van de Nederlandse maatschappij. Ook hij hecht dan ook meer aan het overbrengen van de ideeën dan aan de vorm. Dit zal een algemene tendens blijken te zijn in de receptiegeschiedenis in Frankrijk in de daaropvolgende decennia. Multatuli wordt een wapen in de politieke strijd van zijn vertalers, een martelaar van de burgerlijke maatschappij. Dat de man ook nog kon schrijven is daarbij mooi meegenomen, maar bijzaak. Zijn leven, dat wil zeggen het onrechtvaardig bejegende genie Douwes Dekker, interesseert hen uiteindelijk meer dan de schrijver Multatuli. Het overlijden van Multatuli is in 1887 de aanleiding om de stilte te doorbreken die sinds de Nieuwenhuis-Crisafulli-vertaling weer over zijn naam en werk was neergedaald. Het internationaal en links georiënteerde Belgische tijdschrift La Société Nouvelle zal vanaf dat moment een belangrijke rol spelen in de introductie van Multatuli en diens werk. De socialistische redacteur Cesar de Paepe is een vurig pleitbezorger van Multatuli, die hij met nadruk in een dito daglicht presenteert. De reeks artikelen in La Société Nouvelle begint in 1887 met een zwart omkaderde necrologie van De Paepe zelf, die Multatuli beschijft als een voorganger van het vrije woord en de sociaal-democratie in Nederland, en als een gesmade en vervolgde wegbereider voor Domela Nieuwenhuis, van wie hij wel toegeeft dat deze praktischer is en dichter bij het volk staat dan Multatuli, | |
[pagina 41]
| |
Busken Huet of Roorda van Eysinga. De Paepe zelf is ook een praktisch man: Kolenberg merkt op dat hij in de door hem in vertaling geciteerde passages gewoon weglaat wat hij niet functioneel acht. Desondanks is deze eerste inleiding in het leven en werk van Douwes Dekker / Multatuli van belang voor het Franse publiek, te meer daar ze gevolgd wordt door een flink aantal vertalingen: meteen op de inleiding van De Paepe volgt Het gebed van den onwetende (een eetde-re vertaling was in 1868 in Gent verschenen, maar in Frankrijk verboden), waarschijnlijk door De Paepe zelf vertaald, en hetzelfde jaar nog volgen Impressario, Chresos en Kruissprook (vert. Cornelie Doff), en Saïdjah en Adinda (vert. Nieuwenhuis). In 1888 worden de eerste hoofdstukken van de Max Havelaar nog eens van Nieuwenhuis overgenomen. In de tussentijd is het in de overige pers niet geheel stil gebleven rond Multatuli: in 1886 verschijnt het begin van Saïdjah en Adinda in een zeer vrije en anonieme vertaling in de Revue Contemporaine, het vervolg valt in het water doordat het tijdschrift verdwijnt. In 1888 publiceert Henry Meyners d'Estrey in de Nouvelle Revue de ‘Oriëntaalse legenden van een onbekende Arabische auteur’, die wel erg veel lijken op wat er in La Société Nouvelle verschenen is. Van plagiaat beschuldigd, verklaart hij ze jaren eerder in een Duits blad gelezen te hebben, maar publiceert ze desondanks enige maanden later opnieuw in de Annales de l'Extrême-Orient et de l'Afrique, ditmaal als Multatuli-vertalingen. In 1893 worden ze opgenomen in de Mercure de France, en in 1895 verschijnen ze nog eens in de Revue des Revues, wat voldoende aantoont dat het exotisme van deze ‘sprookjes’ goed past in de kosmopolitische tendens van die tijd. Na deze eerste aanloop bereikt de bekendheid van Multatuli haar hoogtepunt in de jaren 1892-94. De belangrijkste bijdrage hieraan is wellicht het artikel van de Belg Louis van Keymeulen in de veelgelezen Revue des deux Mondes, ‘Multatuli. Un écrivain hollandais.’ (Dit artikel is ook opgenomen in zijn Esquisses flamandes et hollandaises, Anvers, 1899) Naar deze studie zal in het vervolg veelvuldig verwezen worden door vertalers en commentatoren. Voor Van Keymeulen is Multatuli nog het meest een wellevend soort anarchist; een positivistische atheïst met een afkeer van het calvinisme, maar met sympathie voor Christus in wie hij een soort onvolmaakt alter ego ziet. Zijn lacuneuze eruditie is vooral gebaseerd op de achttiende-eeuwse filosofen. Multatuli wordt duidelijk neergezet als antisocialistisch en antiautoritair maar gelovend in het ideaal van een staat die bestuurd zou worden door een verlichte geest als hijzelf. Van Keymeulen acht zijn ‘negatieve utopieën en optimistisch materialisme’ niet in de Nederlandse praktijk toepasbaar, maar kent Multatuli de verdienste toe de natie en haar geweten wakker geschud te hebben. Literair gezien valt het oordeel niet erg gunstig uit: over Max Havelaar verklaart Van Keymeulen dat het niet zozeer een roman is als een fragment van een autobiografie. De stijl en opbouw zijn bovendien niet erg naar zijn smaak: | |
[pagina 42]
| |
Si nous avions à juger Max Havelaar comme un roman ordinaire, nous en parlerions avec sévérité et peut-être n'en parlerions-nous pas du tout. L'action presque nulle, mal conduite et médiocrement intéressante, se traîne de chapitre en chapitre entre des conversations sans vivacité et des descriptions en style d'ingénieur.Ga naar eind7. Deze mening wordt gedeeld door de literaire criticus Theodor de Wyzewa, die in de Revue de Deux Mondes over Multatuli schrijft als de enige Nederlandse schrijver die het Franse publiek kent: ‘les qualités dominantes de la littérature hollandaise d'aujourd'hui sont celles précisément dont il manque le plus: la clarté, la simplicité, une correction toute classique de la composition et du style.’ In de trage, onregelmatige prozastroom die Max Havelaar heet, hebben maar een paar bladzijden werkelijke literaire waarde, schrijft Van Keymeulen: het verhaal van Saïdjah en Adinda. Als de rest van het boek ook zo was geweest, zou hij het niet alleen vanuit een menselijk, maar ook vanuit een literair oogpunt verdienen gelauwerd te worden. De enkele bladzijden uit het oeuvre van Multatuli die in de ogen van Van Keymeulen genade vinden zullen hem niettemin meer roem bezorgen bij het nageslacht dan zijn Ideën: Pour la postérité, ses véritables titres de gloire, ce ne seront pas ses théories humanitaires, ce sera l'histoire de Saïdjah, quelques apologues orientaux des Lettres d'amour, quelques souvenirs personnels racontés avec un mélange charmant d'émotion et de raillerie, enfin quelques chapitres du roman de Wouter Pieterse (...).Ga naar eind8. Gezien dit oordeel is het niet verwonderlijk dat Saïdjah en Adinda in 1892 nog maar eens vertaald wordt, door Alexander Cohen voor de Revue de l'Evolution, herdrukt in La Révolte, en een maand later volgen de Geschiedenissen van gezag, die een jaar later herdrukt zullen worden in La Société Nouvelle. In 1893 verschijnen in Gent in het symbolistische tijdschrift Le Réveil een nieuwe versie van het Gebed van de onwetende, en ‘Le Banjir’, een passage uit Wys my de plaats waar ik gezaaid heb (beide vert. Emile van Heurck). In 1893 en 1894 publiceert Le Réveil bovendien in afleveringen een groot deel van Vorstenschool, vertaald door Meyners d'Estrey en Julius Pée. Hoogstwaarschijnlijk heeft Le Réveil in Frankrijk slechts een beperkt publiek bereikt, net als andere tijdschriften als het Frans-Belgische La Nervie en La Révolte, die eveneens een paar bladzijden voor Multatuli inruimden. Anders was het gesteld met de Mercure de France, volgens Oversteegen ‘het belangrijkste, vooruitstrevendste litteraire tijdschrift van die jaren.’Ga naar eind9. De Mercure publiceert in 1893 achtereenvolgens een scène uit (vert. Roland de Marès) het vervolg van de al genoemde ‘Geschiedenissen van Gezag’ (vert. Cohen), een artikel over Multatuli door De Marès gevolgd door drie parabelen (vert. Van Heurck), nog een ‘Geschiedenis van Gezag’ door Cohen, ‘Microcosme’ (fragment uit Millioenen- | |
[pagina 43]
| |
studiën, vert. Cohen), en ten slotte begin 1894 de Ideën 101 en 102 alsmede het Gebed van den onwetende (vert. Van Heurck). De Marès schrijft tegelijkertijd bovendien een zeer gunstige kritiek van de door Julius Pée uitgegeven editie van het Gebed..., waarin Multatuli eens te meer in een slachtofferrol aan de lezers wordt gepresenteerd ‘Ensuite M. Pée nous conte ce que Multatuli après ce poème, comme toujours, comme après le Havelaar, comme après les Ideën - eut à souffrir de ses compatriotes, vils commerçants momifiés par le protestantisme.’Ga naar eind10. We zien dat in deze jaren niet minder dan vijf vertalers regelmatig teksten van Multatuli voor het Franstalige publiek toegankelijk maken: Julius Pée, Henry Meyners d'Estrey, Roland de Marès, Alexandre Cohen en Emile van Heurck. Wie zijn zij? De Vlaming Pée, socialist en groot kenner van Multatuli (op wie hij promoveerde), is volgens Kolenberg de centrale figuur van deze groep, die onderling geregelde contacten onderhoudt. De zoon van Julius Pée, Willem, schrijft over zijn vader: ‘Hij heeft steeds getracht onpartijdig te zijn, maar in zijn verering voor Multatuli kon hij dat niet zijn. Ik heb zelfs de indruk dat hij dat besefte, maar dat hij tevens wist dat hij er niets aan kon veranderen.’Ga naar eind11. Meyners d'Estrey en De Marès zijn journalist; de eerste Fransman, de tweede Belg (en directeur van L'Indépendance belge). De Antwerpenaar Emile van Heurck geniet vooral bekendheid als folklorist. Hij slaagt er in 1898 in om ‘La sainte Vierge’ (de ‘Zeeziektegeschiedenis’ uit de Ideën, 229-242) van Multatuli op te laten nemen in de Belgische Spectateur Catholique, en ook nog als losse plaquette te laten drukken. Het exemplaar dat het Multatuli Museum bezit, gaat vergezeld van een recensie waarvan de herkomst helaas onduidelijk is (getekend Pierrepot), die spreekt van van vroomheid doordrongen bladzijden, en de auteur zelfs katholieke bekeringsdrift toeschrijft, wat op zijn minst verbazend mag heten. De interessantste figuur uit deze groep vertalers is Alexander Cohen. Hij leert het werk van Multatuli kennen als hij zijn tijd in het knil dankzij zijn opstandige karakter grotendeels in militaire gevangenissen doorbrengt. Terug in Nederland wordt hij medewerker van Recht voor Allen, het blad van Domela Nieuwenhuis, met wie hij vriendschap sluit. Wegens majesteitsschennis moet hij uitwijken naar Gent en vervolgens naar Parijs, waar hij zich in 1888 definitief vestigt. Hij vertaalt er Domela Nieuwenhuis, Multatuli, maar ook Zola. Het volgende jaar wordt hij wegens zijn vele kosmopolitische contacten, maar vooral vanwege zijn anarchistische sympathieën uitgezet naar Londen. In 1899 keert hij terug naar Parijs, en werkt daar als journalist voor de Figaro, de Revue Blanche (die van 1896 tot en met 1899 in zeven van haar afleveringen Multatuli-vertalingen van Cohen opneemt) en de Mercure de France.Ga naar eind12. Voor dit laatste orgaan brengt hij een tijdlang verslag uit over de Nederlandse letteren, en betoont zich ook in deze rol een vurig verdediger van het werk van, maar vooral ook van de persoon Multatuli. Zo beschimpt hij de Karakterstudie van J.B. Meerkerk over Multatuli in weinig terughoudende bewoordingen. In zijn verontwaardiging spaart hij zelfs de omslag van het boek niet: | |
[pagina 44]
| |
M.J.B. Meerkerk est un pion de derrière les fagots, et styliste petit-nègre, qui, sous prétexte d' ‘étudier le caractère’ de Multatuli, débite, sous une couverture pustuleuse et caca d'oie, 288 pages d'une inepte ‘chronique scandaleuse’ sur le grand écrivain que fut Douwes Dekker. M. Meerkerk lui reproche notamment d'avoit été vaniteux et d'une fidélité conjugale plutôt... pas exemplaire. Et à l'appui de cette dernière imputation M.M., délicatement, a catalogué les femmes avec qui Douwes Dekker a, ou aurait, couché.Ga naar eind13. De toewijding van Cohen wordt in 1901 bekroond met de eerste boekuitgave in het Frans sinds de Max Havelaar-vertaling van 1876: zijn al verschenen vertalingen aangevuld met een aantal nieuwe, waaronder ook passages uit de Max Havelaar, verschijnen gebundeld onder de titel Pages Choisies. Het boek kent in 1906 een tweede druk. Het voorwoord is van Anatole France, in die tijd zeer populair. De grote schrijver wekt de indruk weinig door zijn onderwerp geïnspireerd te zijn, zoals Oversteegen zeer juist opmerkt: ‘De interesse die sommige critici voor deze uitgave toonden, moet gebaseerd zijn geweest op de waarde van Multatuli en niet op die van France. Een stijver, men zou haast zeggen potgieteriaanser, voorwoordje kan men zich moeilijk denken.’Ga naar eind14. Desondanks lijkt hij hier de plank mis te slaan: één van de bewuste critici, de schrijver Henri de Régnier, zingt juist de lof van de inleiding van Anatole France (‘admirable’, ‘pages élégantes, précises et judicieuses’], voor hij toegeeft Multatuli niet te kennen (‘un écrivain nouveau pour nous’) maar zeer voor hem ingenomen te zijn na wat hij over hem heeft kunnen lezen: ‘Alexandre Cohen a bien fait de nous aider à connaître Multatuli en nous permettant de le lire, sinon dans son entier, au moins en ses endroits principaux et les plus caractéristiques.’Ga naar eind15. Wat de Franse Potgieter schrijft blijft voor het merendeel beperkt tot banaliteiten als ‘Multatuli est un écrivain très extraordinaire: il dit ce qu'il pense. Il s'en trouve fort peu de cette sorte en Hollande et ailleurs’ of ‘Il a dans le pessimisme une jovialité charmante et rien n'est plus divertissant que son amère bonne humeur’.Ga naar eind16. Ten slotte noemt hij Multatuli een Nederlandse en wat minder geraffineerde Voltaire. Heel wat geïnspireerder zijn de daaropvolgende pagina's, waarin Alexander Cohen Multatuli in de context van de Nederlandse maatschappij van zijn tijd plaatst. Het zal niemand verbazen dat zijn anarchistische minachting voor de ‘hypocrisie protestante et piétiste des bons bourgeois hollandais’ en zijn bewondering voor Multatuli uitmonden in een vurig pleidooi waarin Douwes Dekker haast messiaanse, zij het wat angstaanjagende dimensies krijgt: Multatuli fut un négateur et un démolisseur de choses et de formules. Il fut un destructeur et, par cela même, un libérateur et un rénovateur. Il a défriché, en y laissant des lambeaux de son âme, le champ épineux du préjugé. Il a brisé, au grand effarement et au | |
[pagina 45]
| |
scandale intense des honnêteté emmitouflées, les vitres de la vétuste maison qu'était la société bourgeoise et petite-bourgeoise de son époque, pour y faire pénétrer l'air vivifiant de la rue. Is het het al te nietszeggende voorwoord van de een, of de al te radicale inleiding van de ander die de lezers heeft afgeschrikt? Is de opkomst van het nationalisme er schuldig aan, zoals P. Delsemme volgens Kolenberg beweert, of heeft Kolenberg zelf gelijk en komt het doordat verschillende tijdschriften die Multatuli publiceerden verdwijnen en Cohen bij de Mercure de France vertrekt, en door de ontdekking van de recentere Tachtigers? Feit is dat er na de Pages Choisies een lange stilte valt. In 1902 verschijnt in Le Mouvement Socialiste nog een nieuwe vertaling van Le Banjir (vert. Bodde), en pas in 1911 komt vervolgens in België weer een bundeling uit: Quelques pages de Multatuli, maar deze bevat geen teksten die voor het Franse publiek nog onbekend waren, en zelfs de biografische nota van Cesar de Paepe is niets anders dan het artikel dat hij in 1887 voor La Société Nouvelle schreef.
Pas in 1937, ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van Douwes Dekker, herleeft de belangstelling. Dat is althans de indruk die gewekt wordt door de voornaamste bronnen: De Mare noemt in de tussentijd niets, als we de terloopse, weinig gunstige vermelding door J.J. Salverda de Grave in La Hollande (1932) buiten beschouwing laten, en Kolenberg sluit zich hier in Ons Erfdeel bij aan. Dit is opmerkelijk, aangezien hij in zijn artikel in Les Lettres Romanes een passage van Henry Poulaille uit 1938 citeert die deze absolute stilte op zijn minst relativeert. Poulaille schrijft: Quelques dix ou quinze articles ont été consacrés à l'homme et à son oeuvre, depuis l'étude de M. van Keymeulen parue dans la Revue des Deux Mondes, en 1892. Ceux de M. Cohen, la préface d'Anatole France aux Morceaux Choisis, les articles de Bazalgette, de Léon Treich, de Habaru, de Ch. Wolff les miens... Et c'est à peu près tout...Ga naar eind18. Kolenberg tekent hierbij aan: ‘Tel serait le bilan en 1938. Est-il exhaustif?’, maar doet er vervolgens het zwijgen toe. Het et merendeel van de namen die de opsomming van Poulaille bevat komt noch bij De Mare voor, noch in de studie van Kolenberg die de periode tot 1901 bestrijkt. In het geval van Bazalgette, Léon Treich, Habaru, en Ch. Wolff gaat het om auteurs of vertalers die na 1900 werkzaam waren, en voor 1938. Kolenberg behandelt in ‘Multatuli in Frankrijk’ de | |
[pagina 46]
| |
twintigste eeuw, maar heeft niettemin kennelijk niet de behoefte gevoeld zich enige opheldering over deze onbekenden te verschaffen. Feit is, dat dit een allesbehalve gemakkelijke taak is. Poulaille geeft geen enkele aanwijzing met betrekking tot datering, lokalisering of titel van de publicaties waarop hij zinspeelt. Boekuitgaven zullen het zeker niet geweest zijn. Enig zoekwerk heeft mij weliswaar geen concrete artikelen opgeleverd, maar wel wat gegevens over de genoemde auteurs die het ons mogelijk maken de interesse voor Multatuli in de eerste helft van de twintigste eeuw op haar waarde te schatten: geheel in de geest van wat we al voor de negentiende eeuw hebben kunnen constateren, is de belangstelling voor Multatuli niet zozeer literair, als wel ideologisch van aard en ziet men hem in linkse kringen als een geestverwant. Dat Douwes Dekker geen proletariër was, vormt kennelijk geen belemmering. Léon Bazalgette (1873-1929) schreef voor het pacifistische en internationalistische tijdschrift Europe, voor het Magazine International, en verzorgde een tijdlang voor het communistische dagblad L'Humanité de rubriek buitenlandse literatuur. Hij vertaalde Thoreau en Whitman in het Frans en is tevens de auteur van het in 1898 verschenen L'Esprit nouveau dans la vie artistique, sociale et religieuse. De politieke oriëntatie van Léon Treich (1889-1975) is moeilijker vast te stellen. Er is weinig anders over deze journalist te vinden dan dat hij werkzaam was voor Le Journal de la France, Paris Magazine en als redacteur voor de Almanach des lettres françaises et étrangères (1924). Augustin Habaru (1898-1944) was een Belgische verdediger van de proletarische literatuur en verzorgde in 1934 kortstondig het Bulletin des écrivains prolétariens. Hij was redacteur in Brussel van de communistische Drapeau Rouge, correspondent voor L'Humanité en medewerker van het tijdschrift Monde. Voorts vertaalde hij Streuvels in het Frans. Charles Wolff ten slotte was eveneens lid van de Groupe Prolétarien. Hij was muziekcriticus en publiceerde samen met Poulaille een brochure over het gebruik van de grammofoonplaat als pedagogisch instrument. Tijdens de Tweede Wereldoorlog onderhield hij nauwe banden met Varian Fry, de ‘Amerikaanse Schindler’ in Zuid-Frankrijk. In 1944 werd hij verraden en doodgemarteld. Henry Poulaille (1896-1980) zelf, Frans journalist en romanschrijver, antimilitarist en antifascist, was de stichter van de Groupe Prolétarien, na in 1922 in het aprilnummer van De Stijl een van de ondertekenaars te zijn geweest van het manifest van de Union Internationale des artistes progressistes. De proletarische literatuur mocht in zijn ogen niet politiek maar uitsluitend artistiek geëngageerd zijn, wat hem op de vijandschap van de communistische partij kwam te staan. Hij schreef onder meer voor Le Peuple, L'Humanité, Monde en gaf zelf tijdschriften voor proletarische literatuur uit als Nouvel Âge en À Contre-courant. In 1937 kent de belangstelling voor Multatuli zoals gezegd een grote opleving. Die begint al in januari in het anarchistische L'En-dehors dat de nadruk legt op de antibourgeois opvattingen van Multatuli, met name met betrekking tot het | |
[pagina 47]
| |
huwelijk, in ‘Multatuli et la question sexuelle’ van de Nederlander A.L. Constandse. Voor een groter publiek schrijft de Gentse literator Jan Schepens onder het pseudoniem Jean Baudoux in de Mercure de France een artikel over Multatuli waarin hij schrijft: ‘Le chemin de la gloire fut pour lui un sombre calvaire’. Deze ‘gloire du genie maudit’ deelt Multatuli in Nederland met Van Gogh, en Baudoux besluit: ‘Verlaine, Strindberg, Dostoïevsky, Van Gogh et Multatuli, voilà certainement quelques grands Maudits du xixe siècle.’Ga naar eind19. Schepens publiceert onder zijn echte naam datzelfde jaar ook nog twee artikelen in het Belgische Le Thyrse en Dante. Een andere studie, in La Nouvelle Revue, vereenzelvigt Multatuli expliciet met Max Havelaar. De auteur, de Belg François Closset, zet hem neer als een positivist, als antiautoritair en subversief, maar tegelijkertijd ook conservatief: een man van tegenstellingen. Closset geeft goed weer wat de paradox van Multatuli is: ‘Il fut un grand artiste individualiste et réformateur, qui dans son orgueil de virtuose semblait dire au public: je te méprise, tandis que ses tendances réformatrices le portaient vers ce même public’Ga naar eind20. Andere studies verschijnen dat jaar nog in Le Peuple (van de hand van Poulaille), L'Indépendance Belge, Le Journal des Débats, en Cassandre.Ga naar eind21. Vaak wordt hierin met lof gesproken over het kort tevoren verschenen Multatuli en de zijnen van Julius Pée, die Douwes Dekker als vader rehabiliteert en verdedigt tegen de beschuldigingen van Swart Abrahamsz. Hiermee is het in de Franstalige pers ook al bijna weer afgelopen met de ‘Multatuli-revival.’ De Mare citeert nog drie artikelen voor de jaren 1938, 1939 en 1942. In boekvorm daarentegen staat in deze jaren nog wel het een en ander te gebeuren. In 1938 verschijnt een nieuwe keuze uit het werk, vertaald door de Belg Lode Roelandt, Pages Choisies de Multatuli, met een voorwoord van Henry Poulaille en een biografische inleiding van Julius Pée. Lode Roelandt (1902-1979), pseudoniem van J.H. van Droogenbroeck, was actief in progressieve kringen. Hij schijnt kort met Trotski gecorrespondeerd te hebben, maar werd door hem als verdacht beschouwd, en het contact werd verbroken.Ga naar eind22. Hij vertaalde zowel naar als uit het Frans, onder meer Henriette Roland Holst en A.M. de Jong, en, samen met Pée, de brieven van Van Gogh. Samen gaven zij ook een Keur uit Multatuli en Multatuli de Beeldenbreker uit. Poulaille trekt in het voorwoord heftig van leer tegen Muret die in een artikel in Le Journal des Débats de spot heeft gedreven met Anatole France, die het bestond Multatuli met Voltaire te vergelijken: Multatuli is geen voorloper van het naturalisme, maar een verlate romanticus, schrijft Muret, en een die niet kan schrijven op de koop toe. Het voorwoord van D.H. Lawrence bij de Engelse vertaling van Max Havelaar kan wel genade vinden bij Poulaille: Lawrence beklemtoont hierin dat haat eerbiedwaardig kan zijn, mits gericht tegen de droogstoppels, de laffe bureaucratie, ja, soms zelfs de mensheid. Eens te meer wordt Multatuli gekenmerkt als anarchist, verwant met Proudhon, Stirner, Bakoenin, Nietzsche; geen socialist. Voor Pée is hij allereerst een ‘vrijheidssoldaat.’ De door Roelandt gekozen teksten zijn voor het merendeel uit de Ideën afkomstig, maar ook een | |
[pagina 48]
| |
paar brieven en passages uit de Havelaar zijn door hem - al dan niet opnieuw - vertaald. De Pages Choisies moeten gunstig ontvangen zijn, want in 1942 volgt een - enigszins ingekorte - Max Havelaar, uitgegeven in Brussel en Parijs, eveneens door Roelandt vertaald, met een voorwoord van Poulaille en een inleiding van Pée. We hebben deze uitgave niet kunnen inzien, maar de kans is groot dat deze zijn overgenomen uit de Pages Choisies. In 1943 komt nog een Max Havelaar uit, ditmaal vertaald door Edouard Mousset, die nauwgezetter te werk gaat, gehecht als hij is aan een stijl die in zijn ogen de volmaakte uitdrukking van het gevoel is: Et le style n'est jamais inférieur au sentiment. Ici, la phrase est courte, incisive, éclatante comme une trompette. Là, elle épouse fidèlement et sans effort toutes les sinuosités d'une pensée qui se cherche. Toujours elle est imagée, colorée, pleine de sens concret, chaude de conviction, riche de passion.Ga naar eind23. Eindelijk lijkt er meer interesse te komen voor de literaire aspecten van het werk van Multatuli. Deze wordt echter door de lezers nog niet gedeeld, zoals blijkt uit een reactie van de criticus Maurice Brion, die stelt dat het boek zijn actualiteit vetloren heeft.Ga naar eind24. Dit verklaart ongetwijfeld dat et vanaf 1945 nauwelijks nog over Multatuli gesproken wordt. Roelandt is een van de weinigen die van tijd tot tijd nog een artikel over hem schrijven, als we wetenschappelijke publicaties (veelal van Nederlandse auteurs) en vermeldingen in literatuurgeschiedenissen buiten beschouwing laten. Desondanks geeft Roelandt in 1968 bij de Éditions universitaires in Parijs een nieuwe Franse Max Havelaar uit, dit keer volledig, met een inleiding van J.J. Oversteegen. Roelandt krijgt hiervoor de Nijhoffprijs, wat erop lijkt te duiden dat hij in Nederland meer erkenning heeft gekregen dan in Frankrijk, waar ook deze nieuwe editie geen reacties in de pers oproept, als we af mogen gaan op de bibliografie van Van der Plank. De laatste etappe van de Multatuli-receptie gaat in 1991 in, met de verschijning van de meest recente Max Havelaar, dit keer vertaald door Philippe Noble, die in zijn voorwoord vermeldt dat de vertaling van Roelandt verschillende herdrukken heeft gekend. Dit zou betekenen dat ondanks de stilte in de pers, Multatuli toch gelezen werd. Voor Noble zelf is Multatuli allereerst een moderne schrijver, die zich in zijn toon, vorm en stijl bevrijd heeft van de literaire traditie. Hij is eveneens de enige grote romanticus van de Nederlandse literatuur. Guy Toebosch, wiens lezing van de Max Havelaar in deze uitgave is opgenomen, deelt deze visie en beschrijft het boek als ‘une forme nouvelle de roman [...], dont les qualités littéraires refoulent au second plan le contenu revendicateur ou justicier.’Ga naar eind25. Dit staat lijnrecht tegenover de manier waarop Cohen, Pée, Poulaille c.s. het werk lazen en aan hun publiek presenteerden. Niettemin wordt ook heden ten dage Max Havelaar in Frankrijk nauwelijks om zijn literaire kwaliteiten gelezen. De hoofdschuldige daaraan is het gelijknamige keur- | |
[pagina 49]
| |
merk, in Nederland gesticht en sinds 1992 ook op de Franse markt actief. Wie, nieuwsgierig naar wie achter deze naam schuilgaat, bijvoorbeeld op internet op zoek gaat, komt algauw terecht op de website van de organisatie, waar Max Havelaar wordt omschreven als een soort Robin Hood, strijdend tegen een onrechtvaardig handelsapparaat, en verwezen wordt naar de uitgave van de roman bij uitgeverij Actes Sud. Deze informatie wordt veelvuldig in de pers overgenomen, zelfs in de persmap van Actes Sud zitten uitsluitend knipsels die in de eerste plaats betrekking hebben op het keurmerk en slechts terloops naar het boek verwijzen. Het is dus met name aan de huidige interesse voor het alter-mondialisme te danken, dat deze recentste vertaling een bescheiden, maar duurzaam succes kent en in 2003 een tweede editie beleefde, met een op het keurmerk geïnspireerd omslag. Multatuli als socialistische of anarchistische held heeft plaatsgemaakt voor Multatuli als revolutionair romanticus. In de toekomst zal moeten blijken in hoeverre de in fair trade geïnteresseerde lezers openstaan voor de omstreden persoon, de tegenstrijdige ideeën en de literaire innovatie van Multatuli.
Université de Paris-Sorbonne (Paris iv) ufr d'Études Germaniques Département d'Études Néerlandaises
kim.andringa@free.fr |
|