Over Multatuli. Jaargang 29. Delen 58-59
(2007)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Kees Snoek
| |
[pagina 25]
| |
dat de Javaan wordt mishandeld, en door de peroratie aan het slot over het land dat daarvoor de verantwoordelijkheid droeg, ‘een roofstaat aan de zee, tussen Oostfriesland en de Schelde’. In de niet verzonden brief van 9 april 1856 stonden veel forsere statements, zoals: ‘Van Houtman af tot Uwe Excellentie toe heeft het Nederlandsch bestuur in Indië zich gekenmerkt door lafhartigheid jegens sterken, geweldenarij jegens zwakken, door laagheid, hebzucht, trouwbreuk jegens allen!’ Multatuli's biograaf E. du Perron merkt op: ‘De ambtenaar die deze brief schreef, deed dat met één voet, neen, met twee voeten in het graf; maar de geboorte van Multatuli heeft hier (tot in de woorden “ik heb veel geleden”) plaats.’Ga naar eind2. We zouden wellicht geen schrijver Multatuli hebben gehad, indien de Nederlandse autoriteiten hem in het gelijk hadden gesteld en hem een hoge positie in Indië hadden aangeboden. Terwijl Max Havelaar nog slechts in manus-criptvorm bestond, ging in regeringskringen al de mare dat Multatuli een onthullende roman had geschreven, die beter niet kon verschijnen.Ga naar eind3. Dekker was genegen zijn roman in te trekken, indien hem een ‘hoogst-eervolle benoeming’ ten deel viel, zijn handelwijze in Lebak werd geapprouveerd en die van het toenmalig bestuur gedesavoueerd.Ga naar eind4. Een benoeming als Raad van Indië zou kunnen voorkomen dat hij Multatuli werd.Ga naar eind5. Maar de minister van Koloniën J.J. Rochussen zag geen reden om Dekker op een hoge post te benoemen.Ga naar eind6. En zo werd hij Multatuli, de ‘klokkenluider’ van Lebak, en ontpopte zich als een openbare figuur met een vlammende boodschap. De zaak van Lebak is de zaak van Multatuli's fictionele alter ego Max Havelaar, de heroïsche figuur die strijdt voor de rechten van de inlanders. Deze zaak heeft Multatuli voor het leven getekend. Aanvankelijk ging het hem alleen om het misbruik van de inlander. Hij was principieel geen antikoloniaal en geloofde in het behoud van het koloniale systeem, mits op humane wijze gehanteerd. Maar toen zulk humaan beleid uitbleef, heeft hij zijn standpunt gewijzigd: in een aantekening bij zijn roman uit 1875 citeert hij het gewelddadig-apocalyptische gedicht van zijn vriend S.E.W. Roorda van Eysinga ‘De laatste dag der Hollanders op Java’, in 1876 schrijft hij aan een jonge in Indië geboren Nederlander: ‘Insulinde is 'n prachtig paard waarop 'n dief zit.’ Insulinde is Multatuli's naam voor de Indonesische archipel. Hij is ervan overtuigd dat het Hollands gezag er in betrekkelijk korte tijd zal worden verjaagd, maar hoopt alleen dat de inheemse oppositie tegen die tijd de teugels van het paard stevig in handen zal hebbenGa naar eind7.. In 1883 herhaalt hij zijn voorspelling: ‘Holland raakt Insulinde kwyt. Dit is 'n feit van weinig tientallen jaren.’Ga naar eind8. Dit veranderde inzicht heeft te maken met het gegeven dat de Nederlandse autoriteiten zich doof hadden gehouden voor zijn aanklacht en hadden geweigerd de ambtenaar ‘Max Havelaar’ te rehabiliteren. Multatuli legt een rechtstreeks verband tussen het negeren van zijn aanklacht en het lot van Indië: ‘Nederland heeft niet verkozen recht te doen in de Havelaarszaak. Zolang tweemaal twee vier zal wezen, blyft het zeker dat dit verzuim - dat deze misdaad! - het punt van uitgang worden zal van 't verlies zyner indische bezittingen.’Ga naar eind9. Hij gaat | |
[pagina 26]
| |
nog een stapje verder wanneer hij verband legt tusssen ‘den toestand van ons landje, en de wyze waarop men van machthebbende zyde voortgaat my te behandelen’.Ga naar eind10. Wie de roman Max Havelaar niet kent, zou wellicht kunnen denken dat het hier gaat om een tendensroman die een tijdlang de gemoederen bezighield, maar in werkelijkheid is het een complexe, gelaagde roman die nog steeds geldt als een der hoogtepunten van de Nederlandse literatuur. Dit is juist wat Multatuli zo irriteerde: dat zijn boek ‘mooi’ gevonden werd en de boodschap niet werd gehoord. Toen hij de roman publiceerde, meende hij dat iedereen de schellen van de ogen zouden vallen en dat er eindelijk gehandeld zou worden. Ondanks de rilling die door het land voer, was dit geenszins het geval. Ook Multatuli's latere waarschuwing om geen imperialistische oorlog te beginnen tegen de rebelse provincie Atjeh werd in de wind geslagen - en zo kon het gebeuren dat na een eerste ‘chirurgische’ expeditie in 1873 de oorlog zich jaar na jaar voortsleepte, het land zeer veel geld kostte, alsook zeer veel slachtoffers onder militairen en opstandelingen. Het doet denken aan kostbare oorlogen in de Derde Wereld die zich in onze tijd jaar na jaar voortslepen, alle optimistische voorspiegelingen en berekeningen ten spijt. In 1872 had Multatuli er fijntjes op gewezen dat het Rijk van Atjeh ‘in den worstelstryd met Spanje, het eerst ons erkende als onafhankelyke staat.’Ga naar eind11. In 1883 overwoog hij een ‘Manifest aan 't Nederlandsche Volk’ te schrijven, waarin hij onder meer de geldverslindende Atjeh-oorlog zou behandelen. Deze had toen al een paar honderd miljoen gulden gekost en de ‘flagrante échecs’ in de oorlog hadden het prestige van het koloniaal bestuur geschaad.Ga naar eind12.
Ik zou nog lang kunnen doorgaan met het geven van voorbeelden van Multatuli's kritiek op het Nederlandse koloniale beleid, maar ik wil mijn aandacht verleggen naar het beeld dat hij geeft van Nederland en de Nederlanders -een onderwerp dat nooit systematisch is bestudeerd. De man wiens ziel in Indië werd geboren, bekende als vijfentwintigjarige bestuursambtenaar aan zijn verloofde Tine van Wijnbergen dat hij ‘niet hollandsch gezind’ was.Ga naar eind13. Al slaagde zíj erin hem weer van Holland te doen houden,Ga naar eind14. Dekker is zich altijd kosmopoliet blijven voelen.Ga naar eind15. In zijn werk blijkt zijn verwantschap met de beste geesten van de Europese romantiek. We moeten Multatuli plaatsen in dit romantische kader dat zulke verschillende figuren heeft opgeleverd als Jean-Jacques Rousseau, Jean Paul, Heinrich Heine, Lord Byron, Walter Scott, Victor Hugo en Alphonse de Lamartine. Multatuli was idealistisch als Rousseau, experimenteerde met de romanvorm als Jean Paul, was satirisch als Heine, vrijheidlievend en opstandig als Byron, hij deelde Scotts fascinatie voor de geschiedenis en de politieke ambitie van Hugo en Lamartine. Multatuli had de onbevangenheid van de negentiende-eeuwse dilettant die zich over tal van onderwerpen uitliet. Sommige van zijn standpunten doen ouderwets aan, maar andere zijn verrassend actueel. Door hem gecreëerde nationale typen zijn opgenomen in het culturele geheugen van Nederland. Dat zijn | |
[pagina 27]
| |
allereerst de typen uit de roman Max Havelaar: de koffiehandelaar Batavus Droogstoppel, die zich steeds beroept op het fatsoen maar enkel oog heeft voor de handel, voorts dominee Wawelaar met zijn lege preken en de zeurende resident Slijmering die zich achter wetten en regels verschuilt. De ondertitel van Max Havelaar luidt: De koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy. Deze in 1824 door Koning Willem i opgerichte maatschappij staat model voor het Nederlandse eigenbelang, waarvan Batavus Droogstoppel het vleesgeworden symbool is. De drie genoemde typen hebben hun opvolgers in figuren die voorkomen in het verhaal van Woutertje Pieterse, satirische schetsen en beschouwingen over een opgroeiende jongen in het Nederland van Koning Willem i. Multatuli heeft deze geschiedenis als een onregelmatig feuilleton uitgestrooid over de zeven bundels Ideën die hij publiceerde tussen 1862 en 1877. In Woutertje Pieterse wordt een historisch-sociologisch interessant beeld geschetst van het Amsterdam uit Dekkers jeugd, van een Nederlandse samenleving waarin standsbesef en de godsdienst een uiterst discriminerende rol spelen. Multatuli's Ideën bevatten veel méér dan deze episoden uit het leven van een arm maar fantasierijk jongetje, en wel: aforismen, parabelen, korte beschouwingen over een keur van onderwerpen tot bladzijdenlange essays. Multatuli noemde zijn Ideën de ‘Times’ van zijn ziel. Hij zegt dat hij zal schrijven ‘naar den indruk van 't oogenblik, zonder my te bekommeren, noch om verband, noch om homogeniteit, noch om eindelyke konklusie. Vandaar dan ook dat ik zoo dikwyls van onderwerp verander.’Ga naar eind16. Om enige samenhang te ontdekken in Multatuli's gedachten over Nederland en de Nederlanders, moeten we dus gaan sprokkelen in zijn Ideën, maar andere werken van zijn hand, zoals zijn brochure tegen Pruisen, leveren ook materiaal op, evenals de brieven en documenten die zijn gepubliceerd in deel viii t/m xxv van Multatuli's Volledige werken, waarvan het laatste deel het licht zag in 1995.
Om maar met het ergste - of het mooiste - te beginnen: er is een fraaie bloemlezing samen te stellen van Multatuli's ideeën over de minder fraaie eigenschappen van Nederlanders. Het is niet zo dat Multatuli zichzelf hiervan volledig uitsluit. Ook hij is, zijns ondanks, Nederlander. In een van zijn Ideën zegt hij tegen een heetgebakerd persoon in Marseille: ‘Wees bedaard’ - om daar meteen aan toe te voegen: ‘Een imperatief, waarmee wy Hollanders gewoon zyn kalme menschen driftig, en driftige menschen dol te maken.’ Maar dol werd de aangesprokene niet: ‘Ik denk dat-i geen acht had geslagen op m'n irritant hollandisme.’Ga naar eind17. In diverse voordrachten die Multatuli in den lande heeft gegeven, maakte hij een onderscheid tussen deugden en hun spotvormen. Deugden zijn te prijzen, maar hun spotvormen zijn ridicuul. Bekend is de Hollandse zindelijkheid, maar ‘de boen- en schrobmanie van Nederlandsche huismoeders en zeelieden’ is de spotvorm van die deugd.Ga naar eind18. Zo beweerde hij, dat bedaardheid ‘inheemsch [is] in Holland als kaas en jenever’. Als tegenhanger van prikkelbaarheid en opvliegendheid, is bedaardheid inderdaad een deugd. Maar bedaardheid onder alle omstan- | |
[pagina 28]
| |
digheden, ook waar actie geboden is, komt neer op ‘eene inertie, die wij met onbezielde voorwerpen gemeen hebben, in één woord: lamlendigheid, dat is de spotvorm der bedaardheid.’Ga naar eind19. Hij heeft evenmin veel op met het ‘salondeugdje bescheidenheid’, hij propageert juist de hoogmoed, d.w.z. de ‘moed om hoog te staan’Ga naar eind20.. In zijn brochure Een en ander over Pruisen en Nederland zegt hij: ‘Wy [Nederlanders] willen ons groot maken, door al wat uitsteekt neer te halen tot onze laagte. Dat is de ware manier niet om te stygen, want dit leidt tot voortdurende apotheose van 't kleine, en stelt premiën op middelmatigheid of erger.’Ga naar eind21. Multatuli verwoordt hier een klacht die ook nu nog wordt vernomen: in Holland worden bijzondere verdiensten niet naar waarde geschat. Wie boven het maaiveld uitsteekt, wordt een kopje kleiner gemaakt. Holland is wars van heroïsme en werpt een dam op tegen grootse daden. Een van de Hollandse helden is niettemin Van Speyk (1802-1831), commandant van een kanonneerboot die liever met vriend en vijand de lucht in vloog dan de vijand in handen te vallen. Volgens Multatuli zou Van Speyk, indien hij afhankelijk was geweest van het oordeel van een vergadering, het advies hebben gekregen om het kruit eerst nat te maken. Zo eist het de Nederlandsche ‘voorzichtigheid.’Ga naar eind22. Multatuli geeft een staalkaart van Hollandse eigenschappen: Nederlanders zijn op de penning,Ga naar eind23. bekrompenGa naar eind24. en hypocriet, vooral in de seksuele moraal.Ga naar eind25. Er wordt gefronst als een vrouw ‘van deftige positie’ optreedt als actrice.Ga naar eind26. Veel van deze bezwaren tegen Holland kunnen worden herleid tot het overheersende protestants-christelijke karakter ervan. In een brief aan een Vlaamse vriend van katholieken huize zet Dekker zich met de hartstocht van een renegaat af tegen zijn protestantse afkomst: ‘Protestant zyn heet eigenlyk: voordeelbrengend fatsoen, effecten-soliditeit, droogstoppels-wysheid. Een protestant offert niet, hy bespot alle offer. Hy belacht kinderlyke dwaling, en mest zich met andere dwaling die beter genoteerd staat op de beurs. [...] De protestanten zwygen in 't publiek, lasteren in 't geheim, en smoren den vrydenker die zonder eer vergaat.’Ga naar eind27. Multatuli is de vrijdenker die voortdurend knuppels werpt in het Hollandse hoenderhok. Nederlanders mogen de mond vol hebben van zedelijkheid, juist op dit punt is er van alles mis. Het is Multatuli de vrijdenker die meent dat ‘die vervloekte zeden [...] schande maken van wat zo lieflijk is’Ga naar eind28.. Die zeden, de ‘katechismus van de maatschappij’, leiden ertoe dat pasgeboren kinderen worden omgebracht, uit schaamte, omdat de moeder niet getrouwd is.Ga naar eind29. In een aantekening uit 1865 beweert Multatuli: ‘Liefderykheid is uitzondering. Byna overal schynt het bezit van kinderen een lastpost op de levensbegroting van geluk. Ik heb vaders - uit den beschaafden stand, ditmaal - zich in tegenwoordigheid hunner dochters horen beklagen “dat het zo moeilijk was van 'n meisje af te komen, dat jongens zoveel beter konden zorgen voor zichzelf,” enz.’Ga naar eind30. Met de massa van het volk is het al niet beter gesteld. In de tweede helft van de negentiende eeuw zijn in Nederland wreedheden tegen dieren toegestaan die in Frankrijk en België al niet meer voorkomen, zoals het ‘dryven van varkens’ en het | |
[pagina 29]
| |
‘vervoer van kalveren met gebonden poten’. Verder ageert Multatuli tegen batbaarsheden op de kermisGa naar eind31. en tegen het barbaarse volksvermaak van palingtrekken, waarbij het erom ging om vanuit een boot een glibberige paling van een over het water gespannen lijn af te trekken, met het risico om in het water te vallen.Ga naar eind32. Palingtrekken was sinds 1851 wettelijk verboden, maar werd nog steeds oogluikend toegelaten. Had Multatuli nu geleefd, hij zou lijstduwer hebben kunnen worden van de Partij voor de Dieren, want wreedheden tegen dieren komen nog steeds voor. Om bij de palingen te blijven: anno 2006 bestaat nog steeds de praktijk om levende palingen te laten rondkruipen in een bak met zout om hun slijmlaag af te branden, voordat ze worden gedood en voor consumptie verwerkt.
Een literaire strategie die Multatuli vaak toepast is die van de omkering. We vinden daarvan een voorbeeld in Max Havelaar, als de verteller spreekt van ‘vermeend verschil van beschaving’ tussen Europeanen en Euraziaten. In een aantekening uit 1875 relativeert hij het Europese begrip van beschaving door te stellen: ‘De Europeaan vergist zich in de mening dat de hogere beschaving waarop hy roemt, overal als 'n axioma wordt aangenomen. Ook hierin dat hy in alle opzichten beschaafder is.’Ga naar eind33. In Idee 451 volgt hij een vergelijkbare gedachtegang: Nederland mag dan hoog scoren als het gaat om lotelingen of bruidsparen die hun naam kunnen schrijven, maar dat duidt nog niet op intelligentie. Volgens Multatuli is de Nederlandse middenstand niet erg ontwikkeld, vooral niet in de steden. Als je de gesprekken aanhoort in de koffiehuizen, word je getroffen door ‘de verrassende onwetendheid en de nietigheid van die heeren.’ En nu komt de omkering: ‘Gewoonlyk komt by my 't denkbeeld op: dat zyn de luî die den Javaan willen beschaven, verlichten, tot mensch maken, enz., en onwillekeurig doen we de vraag, of 't niet tyd wezen zou eene aziatische zendingzaak in 't leven te roepen, tot beschaving en verlichting van den Nederlander.’ Multatuli laat deze boutade volgen door een doodsteek aan de superioriteitsgevoelens van de koloniserende Nederlander: ‘Wy weten overigens dat in de overzeesche bezittingen de inlanders 't minst beschaafd en 't diepst verdorven zyn op de plaatsen waar ze 't meest in aanraking kwamen met Nederlanders. De intelligentie onzer natie schynt zich dus 't best te openbaren in het meedeelen van bederf, of misschien wel daarin alleen.’Ga naar eind34.
Multatuli's omkeringen zijn herdefinities van algemeen aanvaarde begrippen. Zo geeft hij een herdefinitie van het begrip zedelijkheid. In het land waar ‘zedelijkheid’ hoog in het vaandel staat geschreven, beticht hij ministers die hun plicht niet doen van ‘onzedelijkheid’. Hij gaat immers uit van een ander soort zedelijkheid dan de heersende christelijke fatsoensnormen. In 1863 roept hij uit: ‘Waar is ondernemingsgeest? Welke groote flinke dingen worden tot stand gebragt?’Ga naar eind35. In 1864, het jaar dat het Paleis van Volksvlijt wordt geopend, meent hij dat het Nederland van Koning Willem iii lijdt aan een ‘totale absentie van | |
[pagina 30]
| |
wil, geest, gevoel, smaak’, aan een ‘leêgte’ die niet anders dan ‘onzedelyk’ mag heten.Ga naar eind36. Deze hartenkreten van een pamflettist klinken ons al te schril in de oren. Het ingedutte postnapoleontische Nederland dat geen initiatief bezat: dat was toch het Nederland van Koning Willem i (1815-1840), de Koopman-Koning, die zich danig ergerde aan de lusteloosheid van het eigen volk? Toch was er ook in de tijd van Willem i vooruitgang geboekt, er waren kanalen gegraven en wegen aangelegd. Niet voor niets had Willem i ook de bijnaam ‘Kanalen-Koning’ gekregen. Van 1825 dateert het Noordhollands Kanaal, bijna 80 km lang en leidend van Amsterdam-Noord naar Den Helder. Multatuli, die de voortzetting verdedigde van een humaan gehanteerd Cultuurstelsel in Nederlands-Indië, moet hebben geweten dat de winsten daaruit die tussen 1830 en 1870 naar de Nederlandse schatkist vloeiden, grotendeels waren gebruikt voor de aanleg van een spoorwegnet en kanalen in Nederland.Ga naar eind37. Het traditionele Nederlandse vertrouwen in waterwegen leidde ertoe dat pas in 1839 het eerste spoorlijntje werd geopend, maar hierna ging de ontwikkeling snel. Het is een idée reçue dat Nederland in 1851, op de wereldtentoonstelling in Londen, met een schok heeft beseft hoezeer het in industrieel en technisch opzicht achterliep bij Europese koploper Engeland.Ga naar eind38. De wereldtentoonstelling had de Amsterdamse arts en filantroop Samuel Sarphati (1813-1866) geïnspireerd tot de oprichting van een Vereniging voor Volksvlijt, die land en volk moest verheffen. Tussen 1855 en 1864 kwam het Paleis van Volksvlijt tot stand, een glas- en staalconstructie bestemd voor tentoonstellingen. Hoewel de industrialisatie in Nederland pas laat op gang kwam, was er in absolute zin al enkele decennia een geleidelijke vooruitgang waarneembaar.Ga naar eind39. In zijn recente boek over het ontstaan van het moderne Nederland toont hoogleraar architectuur- en stedenbouwgeschiedenis Van der Woud aan, dat Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw niet achterbleef in het moderniseren van de infrastructuur en het opvoeren van mechanisatie en organisatie. Langzamerhand veroverde de mens steeds meer macht over tijd en ruimte.Ga naar eind40. Dekker had zeker oog voor de verbeteringen op het gebied van het verkeer en vervoer: in 1878, ruim een jaar na de opening, besloot hij een kijkje te nemen bij het Noordzeekanaal, dat de verbinding van Amsterdam met de Noordzee tot stand bracht.Ga naar eind41. In 1866, enkele jaren na zijn sombere diagnose van Nederland, werd begonnen met het graven van de Nieuwe Waterweg, de verbinding van Rotterdam met de Noordzee. Dit brede kanaal, dat Rotterdam tot een wereldhaven zou maken, werd in 1872 voltooid.Ga naar eind42. Maar diverse andere zaken die we tegenwoordig als exponenten van vooruitgang plegen te beschouwen, hadden geenszins de instemming van het zelfbenoemde geweten van de natie. Zo was Multatuli gekant tegen inenting, tegen leerplicht, d.w.z. tegen de plicht je kind naar een door de staat gecontroleerde school te sturen, tegen kunstmest en zelfs tegen kunstboter oftewel margarine, een Franse uitvinding die op grote schaal werd geproduceerd en geëxporteerd | |
[pagina 31]
| |
door de Nederlandse firma's van Van den Bergh en Jurgens, de voorlopers van Unilever.Ga naar eind43. Ook fulmineerde hij meermalen tegen het vermaledijde Nederlandse stelsel om dijken aan te leggen langs de rivieren. In Idee 1050d betoogt hij dat ‘het eeuwen-oude knoeisysteem van die dykjes’ het land juist kwetsbaarder heeft gemaakt voor hoge waterstanden. Zijn redenering luidt, dat Nederland allang niet meer bedreigd zou worden door overstromingen als we de Rijn ongemoeid zouden hebben gelaten. De aanleg van rivierdijken heeft knelpunten doen ontstaan die het overstromingsgevaar juist hebben vergroot.Ga naar eind44. Multatuli komt hierop terug in 1879 als hij in Den Briel een voordracht houdt. Een daarbij aanwezige journalist heeft zijn gedachtegang aldus samengevat: ‘Spreker meent daar, dat, als wij in vroegere dagen, uit zucht om de nabijliggende weiden droog te houden, niet de rivieren en dijken hadden gekneld, de slib, die de stroomen uit het hoogland met zich meevoerden, onze bodem langzamerhand zoodanig zou verhoogd hebben, dat die thans boven het peil der jaarlijksche overstroomingen zou liggen.’Ga naar eind45. Multatuli's beeld lijkt sterk gechargeerd, maar feit is dat men in Nederland een eeuw na zijn dood anders is gaan denken over de bescherming van het land tegen overstromingsgevaar. Niet langer ziet men het versterken van de rivierdijken als alleenzaligmakend. Natuurlijke overstromingen van de rivieren in onbebouwde gebieden worden nu zelfs mogelijk gemaakt. Het gevaar van dijkdoorbraken wordt verder tegengegaan door uiterwaarden en zijgeulen van rivieren in ere te herstellen en door moerassen en zoetwatergetijdengebieden te creëren als reservoir. Op dit punt haalt Multatuli postuum ten dele zijn gelijk.
Multatuli's axioma was dat je de Natuur (door hem dikwijls met een hoofdletter geschreven) vooral haar gang moest laten gaan. Dit is het standpunt van een vrijdenker, maar het zou evengoed dat van een notoir conservatief kunnen zijn. De vraag rijst waar Multatuli stond in politiek opzicht. Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. De communistische schrijfster en activiste Henriette Roland Holst mocht hem - zeket om zijn Minnebrieven - de vader van het anarchisme in Nederland noemen,Ga naar eind46. maar hij was - vooral in zijn brochures over vrije arbeid -ook vóór het wettige gezag en vóór een krachtige rol van de staat. Zelf noemde hij zich meermalen een ‘behouder’, stellig géén liberaal. Zijn diverse brieven aan de Koning tonen aan, hoezeer hij de vorst beschouwde als het unieke symbool en aanspreekpunt van de natie. Hij verzette zich tegen het parlementaire stelsel dat van kracht werd met de liberale grondwetswijziging van 1848. De Koning verloor daardoor zijn reële macht, voortaan zouden de ministers de volle verantwoordelijkheid dragen. Het parlement werd wetgevend en de Tweede Kamer zou direct worden gekozen. De kieswet die in 1850 tot stand kwam gaf aan bijna 75.000 mensen op een bevolking van drie miljoen het censuskiesrecht.Ga naar eind47. Multatuli interpreteerde deze veranderingen als het diffuus worden van de macht en een restauratie van de regentenheerschappij uit de tijd der Republiek. Het land zou weer | |
[pagina 32]
| |
gecontroleerd worden door 2 á 3000 families.Ga naar eind48. Zelf verdiende hij niet genoeg om te mogen stemmen! In Idee 1254 suggereert hij dat in ons regeringsstelsel de macht zo vaak wisselt dat niemand meer aansprakelijk is. De werkelijke macht is in handen van de fortuinmakers, zij die aandelen nemen ‘in allerlei maatschappyen, associatiën, negociatiën’ en daarvoor invloed kopen, ‘zonder een cent te verliezen.’Ga naar eind49. Het is hierom dat hij Nederland ongeschikt acht voor het vertegenwoordigend stelsel: ‘de onzedelykheid der kapitaals-vorming’ maakt dat 99% der bevolking buiten spel staat, wegens gebrek aan middelen. ‘Die 99/100 staan achter de spelers als lakeien in de zaal te Homburg, en wachten met lakeiachtige onderdanigheid of er iets afvalt van de winst.’Ga naar eind50. In Idee 452 had hij al verzucht: ‘Wy, gy, ik, onze vrouwen en kinderen, zyn de biljardballen waarmeê de heeren in den Haag carambole maken.’ Idee 451, een lang essay over de ellendige materiële toestand van het volk, besloot hij met een oproep om het kiesrecht te verruimen en ook vrouwen erin te laten delen. In werkelijkheid zou het tot 1917 duren voordat in Nederland het algemeen kiesrecht voor mannen werd ingevoerd en in 1919 ook voor vrouwen. Was Multatuli dan een socialist? Socialisten hebben hem soms geclaimd, maar zelf heeft hij meermalen duidelijk afstand genomen van hun ideologie. Weliswaar was hij tegen de scherpe afscheiding van de standen, maar daarmee predikte hij nog geen gelijkheid. ‘Gelykheid? O neen! Geen twee bladen aan een boom zyn gelyk. Geen twee bladen zelfs in de heele natuur. Geen twee stofjes. Neen, geen gelykheid! Er is verschil, en groot verschil, tusschen een mensch en een mensch.’Ga naar eind51. Niettemin voelde hij ‘sympathie voor 't streven der socialisten, voorzoover ze oprecht verbetering bejagen’.Ga naar eind52. De sociale kwestie had Multatuli's intense aandacht. Zijn Ideën 451 en 452, die in de vierde bundel Ideën ruim honderd bladzijden in beslag nemen, zijn er grotendeels aan gewijd.Ga naar eind53. Hij profileerde zich als ‘de man van de “derde party”, conservatief noch liberaal, een voorvechter van het volk.’Ga naar eind54. In zijn euforie na het verschijnen van Max Havelaar had hij gemeend dat er een grote rol voor hem was weggelegd in de Nederlandse politiek. Maar toen hij in oktober 1860 zijn kandidatuur stelde als kamerlid in het district Tiel, kreeg hij slechts negen van de 945 stemmen, ondanks de verspreiding van zijn door Thieme gedrukte brief ‘Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel’.Ga naar eind55. Aanvankelijk liet hij zich niet ontmoedigen. In zijn Minnebrieven uit 1861 spreekt hij nog over de mogelijkheid van een derde partij en een eventuele nieuwe kandidatuur voor de Kamer.Ga naar eind56. Toen hij doorhad dat hij geen kans maakte op een politieke carrière, wilde hij een eigen dagblad beginnen om daarmee een groter publiek te bereiken dan met zijn Ideën. Er werd in 1862 gesproken over de afschaffing van de belasting op de krant en op de advertenties. De verwachte effecten daarvan waren een grotere persvrijheid en veel meer lezers, omdat de krant veel goedkoper werd.Ga naar eind57. De belasting werd pas in 1869 afgeschaft, maar Multatuli was er ook niet in geslaagd een beginkapitaal bij elkaar te krijgen en in 1866 migreer- | |
[pagina 33]
| |
de hij naar Duitsland. Hij werd toen Rijnlands correspondent van de Opregte Haarlemsche Courant. Zijn taak was overzichten te leveren van de inhoud van de Duitse kranten, maar via een door hem verzonnen krant Mainzer Beobachter slaagde hij erin ruimschoots lucht te geven aan eigen opinies. Dit spel duurde tot en met december 1869, toen hij er zelf de brui aan gaf. Hij had toen 115 bijdragen ‘Van den Rijn’ geschreven.
Moeten we Multatuli beschouwen als anti-Nederlands, hij die had geschreven: ‘De schelmachtige Nederlanders zijn mijn landgenoten niet, ik behoor tot de grote natie Mensheid.’Ga naar eind58. Maar in Duitsland wonend, dient hij ieder die zich schamper uitlaat over de Nederlandse taal, stevig van repliek. En zijn brochure Een en ander over Pruisen en Nederland (1867) is een hartstochtelijke waarschuwing aan het vaderland om het Pruisische annexatiegevaar niet te onderschatten.Ga naar eind59. Het zijn niet de minste schrijvers die de wijk hebben genomen naar een buurland en toch in een haat-liefdeverhouding aan Nederland gebonden bleven. We hoeven maar te denken aan Willem Frederik Hermans, levenslang bewonderaar van Multatuli, die vanuit Frankrijk en België het gezapige vaderland met zijn opvattingen is blijven bestoken. Dit neemt niet weg dat Multatuli werkelijk verbitterd was. Hoe vaak klinkt niet in zijn werk de leuze: ‘Publiek, ik veracht u!’ - want het publiek dat zo gretig zijn Max Havelaar en zijn Ideën had gelezen, had zijn boodschap genegeerd. Ook hamerde hij voortdurend op de onwetendheid en leugenachtigheid van de dagbladen en de cultuur van de doofpot. Tegenwoordig is er op de Nederlandse televisie een kritisch programma met de titel ‘De leugen regeert’. Deze titel is geïnspireerd door een uitspraak van Koningin Beatrix, die enig stof heeft doen opwaaien toen zij zich aldus uitliet over de Nederlandse journalistiek.Ga naar eind60. Maar Multatuli schreef al in een van zijn Ideën: ‘Leugen heerscht en regeert. Meent men dat de Wilhelmen en Napoleons al die schreeuwdrift hadden kunnen gaande-maken, indien ze niet van oudsher door schryvers waren geholpen in 't vermoorden van gezond verstand?’Ga naar eind61. Multatuli zag het als zijn taak als schrijver om waarheid na te streven, om vooroordeel tegen te gaan en vrije studie te bevorderen, kortom om zijn volk te leren lezen, i.e. ‘beoordeelend schiften’.Ga naar eind62. Vanzelfsprekend is het ‘beoordelend schiften’ een belangrijke eigenschap voor ons die ons bezighouden met wetenschap. Misschien verlangde Multatuli teveel toen hij deze eigenschap in het bereik wilde zien van het ganse volk. Dat zijn verontwaardiging vaak voortkwam uit teleurgestelde vaderlandsliefde, bewijzen de verslagen van zijn voordrachten uit de jaren zeventig. In februari 1879 pleitte hij er in Delft voor om onze kunstschatten binnenslands te houden. Het ging erom de vreemdeling te laten zien dat Nederland op wetenschappelijk en kunstzinnig gebied niet achter stond bij andere volken:‘[...] we moesten de toestand zoo doen worden, dat vreemde naties hier kwamen om onze kunstschatten te bewonderen en onze taal gingen bestudeeren omdat ze overtuigd waren veel schoons en belangrijks te leeren kennen. Dan zouden we eerbied en bewondering afdwingen.’Ga naar eind63. | |
[pagina 34]
| |
Dit lijkt me een mooi citaat om deze oratie mee af te sluiten, ten overstaan van een publiek waaronder zich studenten in de Nederlandse taal en letteren bevinden. Multatuli zou de bloei van de extramurale neerlandistiek hebben toegejuicht. Misschien zou hij zich vooral hebben verwonderd dat Nederland anno 2006 überhaupt nog bestaat. Ik denk dat hij - leefde hij nu - pagina's zou hebben volgeschreven over het broeikaseffect, de verwachte stijging van de zeespiegel en de bedreiging die dit vormt voor het kleine landje aan de Noordzee - en dat alles omdat we, in onze hovaardij, met de Natuur geen rekening meer wensen te houden.
Het past mij thans in de eerste plaats mijn oprechte dank te betuigen aan de Minister van Onderwijs die gunstig heeft beschikt op de voordracht van een commissie van hoogleraren die strekte tot mijn benoeming tot hoogleraar aan deze universiteit. Toen ik als buitengewoon hoogleraar in dienst trad van deze universiteit, nu meer dan twee jaar geleden, was de post van gewoon hoogleraar in de Nederlandse literatuur en cultuurgeschiedenis juist afgeschaft. Dit bracht mij in een positie die ik in mijn extramurale loopbaan meer dan eens heb ingenomen: die van een internationale neerlandicus met een onzekere verwachtingshorizon. Soms vreesde ik dat ik gedoemd was als een vliegende Hollander te blijven zwerven over de wereldzeeën, maar dankzij een beschikking van het Ministerie kan ik thans mijn plaats aan deze universiteit innemen. Dit vervult mij met grote vreugde en ik hoop de verwachtingen die men van mij heeft niet te zullen beschamen. Waarde Heer Desportes, Uw toewijding aan de vakgroep Nederlands heeft ertoe bijgedragen dat deze thans weer beschikt over twee hoogleraren. Ik verzeker u, dat ik alles zal doen wat in mijn vermogen ligt om de wetenschap te dienen, de belangen van onze universiteit te bevorderen en de vakgroep Nederlands die uitstraling te geven die zelfs aan Multatuli een tevreden gebrom zou ontlokken. Waarde Heer Pekelder, Multatuli werd door zijn vriend Roorda van Eysinga een ‘koppig koraaldiertje’ genoemd. Het is niet in de laatste plaats aan uw multatuliaanse vasthoudendheid te danken dat ik nu uw collega proximus mag worden. Ik verzeker u dat ik mijn best zal doen om de groei van onze vakgroep te waarborgen. Koraalriffen zijn kwetsbaar, maar wij zullen het onze goed onderhouden. Waarde Mevrouw Stouten, U stond als ‘directeur d'habilitation’ aan het begin van mijn Parijse loopbaan. Uw bekwaamheid en toewijding hebben mij de weg gewezen, die nu is geresulteerd in deze benoeming. Ik ben u daar zeer erkentelijk voor en hoop ook uw vertrouwen niet te beschamen. Dames en Heren Professoren, Lectoren en Docenten van Paris iv, Het vervult mij met grote vreugde nu in het openbaar deze plaats te mogen innemen. Ik ben u erkentelijk voor de grote welwillendheid waarmee u | |
[pagina 35]
| |
mij in uw kring hebt opgenomen en hoop op uw hulp, wanneer ik door gebrek aan ervaring of kennis tekort mocht schieten. Ik ben gaarne bereid u naar vermogen te helpen en mijn aandeel in de gemeenschappelijke werkzaamheden te aanvaarden. Dames en Heren Studenten, De meesten van u heb ik in de afgelopen jaren al leren kennen en het stemt mij vreugdevol deze relatie te kunnen continueren. Ik verzeker u dat uw belangen mijn zorg zullen zijn. Ik wilde u in deze openbare les laten zien dat de studie van de Nederlandse literatuur en cultuurgeschiedenis geen stoffige bedoening is, maar een avontuur en een ontdekkingstocht. Als we het stof van de eeuwen afblazen, kan een auteur die al bijna 120 jaar dood is, nog steeds tot ons spreken en zelfs verrassend actueel blijken. Ik prijs mij gelukkig dat ik u op uw universitaire avontuur mag begeleiden en ik hoop velen van u te prikkelen tot eigen arbeid op het onmetelijke terrein van de Nederlandse studiën. Het zij mij ten slotte vergund, mijn grote blijdschap uit te spreken over de aanwezigheid van zo velen, ook zij die voor deze plechtigheid speciaal uit Nederland en België zijn overgekomen. Ik heb gezegd. |
|