nieken niet. Maar dat is nu juist het leuke, de variatie, de afwisseling. Met Jan, Jans en de kinderen deed ik elke week hetzelfde kunstje. Bij het maken van Wouter paste ik het beeld steeds aan bij de stemming die de tekst opriep. Daarom staan er fragmenten strips in, met tekstballonnen en al, want persoonlijk heb ik moeite met het tekenen van mensen die niets zeggen.
Maar met het opfrissen van al die technieken die je ooit had geleerd had je geen moeite?
Dat was af en toe even zoeken en zwoegen. Maar het zat er allemaal nog.
Ik neem aan dat je je de meeste gebruikte technieken hebt eigen gemaakt in de tijd dat je veel reclamewerk maakte?
Ja, en in de periode daarna toen ik illustraties maakte voor de bladen, zoals Margriet en zo. In de jaren vijftig en zestig deed ik dat vooral. In 1970 ben ik begonnen met Jan, Jans en de kinderen in Libelle waardoor de rest van mijn werk wat naar de achtergrond verschoof.
En staan er nu ook tekeningen in het boek waarvan je de eerste keer het gevoel had dat ze niet helemaal uit de verf kwamen?
Natuurlijk, maar omdat ik geen deadline had, heb ik er veel langer over kunnen doen. Ik ben steeds terug gaan kijken en als ik niet tevreden was, heb ik tekeningen overgemaakt. Bovendien heb ik bij dit project het voordeel dat het om veel prenten gaat. Dan maakt het wat minder uit dat er paar tekeningen bij zitten die niet helemaal geworden zijn wat je ervan hoopte. Dat is onvermijdelijk.
Het boek is een mengeling van illustraties en strips geworden.
Ja, ik probeer alle vormen uit die het verhaal duidelijk kunnen maken. Maar omdat ik vind dat in illustraties een tekstje hoort, zul je dus ook in de plaatjes veel tekst aantreffen. Zo is het een grafische multimediashow geworden.
Maar er zitten toch ook pure stripelementen in?
Je hebt gelijk, er zitten duidelijke stripinvloeden in, maar het kan mij eigenlijk niet zoveel schelen hoe je het noemt.
Soms zie je scènes à la Jan, Jans en de kinderen.
Ja, maar dan van een paar honderd jaar geleden.