Over Multatuli. Jaargang 29. Delen 58-59
(2007)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Niels-Erik Larsen
| |
[pagina 25]
| |
Kopenhagen zoölogie, in het bijzonder entomologie. Hij was 1868 medeoprichter van de Entomologisk Forening (‘Entomologische vereniging’), maar slaagde 1872 niet voor zijn examen, mogelijk wegens een strijd van twee hoogleraren. Hij heeft niet geprobeerd te herkansen, maar ging het bedrijfsleven in, werd groothandelaar en eigenaar van een borstel- en bezemfabriek. Budde-Lund kreeg veel vertrouwensposten binnen het bedrijfsleven en werd later lid van het gemeentebestuur van Kopenhagen (liberaal, later voor de linksliberale partij Det radikale Venstre, hierover later). Hoewel hij nooit afstudeerde, zette hij zijn entomologische studies voort en werd internationaal de grootste specialist in de isopoden (pissebedden) waarover hij uitgebreid publiceerde, hij werd lid van verschillende internationale wetenschappelijke genootschappen. Zijn hoofdwerk is het systematische overzicht van de isopoden: Crustacea Isopoda terrestria per familias et genera et species descripta (1885). Van Budde-Lund zijn geen andere vertalingen dan die van het Saïdjah- verhaal bekend en het is niet duidelijk hoe een zoöloog en industrieel als hij in contact is gekomen met het werk van Multatuli. Een mogelijkheid is dat Budde-Lund door een ander vroeg lid van de Entomologisk Forening, P.A. Klein (1853-1889), erop is geattendeerd. P.A. Klein studeerde 1877 af in de medicijnen en was vanaf 1878 legerarts in Nederlands-Indië. Hij heeft aan de Vereniging een waardevolle collectie insecten geschonken, die hij op Sumatra zelf verzameld en geprepareerd heeft. Hij stierf 1889 in Nederland.Ga naar eind3. De veronderstelling dat Budde-Lund Multatuli door hem heeft leren kennen, vindt echter geen voeding in de literatuur over Multatuli.
De Saïdjah-vertaling van Budde-Lund wordt voorafgegaan door een inleiding van de vertaler waarin hij heel kort de rol van Douwes Dekker in de koloniale administratie schetst en ook diens inzet na de thuiskomst voor de belangen van de Javaanse bevolking - ‘naar het lijkt zonder succes’. In de Max Havelaar, die Budde-Lund abusievelijk in 1865 laat verschijnen, ‘onthult’ Multatuli ‘de talrijke misgrepen van de Nederlandse regering bij het besturen van deze kolonie en de ongelukkige levensomstandigheden van de inlanders.’ Het grootste gedeelte van de inleiding bevat echter een vertaling van de lezing van Douwes Dekker (in het Frans) aan het Congres der internationale vereeniging ter bevordering der sociale wetenschappen dat van 26 september tot en met 1 oktober 1864 gehouden werd in het Paleis op de Dam (en niet 1870 zoals Budde-Lund veronderstelt).Ga naar eind4. Omdat Budde-Lund de door Multatuli aangebrachte correcties van een aantal verkeerd begrepen namen in de congresverhandelingen overgenomen heeft alsmede de afsluitende vraag van de heer Dumonçeau na de lezing of niemand van de aanwezigen het standpunt van de Nederlandse regering zou willen verdedigen, moet aangenomen worden dat hij de tekst in nr. 535 in een editie van de tweede bundel der Ideën (1865) gebruikt heeft en niet de congresakten.Ga naar eind5. De Deense lezer van de Saïdjah- vertaling krijgt dus de waarheid volgens Douwes Dekker van de toestanden in Nederlands-Indië onomwonden voorge- | |
[pagina 26]
| |
schoteld. De vertaling geeft naar schatting meer dan negentig procent van de lezing weer inclusief de geciteerde afsluitende alinea's van de Max Havelaar waar Multatuli koning Willem iii aanspreekt, en bevat passages zoals Wilt gij, dat ik U het bloedige beheer verhale, zoo er van beheer sprake was van de O.I.Comp. van die gewapende kruideniers die met den bybel in de eene hand en den degen in de andere aan de inboorlingen den hemel toonden door ze van de aarde te verdelgen? Wilt gy, dat ik U de feiten aanhale, die zich in myn geheugen verdringen, wilt gij, dat ik U de beschrijving geve van de dorpen, vernietigd en verbrand door de helden van het Ned. leger? Wilt gij, dat ik U de lijken der vrouwen en kinderen toone, vermoord onder de vlag van Neêrlands God? en Ik heb gezegd, vier jaren geleden in een boekje, dat ik hier heb, dat de Javaansche Hoofden zich het goed der inboorlingen toeeigenden en dat de residenten, ads. residenten en andeten in plaats van die misdaden te straffen zich om zoo te zeggen tot medeplichtigen maken van die boosdoeners. [...] Alle staatshuishoudk[unde] is in Indie gebaseerd op de ingekankerde eerbied van de inboorling voor zijn natuurlyk hoofd. De vreeze des hoofds van zyn stam is voor hem byna hetzelfde als de vreeze des Heeren. Zyn hoofd is zyn God, zijn geloof. Ook heeft het koloniaal bestuur, zoogenaamd conservatief, volmaakt begrepen, welk een patty men kon trekken van deze omstandigheid. Men heeft gezegd, dat om zich meester te maken van het goed der inboorlingen, het voldoende was het Javaansche Hoofd een deel van den buit te geven, alzoo heeft men gedaan.Ga naar eind6. De Deense lezer kan dus niet in onzekerheid verkeren over de politieke houding van Multatuli.
Een beoordeling van de Saïdjah-vertaling van Budde-Lund wordt samen met die van de Max Havelaar-vertaling van Carl Michelsen hierbeneden gegeven. | |
[pagina 27]
| |
Multatuli (Douwes Dekker), Max Havelaar eller Det hollandske De vertaler van de eerste in principe volledige vertaling van de Max Havelaar, Carl Michelsen (1842-1911), had Romaanse talen gestudeerd.Ga naar eind7. Omdat deze studie in die tijd een slechte reputatie had en hij om die reden geen beurzen kon verwerven, studeerde hij nooit af, maar moest in zijn levensonderhoud voorzien als onderwijzer bij verschillende instellingen. Carl Michelsen werd een zeer gewaardeerde leraar Frans en auteur van een serie veel gebruikte leerboeken. Bovendien was hij zeer actief als vertaler van Franse literatuur en had, toen hij de Max Havelaar vertaalde, al een lange lijst vertalingen op zijn naam staan, hoewel geen Nederlandse. Carl Michelsen was zijn hele leven zeer geïnteresseerd in de politiek en engageerde zich in de liberale stromingen aan het eind van de negentiende eeuw. Hoewel zelf geen socialist vertaalde hij voor een socialistische krant The civil war in France van Karl Marx en correspondeerde in verband daarmee met Friedrich Engels. Zelf was hij links-liberaal en verkeerde in de kringen van de veel ophef makende ‘moderne doorbraak’ (moderne gennembrud) rond de literator Georg Brandes (ik kom er dadelijk op terug). Tekenend voor zijn politieke verbondenheid en de politieke controversen van die tijd is het feit dat het links-liberale dagblad Politiken bij zijn overlijden een uitvoerige necrologie publiceerde en weinig dagen later uitvoerig verslag deed van zijn begrafenis. De conservatieve Berlingske Tidende liet het bij een notitie van een paar regels.Ga naar eind8. | |
De vertalingen van G. Budde-Lund en Carl MichelsenBudde-Lund en Carl Michelsen waren als vertalers kinderen van hun tijd. In overeenstemming met de niet ongewone praxis rond de vorige eeuwwisseling hebben ze de exotische en vreemde verhaalstof aangepast in die zin dat ze de lezers de vele Maleise woorden en andere exotismen wilden besparen. Carl Michelsen schrijft in het voorwoord van zijn vertaling dat hij uit consideratie met de Deense lezers ‘de Maleise en Javaanse woorden welbewust zo veel als doenlijk vermeden heeft omdat het immers noodzakelijk zou zijn geweest ze in een noot uit te leggen’. Hij stelt echter ‘dat het boek toch in hoge mate bijzonder (“ejendommelig”) is en blijft door zijn schildering van de Javaanse toestanden en zijn satire op de Amsterdamse filisters.’ Deze aanpassingen, die door beide vertalers worden toegepast - bij Carl Michelsen expliciet en bij Budde-Lund impliciet -, uit zich op die manier dat vreemde woorden zoals padie, sarong, kris, poeaka door beiden met hun Deense equivalenten worden weergeven. Beide heren hebben moeilijkheden met bijvoorbeeld het werkwoord en het toen blijkbaar niet zeer bekende procédé batikken, maar in het algemeen lukt de | |
[pagina 28]
| |
omzetting van de exotische uitdrukkingen Carl Michelsen beter dan Budde-Lund. Laatstgenoemde heeft zo grote problemen bij een passage zoals ‘Bovendien, geen buffel had een oeser-oeseran als de zyne. De penghoeloe zelf had gezegd dar er ontong was in den loop van die haarwervels op de achterschoften’ (17:72-74)Ga naar eind9. dat hij de vertaling ervan heeft weggelaten en om die reden later een punt mist (‘Wèl was er ontong geweest in de oeser-oeseran van dien buffel!’, 17:109-110). Michelsen vertaalt de passage correct, zeker omdat hij als uitgangspunt een uitgave van de Max Havelaar met de noten van Multatuli gebruikt heeft. Dat blijkt uit zijn weergave van de uitdrukking ‘den Soesoehoenan van Solo’ (17:348) waar Michelsen het heeft over ‘Kejseren in Surakata’ (p. 212; ‘de keizer in Soerakata’) zoals Multatuli in zijn noot 141 aangeeft. Budde-Lund is een beetje stuntelig met zijn ‘Keiseren af Soesoehoenan van (sic!) Solo’ (p. 30; ‘de keizer van S. van Solo’). De vertaling van Carl Michelsen heeft wegens zijn ingrepen een slechte reputatie gekregen. Diederik Grit karakteriseert in zijn proefschrift de vertaling als volgt: De gevolgen van deze actie zijn zeer ingrijpend: meer dan een kwart is geschrapt, onder andere de Barbertje-scène, Frits' liefdesgedicht, grote delen van het pak van Sjaalman en van Droogstoppels commentaren. Allerlei voor Multatuli zo typerende tussenopmetkingen zijn weggelaten of ‘keurig’ syntactisch geïntegreerd. Typografische eigenaardigheden ontbreken eveneens: de beroemde laatste scène bijvoorbeeld is gezet uit één letter, zonder regels wit, spaties, cursiveringen en kapitalen, zelfs zonder een vraagteken achtet de laatste wanhoopsvraag. Wie de Nederlandse Havelaar erbij neemt, kan zich blindelings het effect van de Deense voorstellen. - Politikens recensent noemt het boek moeilijk om in te komen, en het lijkt niet gewaagd te veronderstellen dat Michelsens vertaling daar mede debet aan is.Ga naar eind10. Het is duidelijk dat Michelsens ingrepen en coupures in de tekst van Multatuli vandaag de dag niet goedgepraat kunnen worden. Vergeleken met de vertaling van Budde-Lund is zijn prestatie echter niet zo slecht als men uit de karakteristiek van Diederik Grit zou kunnen denken. Budde-Lund heeft incidentele vertaalfouten, bijvoorbeeld in het lied van Saïdjah waar hij in de passage ‘En buiten het huis zal een groot geroep zyn van menschen [...]’ (17:275) geroep met groep verwisselt en bijgevolg met ‘en Menneskehob’ (‘een hoop mensen’) vertaalt (Michelsen heeft het juiste ‘Raab af Folk’). Ook zijn er blijkbaar niet begrepen passages waar Budde-Lund over de nieuwe buffel schrijft dat hij ‘gjorde [...] dog et godt Arbeide’ (p. 16; hij [: de buffel] deed immers goed werk) waar het origineel zegt dat Saïdjah ‘werkte [...] dat gaarne by met zyn patjol, zoveel hy kon’ | |
[pagina 29]
| |
(17:71-72); het gaat hier om de bewerking van het land waar ‘de aardklonten ondoorgesneden waren omgegaan.’ Kenmerkender voor de vertaling van Budde-Lund zijn echter de soms vage en omschrijvende verwoordingen - soms met een formeel tintje - die opvallen omdat Michelsen meestal een precieze idiomatische uitdrukking gebruikt. De passage ‘En hy kon niet eten, langen tyd, want zyn keel was te nauw als hy slikte’ (17:58-59) wordt door Budde-Lund weergegeven met ‘og i flere dage nød han naesten Intet’ (p. 15; ‘en in meerdere dagen gebruikte hij bijna niets’), waar Michelsen het betere heeft: ‘Og han kunne i lang Tid ikke spise noget, fordi Maden blev ham siddende i Halsen’ (202). Carl Michelsen
Michelsen blijft pregnant waar Multatuli pregnant is, bijvoorbeeld bij de beschrijving van de buffel oog in oog met de tijger: ‘dens Naeseboer fnyste, den prustede, sitrede og gøs’ (Multatuli: ‘men zag den adem uit zyn neusgaten... hy blaasde, sidderde, rilde...’ (17:85-86); Budde-Lund heeft hier het kleurloze ‘den trak Veiret dybt igjennem sine Naeebor, rystede over hele Kroppen’ (p. 16; ‘hij haalde diep adem door zijn neusgaten, sidderde met zijn hele lichaam’). Gustav Budde-Lund
Michelsen is ook meer dan Budde-Lund gevoelig voor de poëtische beeldspraak van Multatuli, bijvoorbeeld ‘thi vort Hjerte et som Voks, hvori Indtrykkene hurtig udviskes for at give Plads for den senere Skrift’ (203) is een veel betere weergave van Multutuli's ‘Want, helaas, de wasindrukken van ons hart worden zoo licht gladgestteken, om plaats te maken voor later schrift’ (17:63-64) dan Budde-Lunds ‘Erindringen om de Bortgangne udslettes let af vore Hjerter for at give Plads for ny Indtryk’ (p. 15, ‘De herinnering aan de heengeganen wordt gemakkelijk uit onze harten uitgewist om plaats te geven voor nieuwe indrukken’). Dat betekent echter niet dat Michelsen in alle gevallen de juiste oplossing heeft gevonden, en ook niet dat Budde-Lund soms de intentie van Multatuli niet beter weergeeft dan Michelsen. Dat is bijvoorbeeld het geval in de passage waar er over Adinda staat: ‘Ze had reeds | |
[pagina 30]
| |
gedachten te brengen in den loop van haar verfschuitje, en ze teekende droefheid op haar weefsel, want ze had Saïdjah zeer treurig gezien’ (17:114-116). Bij Budde-Lund ktijgt de lezer in ieder geval de indruk dat Adinda haar treurigheid in haar werk ‘hineininterpretiert’ hoewel hij de mooie verwoordingen van Multatuli niet kan evenaren; Michelsen 204 heeft dit beeld niet: ‘Mens hun flittig lod Vaeverskytten gaa, antog hendes Tanker et mørkt Praeg; thi hun havde set Saïdjah bedrøvet’ (p. 204; ‘Terwijl ze het weefschuitje [fout voor “verfschuitje”] liet gaan, namen haar gedachten donkere trekken aan; want ze had Saïdjah treurig gezien’). Alles bij elkaar bestaat er geen twijfel dat de vertaling van Budde-Lund, die mogelijk een Franse uitgave voor zijn vertaling heeft gebruikt,Ga naar eind11. een minder gelukte prestatie is dan die van Carl Michelsen. Met al zijn tekortkomingen is het duidelijk dat de vertaling door een ervaren vertakt gemaakt is. Multatuli, Max Havelaar eller Det hollandske Handelskompagnis kaffeauktioner. De tweede vertaling in het Deens van de Max Havelaar is ontstaan op initiatief van de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk, duidelijk als gevolg van de groeiende internationale belangstelling voor de schrijver na de verfilming van de roman door Fons Rademakers (1976), die in Denemarken positiever werd ontvangen dan in Nederland. De vertaling werd gemaakt door de vertalers Grete Bentsen en Gerard Cruys (Kruisman). Gerard Kruisman is een in Denemarken gevestigde Nederlander, slavist en vertaler van een groot aantal boeken uit het Russisch en Deens naar het Nederlands. Voor zijn bijna veertig vertalingen uit het Deens zijn hem verschillende vertaalprijzen toegekend, het laatst de Deense vertaalprijs 2005. De vertaling is opmerkelijk omdat hij op instigatie van de StichtingGa naar eind12. op basis van de voor het eerst in 1949 gepubliceerde zogenaamde nulde druk gemaakt is, dat wil zeggen op basis van de oorspronkelijke tekst zoals Douwes Dekker die in het net had geschreven, maar zonder de door J. van Lennep geschrapte en gewijzigde passages, zonder diens indeling in hoofdstukken en ook zonder de pogingen tot reconstructie die Multatuli in de vierde en vijfde druk aangebracht had, hieronder ook de vele voetnoten. De vertaling is voorzien van een lijst van Maleise woorden en een kort nawoord van de vertalers. Het resultaat is een congeniale vertaling die de brontekst heel nauw volgt zonder te zondigen tegen het Deense taaleigen. | |
[pagina 31]
| |
Multatuli, Drømmen om Insulinde. Breve i udvalg og oversaettelse ved Ingeborg Buhl. København: Steen Hasselbalchs Forlag 1969 In de serie Hasselbalchs Kulturbibliotek verscheen in 1969 als deel 283 een keuze van de brieven van Multatuli. De door de schrijver Jacob Paludan geredigeerde Hasselbalchs Kulturbibliotek is geïnspireerd op de befaamde Duitse Insel Bibliothek en bracht tussen 1941 en 1970 bijna driehonderd delen uit, aanvankelijk in een typografische verzorging die aan het Duitse voorbeeld deed denken, later in een meer bescheiden jasje. De serie bevat hoofdzakelijk minder bekende werken van bekende schrijvers of werken van auteurs die in Denemarken weinig bekend waren. In niet weinig gevallen is de editie in de serie de eerste vertaling van de betreffende schrijver in het Deens. Nederlandstalige literatuur is er behalve Multatuli door Felix Timmermans en Simon Vestdijk vertegenwoordigd. Vierentwintig delen van de Hasselbalchs Kulturbibliotek werden in de jaren 1951-1969 verzorgd en ook vertaald door de schrijfster Ingeborg Buhl (1890-1982).Ga naar eind13. Ingeborg Buhl was een dochter van de bekende godsdiensthistoricus en oriëntalist Frants Buhl en groeide op in een gezin waar musische en academische interesses in het centrum stonden. Hoewel ze uit gezondheidsredenen zelf geen academische opleiding kreeg, ontwikkelde ze door omvattend lezen en uitgebreid reizen een fijn gevoel voor kunst en literatuur dat ze in talloze essays uitmuntte. Vooral in haar latere jaren schreef ze een aantal novellebundels. ‘In een rijke, traditiegebonden taal heeft ze over een kern van alledaagse, reis- of kunstbelevenissen haar fabulerende vertellingen gevormd die een sceptische levenshouding combineren met een gevoelvol openstaan voor het donkere, soms demonische in het mensenleven.’Ga naar eind14. Sinds 1935 woonde Ingeborg Buhl - hoewel zelf niet van adel - in het Adellijke Vrouwengesticht van Roskilde waar ze geteisterd door haar zwakke gesteldheid een afgezonderd, maar geestelijk open leven voerde. Ze bezat uitstekende talenkennis, ze heeft vertaald uit het Engels, Duits, Frans, Iraliaans, Zweeds, Noors en dus ook het Nederlands; er bestaat nauwelijks twijfel dat haar Multatuli-editie direct uit het Nederlands is vertaald.Ga naar eind15. Deel 283 van Hasselbalchs Kulturbibliotek bevat een keuze of eerder langere en kortere citaten uit de brieven van Multatuli, reikend van de liefdesbrieven aan Tine uit 1845 tot in de laatste jaren van zijn leven. In de woorden van de samenstelster en vertaalster is deze ‘bizar flikkerende veelheid’ van brieven in haar uitgave ‘gecomponeerd volgens een filmisch collageprincipe met vrij samengestelde knipsels en enkele flashbacks, alles vrij superieur gehanteerd zoals het onderwerp het nu eiste’ (p. 86-87). Tussen deze brieffragmenten in heeft Ingeborg Buhl haar eigen verbindende commentaren geschreven zodat de lezer op die manier een korte, maar vrij informatieve schets van de biografie en de opvattingen van Multatuli krijgt. Ingeborg Buhl ziet het koloniale bewind van Nederland als ‘een op intriges en egoïsme gebaseerd koloniaal bestuur waar | |
[pagina 32]
| |
iedereen van iedereen afhankelijk was en waar iedere verantwoordelijkheid vervluchrigde’ (p. 9). De Max Havelaar beschouwt ze als Multatuli's ‘desperate aanklacht tegen het onvermogen van het Indische koloniale bewind tegenover het al te geduldig lijdende volk, maar ook zijn hoop om als schrijver zijn levensonderhoud te kunnen vinden’ (p. 28). Het is echter kenmerkend voor de keuze dat niet zo zeer de Havelaar-geschiedenis in het centrum van het boek staat; meer plaats wordt besteed aan de relatie met Tine en vooral met Mimi, de behoeftigheid van Multatuli zelf en zijn gezin in Europa na de jaren in de kolonie, zijn opvattingen ten aanzien van godsdienst, onderwijs, vrouwenemancipatie, zijn afkeer van het establishment enz. Verwante persoonlijkheden vindt Ingeborg Buhl in Henry Thoreau, maar vooral ook in de Zweedse toneelschrijver August Strindberg, niet zozeer wegens de toneelstukken van Multatuli, maar wegens ‘het gevoelsleven van de door de vrouwen zo bijna zinloos verwende man’ (p. 59). Ingeborg Buhl blijkt een goed geïnformeerde kenner van de werken en de biografie van Multatuli te zijn; haar keuze van de brieven en haar uitstekende maat vrije vertaling ervan heeft een zeer aansprekend boekje opgeleverd dat verdienstelijk goed ontvangen werd (zie hieronder). | |
Context en receptie van de Multatuli-vertalingenToen de literator Georg Brandes in 1871 met zijn lezingen over de ‘Hoofdstromingen in de literatuur van de negentiende eeuw’ aan de Universiteit Kopenhagen begon, werd dat een inleiding tot een levenslange strijd om het Deense geestesleven te vernieuwen. In zijn lezingen verdedigde hij de opvatting dat de romantische literatuur met haar tegenstand tegen de verlichtingsidealen zich tot religieuze orthodoxie en politieke behoudzucht had ontwikkeld, een situatie die in Europa pas door het opkomen van dichteis als Byron, Victor Hugo, Balzac en Heine veranderde - in Europa, maar niet in Denemarken dat volgens hem was blijven zitten in een epigoonachtige romantiek. In plaats daarvan wilde hij een literatuur die, zoals hij zei, ‘problemen in debat brachten’, een literatuur die de werkelijkheid moest beschrijven en de emancipatie op velerlei gebied zou propageren. In traditionele burgerlijke kringen waren de gedachten die Brandes in de volgende jaren proclameerde, choquerend: de biologische opvatting van het leven contra de geopenbaarde waarheden, de positie van de vrouw en de publieke moraal, de liefde en het huwelijk, de opvoeding, en de machtsverhoudingen in de samenleving. De ideeën van Brandes vonden ingang bij jongere schrijvers en kunstenaars. In de 1884 gestichte krant de Politiken kregen Blandes en zijn aanhangers een spreekbuis waardoor ze hun literaire en politieke ideeën konden verspreiden. Deze ideeën kregen mede ingang in delen van de liberale partij Venstre, wat uiteindelijk een afsplitsing ervan, het links-liberale Det radikale Venstre, in 1905 deed ontstaan. Opgemerkt moet worden dat | |
[pagina 33]
| |
Georg Brandes in zijn uitgangspunt in de liberale vrijheidsideeën zich afzijdig hield van het socialisme; vooruitgang werd volgens hem altijd door de grote individuen teweeggebracht (bekend is zijn inzet voor Nietzsche). De problemen in verband met het kolonialisme schijnen aanvankelijk niet zijn aandacht te hebben gehad, in ieder geval niet wat de Nederlandse tegenwoordigheid in Indië betreft. In een kort verslag van een verblijf in Nederland in het jaar 1891 karakteriseert hij Kongo als ‘een nog steeds slechts door ambtenaren wanbeheerd land’, terwijl Nederlands-Indië - ‘de Atjeh-oorlog ten spijt - een geweldig ontplooiingsgebied voor het nationale entrepreneurship en een nog steeds stromende bron van rijkdommen’ is.Ga naar eind16. Een man die zoiets schrijft, kan Multatuli nooit hebben gelezen. Er moet echter gezegd worden dat Brandes na 1900, en in het bijzonder onder de indruk van de Eerste Wereldoorlog, zich fel tegen het imperialisme keerde.Ga naar eind17. Hoe sterk de gelijkenissen en de verschillen tussen de emancipatorische gedachten van Multatuli en Georg Brandes ook mogen zijn - dat zou een interessant onderzoeksobject kunnen zijn, maar kan hier niet beantwoord worden, - Brandes zelf schijnt in ieder geval pas laat tot kritiek van het kolonialisme te zijn gekomen. Opmerkelijk is dat niet alleen de twee eerste Multatuli-vertalers, G. Budde-Lund en Carl Michelsen, een zekere affiniteit met deze ‘moderne doorbraak’ hadden, maar dat anderen die in die tijd over Multatuli publiceerden zoals Alfred Ipsen en Mads Jepsen, aanvankelijk Brandesianen waren (zie noot 21). Bij Budde-Lund is de connectie meer perifeer en vermoedelijk hoofdzakelijk politiek. Hij kreeg laat in zijn leven een politieke carrière als lid van het gemeentebestuur in Kopenhagen, het eerst tussen 1898-1904 voor de Venstre en weer 1907-1909, nu voor de linksliberale Det radikale Venstre, waarvan hij een tijd ook voorzitter van de lokale kiesvereniging werd. Ook was hij een periode recensent van natuurkundige werken in de Politiken.Ga naar eind18. De Saïdjah-vertaling laat zien dat Budde-Lund letterkundige belangstelling moet hebben gehad. Het is niet bekend of hij ook in het meet literaire deel van de beweging verkeerde. Bij Carl Michelsen is dit wel heel duidelijk het geval, al was hij geen centrale figuur. Hij was in 1872 medeoprichter van het eerste ‘Brandesiaanse’ orgaan, de Litteraturselskabet en van de ‘cultuur-radicale’ studentenvereniging, de Studentersamfundet, in 1882 gesticht in oppositie tot de meer behoudende Studenterforeningen. Ook was hij - behalve met Brandes zelf - persoonlijk bekend of bevriend met schrijvers van de ‘Moderne doorbraak’ zoals J.P. Jacobsen, Holger Drachmann (die later met de Brandes-kring brak) en Sophus Schandorph, laatstgenoemde was tevens een collega van Michelsen.
Nu moet de betekenis van de ‘Moderne doorbraak’ voor het feit dat de Max Havelaar aan het einde van de negentiende eeuw vertaald wordt, niet overdreven worden. In feite hebben we geen directe getuigenis dat et een oorzakelijk verband bestond. Het is echter een feit dat de eerste vertalers liberalen waren, terwijl de meer conservatieve kringen zich, bijvoorbeeld in verband met de publi- | |
[pagina 34]
| |
citeit rond de vertaling uit 1901 eerder afzijdig hielden. Dit is dus de context waarin we de receptie van de eerste Multatuli-vertalingen moeten zien. Het blijkt dat twee thema's telkens weer in de recensies opduiken, namelijk 1) Multatuli's aanklacht tegen het koloniale bewind in Indië en 2) de literaire kwaliteiten van de Max Havelaar. Ze worden hier in deze volgorde behandeld. De enige mij bekende recensie van Budde-Lunds Saïdjah-vertalingGa naar eind19. laat deze twee thema's zien. Vooral de inleiding met de weergave van Multatuli's congreslezing (zie hierboven) vindt de anonieme recensent belangwekkend. Het Saïdjah-verhaal zelf beschouwt hij als een scherpe kritiek op het koloniale bewind. De inzet van Multatuli geldt volgens hem ‘niet feitelijke gruweldaden’, maar meer ‘de bekrompen handelsmentaliteit, dezelfde principes van uitzuiging die de Engelsen voortdurend oorlog met hun kolonies doen voeren’. Ook twintig jaar later vindt de recensent van de Social-Demokraten naar aanleiding van de vertaling van Carl Michelsen dat het Engelse koloniale bewind de juiste vergelijking voor de toestanden in Indië is, maar hij vraagt zich ook af of het boek van Multatuli iets bewerkstelligd heeft: ‘is het koloniale bewind misschien humaner geworden? Nauwelijks. Een algemene “kolonisatie”-woede, d.w.z. een kapitalistische hebzucht naar uitzuigings-markten, heeft de laatste twintig jaar de grote mogendheden in Europa en Noord-Amerika beetgepakt, en de misdrijven tegen de mensheid en de bestrijding ervan, waaraan Multatuli zijn leven had gewijd, vindt waarschijnlijk plaats aan zoveel meer plekken ter wereld die door het koloniale bewind onderworpen zijn.’ Het is duidelijk dat de overigens goed geïnformeerde recensent van de socialistische krant de roman als afzet gebruikt voor een felle aanklacht tegen het kolonialisme, minder blik heeft hij voor de rol van de inheemse regenten in de toestanden op Java ‘waar de inlanders onderdrukt en uitgezogen werd door de Hollandse koloniale regering’. De recensent van Politiken heeft vooral oog voor de literaire kwaliteiten van de roman, minder voor de ‘de gemene manier waarop de Hollandse regering haar Indische kolonies mishandelt.’ Er is hier een duidelijk verschil in de houding tegenover het kolonialisme in de socialistische en de links-liberale krant.Ga naar eind20. Terughoudend is ook de dichter Alfred Ipsen in zijn hoofdstuk van hetzelfde jaar over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur waar over Multatuli wordt gezegd dat hij ‘beweerde dat de Javanen mishandeld werden’ en dat hij in de Max Havelaar met zijn ‘agressieve hardvochtigheid’ wel ‘opzien baarde, hoewel er in zijn aanval veel overdrijving en misverstand’ lijkt te zijn geweest.’Ga naar eind21. De recensies van de vertaling uit 1981 (en van de herdruk uit 1998) beschouwen de Max Havelaar nog steeds als ‘een schrijnende negatieve schildering van het Nederlandse imperialisme’, maar nu tevens ook als ‘een tijdloze, getalenteerde en hartstochtelijke bijdrage aan het debat over de anatomie van bonzenmacht en bureaucratie, van corruptie en machtmisbruik’ en als ‘een historisch monument, [...] een boek dat de moeite waard is om mee kennis te maken.’Ga naar eind22. De situatie is veranderd nu de westelijke machten afstand hebben gedaan van hun | |
[pagina 35]
| |
overzeese bezittingen. Het boek wordt niet meer gezien als een gerichte aanklacht met een duidelijk gedefinieerd voorwerp, namelijk de voormalige toestanden in Nederlands-Indië; de strekking van de Havelaar wordt nu veralgemeend en klassiek verklaard. Zo'n beschouwing is ook heel duidelijk de oorzaak om een brievenuitgave in Drømmen om Insulinde samen te stellen waarin de schrijverspersoonlijkheid van Multatuli in het centrum staat ten koste van zijn betekenis voor het koloniale beleid (gesteld dat de twee aspecten uit elkaar kunnen worden gehouden).Ga naar eind23.
De recensent van Budde-Lunds vertaling is, zoals ik al eerder schreef, gefascineerd door het Saïdjah-verhaal: ‘De kleine geschiedenis van Saïdjah zelf is uitermate bedaard en mooi verteld, en toch geeft Dekker ons misschien een Javaans evenbeeld van Coopers Indiaanse gentlemen; je kunt in ieder geval lichtelijk betwijfelen dat de inlanders een bestaan en een manier van denken hebben die zo idyllisch zijn als hier wordt geschilderd, hoe mooi ook het zou zijn, indien het waar was.’ In de recensie van deze vertaling, die immers slechts een gedeelte van de roman bevat, komt de structuur natuurlijk niet ter sprake. Dat is echter in recensies van de volledige Havelaar-vertalingen wel het geval. De recensent van de Social-Demokraten (1881) waardeert de vorm met de verschillende verhaallijnen en bewondert de stijl van de roman, en ziet hierin de reden dat hij opzien heeft gebaard: ‘De stijl is het geweldigste wapen van Multatuli.’ - Ook Politiken (1881) is positief over de opbouw van de Havelaar met de afwisseling van de vermakelijke Droogstoppel-handeling en de Indische gedeeltes: ‘Je begrijpt niet meteen wat de bedoeling van al deze omwegen eigenlijk is [...], maar de grote schoonheid van dit boek is dat je na het gelezen te hebben precies door deze vermenging van het blijkbaar slechts komieke en het ernstige begrijpt hoe en waarom het werk ontstaan is.’ De recensent vindt dat het boek op deze manier ‘niet slechts de aanklachten bevat, maar ook het onthaal dat het vond. Het onderwerp van het boek is in zeker opzicht in het vuur - de publieke opinie - gehard voor het verscheen’ en hij ziet daar een parallel met Henrik Ibsens drama En folkefiende (Een vijand van het volk) dat over het vroegere drama Gengangere (Spoken) gaat en over het onthaal dat laatstgenoemde stuk vond. Het is opmerkelijk dat de recensenten van de eerste Havelaar-vertaling helemaal geen bezwaar lijken te hebben gehad tegen de ongewone en gecompliceerde structuur van de roman, maar dat ze hem functioneel en effectief vinden om de strekking ervan naar voren te laten komen. Dat is bij de hervertaling tachtig jaar later niet meer het geval, enigszins verrassend want je zou denken dat de recensenten inmiddels heel wat experimentele literatuur hadden gelezen. In de Jyllands-Posten vindt Henning Ipsen (zelf schrijver!) dat het boek weliswaar goed geschreven is, ‘hoewel je aan sommige plaatsen in de war raakt door zijn naar het schijnt rommelige compositie, door zijn sprongen van de ene naar de andere verteller, die het schrijven overneemt, en weer terug.’ Johan de Mylius (litera- | |
[pagina 36]
| |
tuurwetenschapper en Andersen-expert) in Berlingske Tidende is vrijwel negatief wat de structuur betreft: Ik denk dat hij als roman behoorlijk wat lezers zal teleurstellen. Et zit bij wijze van spieken geen voortgang in. De 287 bladzijden bieden ruimte aan één lange inleiding en achtergrondinformatie voor dat beetje handeling op de laatste bladzijden. [...] De roman is vol van digressies en omhaal van woorden wat heel veel geduld zijdens de lezers vergt. Het is een kwestie van smaak of je vindt dat dit geduld beloond wordt. In het algemeen zijn de recensenten het echter eens - en dat geldt ook de brievenvertaling van Ingeborg Buhl - dat hier een belangrijke schrijver met een belangrijk oeuvre aan Deense lezers gepresenteerd wordt. Zoals de recensent uit de Politiken 1881 al vond: ‘Het interessante aan Multatuli is juist dat hij op niemand lijkt.’
Københavns Universitet Institut for Engelsk, Germansk og Romansk
nel@hum.ku.dk |
|