OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 35
(2016)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| ||||||||||
[Nummer 2]
| ||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||
Kathleen Gyssels
| ||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||
maart 2016. Ik had drie boeken mee als geschenk, waaronder mijn proefschrift Filles de SolitudeGa naar voetnoot1 dat ze me meteen teruggaf: ‘Ik lees geen Frans!’ Toch toon ik haar het korte huiswerk van twee naar het Frans vertaalde gedichten uit de bundel Afnemend. Het behoeft geen betoog dat Astrid het jammer vindt dat de Caraïben elkaar zo weinig kunnen lezen en daardoor elkaar relatief slecht kennen. Wel aanvaardt zij gretig het tweede en derde boek, de anthologie Adiosy van Albert Helman en de bundel opstellen getiteld Het Labyrint van de bevrijding, een reeks lezingen die plaatsvond aan de Universiteit Antwerpen samengesteld door Paul Pelckmans en mezelfGa naar voetnoot2, met daarin een bijdrage van Joris Gerits over Roemer.Ga naar voetnoot3 Voor mij is Roemer een ‘Zamani’ of volgens Audre Lorde een vrouw die de verschillende ongelijkheden (raciaal, gender, etnisch, enz.) op de korrel neemt. Audre Lorde is ongetwijfeld als Afrikaans-Amerikaanse lesbische en politieke schrijfster een boegbeeld geweest voor haar, maar Roemer is vandaag de dag sterker met haar cordon ombilical, Suriname, verbonden, zo lijkt althans uit dit vrijblijvend en ongestructureerd gesprek. Nu ze haar memoires uitbrengt, Liefde in tijden van gebrek, bekruipt mij het akelige gevoel dat, zoals ook andere schrijfsters van het Caraïbisch gebied dat hebben, de druk tot het publiceren van romans en essays wel 's verkeerd kan uitpakken. Trouwens, Roemer haalt zelf aan in recente interviewsGa naar voetnoot4 dat ook de schrijvers uit haar Surinaamse ‘bloedgroep’ op het einde van hun carrière kampten met allerlei problemen. De tand des tijds zorgde ervoor dat ze niet toekwamen aan dit genre, de memoires. Het omvangrijke autobiografisch boek leest als een cocktail van haar laatste omzwervingen, van Edinburgh naar Den Haag, Amsterdam, Suriname en tenslotte Gent (zie pagina 333). De ondertitel van Liefde in tijden van gebrek luidt Memoires van een thuisloze, en Roemer draagt het boek op aan drie auteurs uit Suriname. Bea Vianen is haar eerste, grote voorbeeld, een geweldige, welbespraakte vrouw die echter, zo vertelt Roemer aan Erik-Jan Harmens in haar appartement aan de Vrijdagsmarkt te Gent, psychotisch is geworden. Daarnaast is er Edgar Cairo, een jaar ouder dan Roemer (1948, Paramaribo): een vuurtoren die op hetzelfde moment als zij in het literaire circuit is geraakt. Cairo publiceerde maar liefst 32 titels in allerlei genres en was bovendien een geweldig performer. Echter, psychotisch geworden, stierf hij aan een maagbloeding in Amsterdam op 16 november 2000. Tot slot is er Anil Ramdas die op 54 jarige leeftijd, op zijn verjaardag (16 februari 2012) besloot uit het leven te stappen. Ontgoocheld in het multiculturele debat dat spaak loopt. Volgens Astrid Roemer werd deze ta- | ||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||
lentvolle NRC-journalist en essayist miskend. Surinaams erfgoed is dus niet naar juiste waarde geschat, oppert Roemer, en misschien (dit is mijn interpretatie) is deze P.C. Hooftprijs aan Roemer gedeeltelijk een soort goedmaking. Ook op de Nederlandse Antillen verloren we in januari 2015 na een bewogen en moeilijk schrijversbestaan een tijdgenoot van Roemer, Frank Martinus Arion. Roemer kon bij hem schuilen en ze had overal een boek van Frank Martinus bij zich. Het is dan ook geen verrassing dat Roemer de P.C. Hooftprijs op 19 mei aan haar ‘bloedgroepschrijvers’Ga naar voetnoot5 opgedragen heeft. Tijdens ons gesprek haalt Roemer voorts flink uit naar de literaire wereld die toch nog altijd een mannenwereld is: de prijzen zijn ook een mannending, en dat geldt zeker ook voor de hoofdzakelijk mannelijke jury's van de P.C. Hooftprijs. Pauline Slot en Karin Amatmoekriem waren het als vrouwelijke leden van de jury dit jaar roerend eens over Roemers verdienste. Met deze uitreiking wordt dat enigszins gecorrigeerd. Bovendien gaat het om een vrouw die zich altijd heeft afgezet tegen de mannelijke dominantie in de Surinaamse (en westerse) maatschappij. Als ‘Zamani’, een verwijzing naar de Afrikaans-Amerikaanse, lesbische feministe Audre LordeGa naar voetnoot6, uitte ze zich ook als niet-heteronormatief. Ook in Afrikaans-Amerikaanse kringen zijn auteurs van Roemers generatie, zoals Ishmael Reed en Toni Morrison, hun hoogtepunt voorbij. Zo werden Home (2012) en Deliverance (2015), de laatste romans van Toni Morrison op minder lovende toon onthaald.Ga naar voetnoot7 Lauw commentaar verscheen, idem dito voor Maryse Condés mémoires, La vie sans fards (2012) waarin de Guadeloupese schrijfster genadeloos (en wat mij betreft nodeloos) haar verleden en vooral amoureuze perikelen blootgaf. De recensenten, vooral in Haïti, waren niet mals behalve een héél defensieve lofrede van Rodney Saint-EloiGa naar voetnoot8), maar Condé gaat prat op haar eigenzinnige, tegendraadse en vooral polemisch karakter. Ook de Guadeloupese Simone Schwarz-Bart die het onuitgegeven werk van haar overleden man, André, opnieuw op de rails zet, geeft toe dat het een gewaagde onderneming is. De weinige persartikelen wijdt ze dan weer aan de traagheid van het literaire apparaat. | ||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||
Zowel L'Etoile du matin (Morgenster) als L'Ancêtre en Solitude (beide in OSO gerecenseerdGa naar voetnoot9) stellen een beetje teleur. Misschien verwachten we iets anders dan de inmiddels bekende boodschappen van deze generatie pioniersschrijfsters. In Den Haag, jarenlang Roemers thuis, werd in februari jongstleden een expositie over haar werk in de Centrale Bibliotheek geopend. Roemer schitterde echter door afwezigheid bij de opening. Nu het tweede deel van de autobiografie van Roemer, getiteld ‘Liefde in tijden van gebrek’, verschijnt bij Prometheus, rekent de ooit militante politica en schrijfster af met haar demonen: er zou een dubbelgangster Roemer al jaren aan de haal gaan met haar spullen en zich uitgeven voor Roemer waardoor ze colloquia en honoraria misliep (zie pagina's 164-165 aan het eind van dit interview). Bij het eerste telefonisch contact heeft ze me meteen ‘gewaarschuwd’ dat ik haar niet kon kennen! Dat het de andere Roemer was die zich uitgaf voor haar. Niets vermoedend van dit alles, trof ik een fragiele schrijfster aan die mijn uitnodiging tot deelname aan een congres dit najaar (onder andere in Londen) afzegt omdat ze haar poes niet langer alleen kan laten. Ook haar ogen spelen haar parten en het schrijven wordt een lastig proces. De plezierige ontdekking dat, na jaren rondreizen en vele tijdelijke verblijven in Nederland, ze als het ware mijn buurvrouw was in het hart van het historische Gent, maakte dit interview des te makkelijker. Ik stak van wal met een eerste netelige vraag over de discrepantie tussen de Engelstalige (en in die volgorde: Frans- en Spaanstalige) en Nederlandstalige literaire producties uit de Antillen.
Gyssels: ‘Hoe verklaar je de toch wel bedroevende situatie van de Surinaamse literatuur, zeker als je dat vergelijkt met de toch wel veel productievere Frans-, Engels-, en Spaanstalige literatuur?’ Roemer: ‘Alles is historisch te verklaren. Suriname was een wingewest; Nederlanders waren niet echt van plan om zich er langdurig te vestigen; alles was afgestemd op profijt en handel. Maar vandaag de dag is er vooral een schrijnende en zorgwekkende toestand van het Nederlands. Deze taal gaat verloren, zelfs al op basisschool. Waar mijn moeder (lerares) keurig Nederlands aanleerde, zodat ik ook Nederlandse literatuur verorberde, hebben vandaag de dag de Surinamers geen echt fundament.’ Gyssels: ‘Betekent dat dat inheemse talen (er zijn er 25 in Suriname) wel opgang maken en officieel worden in het onderwijs?’ Roemer: ‘Nee, ook het Sranan Tongo gaat achteruit. Er wordt een soort lingua franca van gemaakt door alle verschillende talige situaties; voeg daar nog bij de vele migraties van Brazilianen en Guyanezen, van overal en je hebt in Paramaribo een Babel. Trouwens het Engels vaart er ook niet veel beter, en het Portugees, Spaans komt dan ook nog 's de zaak complexer maken. Dat maakt dat er mentaal een leegte is, want een moedertaal structureert wel degelijk je geest, en de generatie van de toekomst zit 'op droog.’ Gyssels: ‘Zou het invoeren van creative writing schools een oplossing kunnen | ||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||
zijn voor aankomend talent ter plaatse? Ik denk met name aan de Haïtiaans-Amerikaanse Edwidge Danticat die dankzij creative writing schools haar talent leerde gebruiken om meer dan alleen een verhaal neer te pennen.’ Roemer: ‘Werkelijk? Dat wist ik niet (van haar). Het zou best een oplossing kunnen zijn en eigenlijk hebben wij dat gehad, maar met het overlijden van Els Moor die een stuwende kracht was, dreigt heel wat literaire spirit verloren te gaan. Literatuur is inderdaad meer dan een verhaal doen, het is de manier waarop het gedaan wordt die telt. Persoonlijk betreur ik het dat ik op school geen Javaans en Hindostaans heb geleerd.’ Gyssels: ‘Die vele verschillende bevolkingsgroepen om je heen hebben je wel bewust gemaakt van de enorme culturele rijkdom in Suriname.’ Roemer: ‘Ja, en het mooie is dat er ruimte was voor iedereen; ik bedoel, je hoefde niet per se multicultureel te willen zijn; je aanvaardde de inter-ethniciteit en iedereen had gewoon zijn eigen ruimte.’ Gyssels: ‘Zoals Glissant het stelt: ‘échanger sans changer’, je eigenheid bewaren en toch de diversiteit koesteren. Dit principe wordt ook door Condé verdedigd: ‘l'unité dans la diversité.’ Roemer: ‘Ja, dat vond Anil Ramdas zo mooi aan mij; hij vond het vreemd dat ik zo opging in de andere culturen en toch mezelf bleef. Ik absorbeer de ander, maar dat doen jullie Vlamingen ook heel mooi, jullie zijn de meest kritische Europeanen doordat je zoveel overgenomen hebt zonder je aan de vreemdeling te ergeren. Dat vind ik hier in België algemeen zeer prettig! En ik verklaar het vanuit een soort katholieke achtergrond, met een zekere “barmhartigheid”.’ | ||||||||||
Dubbelspel (Frank Martinus Arion)Gyssels: ‘Jouw komst naar Gent is een vlucht voor een malafide zaak waar jij het slachtoffer van bent geworden. Een andere Astrid Roemer zou met jouw boeken (inboedel) en zelfs bankkaarten aan de haal zijn gegaan. Deze “retraite” in Gent (eerst dicht bij een klooster in de Burgstraat te Gent), nu hier aan één van de oudste marktpleinen van de stad, betekent dat je ook meer en meer op afstand werkt en digitaal leest.’ Roemer: ‘Ja, maar het schrijven doe ik nog steeds in eerste instantie met pen, later pas op de pc. Straks (27 april) komt bij Prometheus het volgende werk uit, het zijn mijn memoires, getiteld: Liefde in de tijden van gebrek.’ Gyssels: ‘Aha, met een knipoog naar Garcia Marquez, Nobelprijswinnaar 1981, persoonlijk vind ik El amor en tiempos de cólera zijn beste boek.’ Roemer: ‘Juist, maar ik borduur verder op de liefde dat altijd een belangrijk, zo niet het belangrijkste thema is geweest.’ Gyssels: ‘Een voorlaatste punt dat ik graag even met jou bespreek is lichamelijkheid en de conflictueuze en taboesfeer die er in de Caraïben, met name op de Franse Antillen rond homoseksualiteit en andere geaardheid bestaat. Misschien weet jij dat Christiane Taubira, jouw generatie, als minister een dichter uit Cayenne citeerde waar ik mij nogal over “ontferm”: Leon G. Damas.’ Roemer: ‘Nee, dat wist ik niet maar dat lijkt mij hartstikke interessant. Kijk, Edgar Cairo, Leo Ferrier, en ook Anil Ramdas en zoveel andere gekleurde man- | ||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||
nen uit Suriname hadden de grootste moeite om het stereotiepe beeld van de zwarte macho te bestrijden, hun vrouwelijke kant te durven laten zien en hun diepe gevoelens te laten blijken. Ook van kindsbeen af is dat een probleem, dus jouw werk over Damas is razend interessant in dat opzicht! Ook vrouwen zijn slachtoffer geweest van stereotiepe verbeelding en hebben dat in hun schrijverschap aangekaart: ik denk aan Simone Schwarz-Bart. Hoe gaat het met haar?’ Gyssels: ‘Ze brengt nieuw werk uit van haar man, AndréGa naar voetnoot10. Jammer genoeg kan het niet tippen aan Le Dernier des Justes of La mulâtresse Solitude, maar het is wel een illustratie van creoliteitGa naar voetnoot11 en het is getuigenisliteratuur over twee in elkaar “verweven” niet te beschrijven drama's: slavernij en Shoah.’ Gyssels: ‘Een laatste punt dat ik wil aanhalen omwille van mijn eigen onderzoek en aanzet tot een nieuw boek, A Diaspora in a Diaspora: Jews in Caribbean Literature, is de specifieke relatie tussen joden en Creolen in jouw thuisland Suriname.’ Roemer: ‘Overal in Suriname waren joodse families met namen als Elias, enzovoort; zij waren vaak bedrijvig in de textielhandel en zetten de norm in de mode. Dit werd na de onafhankelijkheid overgenomen door de Hindostaanse families, maar de artisanale couture, de fabrieksmode, verdween zo goed als overal. Op de mulo zat ik tussen moslims en Chinezen, tussen hindoes en joodse kinderen en dat was geen enkel probleem. Geen sprake van antisemitisme of onverdraagzaamheid. De joodse kinderen werden naar de rooms-katholieke kerk en school gestuurd; joodse verenigingen gaven geld voor de opleiding aan diezelfde rooms-katholieke scholen. Mijn boezemvriendin bleek een joodse te zijn. Ik besefte toen ze trouwde met nota bene de jongen op wie ik als twaalfjarige stiekem verliefd was, hoe ver wij van elkaar stonden! Mijn evolutie is dat ik mijn Afro-Creoolse “roots” relativeer en loskom van dat nostalgische Afrika-identiteitsgevoel. Ik vervreem daarom niet van mijn eigen zelf.Ga naar voetnoot12’ | ||||||||||
Coda: Zolang ik leef ben ik niet dood (2004)Er bestaat een mythe van de onvermoeibaar, eeuwig jonge auteur die steeds weer uitpakt met nieuwe ideeën en originele opzetten. Liefde in tijden van gebrek getuigt klaarblijkelijk dat Roemer haar uiterste best blijft doen om terug te komen na meer dan tien jaren stilte. De bekroning door de prestigieuze prijs getuigt van de waardering voor haar bekendste boeken Over de gekte van een vrouw, 1982, de trilogie die als ‘Roemers drieling’ werd gebundeld in Onmogelijk Moederland: Gewaagd leven (1966), Lijken op liefde (1997) en Was getekend (1998) en fungeert misschien wel als goedmaking voor de gemiste kans van deze lof aan haar drie Surinaamse bondgenoten. In elk geval hoop ik dat de P.C. Hooftprijs (waaraan een bedrag van zestigduizend euro is verbonden) Roemer uit de ‘invloedssfeer | ||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||
van waanzinnigen’ haalt (p. 164) waarvan ze nu beweert het slachtoffer te zijn. Aan de lezers van Oso schenkt haar uitgever Prometheus enkele passages die getuigen van haar dubbelgangstersyndroom (zie de pagina's na dit interview). RecensentenGa naar voetnoot13 namen haar op de korrel en ook haar thuiskomen in Gent, de stad van Keizer Karel. Haar nieuwe vestiging, dicht bij het Gravesteen, heeft meer weg van een burcht waar ze zich in verschalkt dan van een ‘room of one's own’ waar ze aan een volgend boek werkt. Op dit moment heeft ze naar eigen zeggen rust nodig en kijkt ze van een veilige afstand naar de buitenwereld. Pagina uit Liefde in tijden van gebrek van Roemer plaatsen (met dank aan Prometheus)
| ||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||
Literatuur
Kathleen Gyssels is hoogleraar in de postkoloniale Franstalige literatuur aan de Universiteit van Antwerpen. Zij doceert Frans-, Nederlands- en Engelstalige Caraïbische auteurs. Dit jaar publiceerde ze Black-Label ou les déboires de L.G. Damas (Ed. Passage(s), 2016). Ze bereidt een boek voor over ‘noeuds de mémoire’ in de Caraïben. |
|