OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 35
(2016)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| ||||||||||||||||
Narinder Mohkamsing
| ||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||
religie, volksgeloof, enzovoort. Volgens Michiel van Kempen heeft vooral het toneel (nātak) een belangrijke rol vervuld doordat daarin veel van dit oude erfgoed werd doorgegeven (2002: 192). Tegen het midden van de vorige eeuw waren in Suriname nog zeker dertig tot veertig Rámlilá-groepen door het hele land actief, maar nu is dat aantal geslonken tot slechts twee.
Wat betekent deze ontwikkeling voor de toekomst van het Rámlilá in Suriname alsook voor het gehele Caraïbisch gebied? Na een korte toelichting op de literaire, religieuze en filosofische achtergronden van dit spel, geef ik in dit artikel een overzicht van de ontwikkeling van het traditionele Rámlilá in Suriname tot zijn huidige vorm waarbij allerlei aspecten van het spel worden belicht zoals bijvoorbeeld de kostuums, belichting, recitatie, taal, enzovoort, waarbij tegelijkertijd steeds wordt gecontrasteerd met de latere adaptaties. Vervolgens sta ik stil bij de hedendaagse problematiek rond de twee overgebleven Rámlilá-groepen in Suriname die op hun eigen manier proberen deze volkstraditie levend te houden: hoe doen ze dat, welke methoden grijpen ze aan om de aandacht en interesse van het publiek vast te houden en waardoor laat men zich inspireren? Ten slotte zal in deze bijdrage ook worden stilgestaan bij het voortbestaan van dit belangrijk onderdeel van het Hindostaanse culturele erfgoed; kunnen verregaande innovaties haar voortbestaan garanderen of luiden ze juist haar ondergang in? | ||||||||||||||||
Rámáyana en RámliláRámlilá als populair volkstheater heeft zijn wortels in een lange literaire traditie van grote Sanskriet-werken. Zij is de gedramatiseerde versie van het Rámáyana, een epos dat samen met de Mahábhárata, rond het begin van onze jaartelling is samengesteld. Het Rámáyana is een groot Sanskrietepos (of heldendicht) en wordt toegeschreven aan Válmiki. Dit werk is, net als talloze andere werken, eeuwenlang oraal overgeleverd. Evenals de Mahábhárata kent het Rámáyana enkele bewerkingen in regionale talen, waarvan de bekendste het Rámacaritamánas is. De auteur Tulsidás (zestiende eeuw) schreef dit werk bewust niet in het Sanskriet dat destijds als de taal van geleerden in heel Zuid Azie gold, maar in het Avadhi, een populair lokaal dialect van Noordoost-India. Er is een duidelijke verhaallijn rondom prins Rama, de kroonprins van Ayodhya. Het begint met zijn geboorte, kinderjaren en huwelijk, en culmineert in zijn verbanning, terugkeer en uiteindelijke kroning tot koning. Het verhaal wordt pas spannend wanneer door intriges aan het hof niet Ráma, maar zijn jongere halfbroer (Bharata) op de troon terecht komt. Bovendien wordt Ráma voor veertien jaar verbannen. Tijdens die ballingschap wordt zijn vrouw Sitá geschaakt door Rávana, de kwade heerser van Sri Lanka, waar hij haar gevangen houdt. Het verhaal bereikt zijn climax wanneer Ráma ten strijde trekt tegen Rávana om zijn geliefde Sitá te bevrijden met de hulp van legers van ‘apen’ en ‘beren’. Hanumán, de aanvoerder van de apen, is, | ||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||
naast Ráma, de meest markante figuur uit het Rámáyana omdat hij zich als Ráma's grootste devoot ontpopt.
Hanumáns devotie geeft aan dat dit werk naast een literaire ook een religieuze dimensie heeft. De hoofdrolspeler van het verhaal, prins Ráma, wordt als de verpersoonlijking (incarnatie) van godheid Vishnu gezien. Daardoor maakt hij in de hindoegemeenschappen over de hele wereld een enorme toewijding en aanbidding los. Het Rámáyana wordt daarom door de hindoes als het belangrijkste religieuze boek beschouwd, dat hen wegwijs maakt in de verschillende aspecten van devotie en geloof. In het hindoeïsme is Vishnu een belangrijke godheid naast Shiva, vooral in zijn verschillende geïncarneerde vormen. Een belangrijk motief voor deze herhaalde incarnaties is een herstel van de verstoorde orde in de wereld door onder andere de kwaadwilligen te vernietigen. Zijn belichamingen varieerden van vis (matsya), everzwijn (váráha), half mens-half leeuw (narsiṃha) tot dwerg (vámana), prins Ráma en Krishna, enzovoort. Alle incarnaties van Vishnu zouden net als de welbekende Krishna en Ráma, in hun respectievelijke era, object zijn geweest van grote devotie en verering. De toegewijde toeschouwer van het Rámlilá ervaart het spel daarom als een representatie van de goddelijke Ráma, ofwel als een getuigenis van iets heiligs: voor zijn ogen ontvouwt zich de kosmische en eeuwige strijd tussen goed en kwaad gepersonifieerd door goden (deva en ‘mindere’ goden (asura/dánava). Het spel beeldt een gebeurtenis uit die zich voor de gelovige duizenden jaren terug in werkelijkheid in Noord-India zou hebben afgespeeld. Door het spel heen worden op eenvoudige maar didactische wijze de basisprincipes van het hindoeïsme gepresenteerd, met name zaken als de leer rondom de reincarnaties van Vishnu (avatára), het geheel van normen, waarden en plichten (dharma), de leer dat alle handelingen gevolgen hebben (karma). In het hindoeïsme gaan religie en filosofie hand in hand, en dus ook in het Rámáyana. De belangrijkste filosofische boodschap van het Rámáyana is ethisch. Deze wordt krachtig verwoord in een specifieke benaming van Ráma die hem karakteriseert als de ‘perfecte of ideale persoon die model staat voor goed ethisch gedrag’ (maryádá-purushottama Ráma). De hele handel en wandel van Ráma is ‘onbesmet’ en houdt de toeschouwers als het ware een spiegel voor. Zijn rol als gehoorzame zoon, kroonprins, trouwe echtgenoot, banneling en rechtvaardige koning, is voor velen een grote bron voor morele en ethische inspiratie geweest. Het Rámlilá herinnert de mens aan zijn plichten, idealen, normen en waarden. Het verhaal geeft universele antwoorden op vragen over familierelaties en op de vraag hoe als ideale mens te handelen. Ook voor een koning en leider zijn er wijze lessen in te vinden (zie Gangapersad 2011). Ook bijfiguren, zoals Sitá, zijn gemalin, Daśaratha, zijn vader en Lakshmana, zijn broer, laten eenzelfde voorbeeldig ideaal zien. Al met al probeert het verhaal de toeschouwer bewust te maken van zijn rechten, plichten, | ||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||
handelingen en gedrag ten aanzien van God, mens, de natuur, maatschappij, cultuur en beschaving. De voorbeelden van het Rámlilá volgend, kan hij proberen een goed mens te worden en de strijd tegen het kwaad aan te gaan. | ||||||||||||||||
TraditieVolgens Kumar Mahabir, een geleerde uit Trinidad, is het Rámlilá misschien wel de oudste nog bestaande vorm van openluchttheater in het Caraïbische gebied. Het Rámlilá heeft volgens hem ongetwijfeld het ongeëvenaarde record het enige spel te zijn dat gedurende meer dan honderd opeenvolgende jaren in de regio op tientallen locaties is uitgevoerd (Mahabir 2013: 3). In Suriname gaat deze traditie terug tot het begin van de twintigste eeuw. Op basis van berichten in de Surinaamse kranten stelt Van Kempen dat de eerste Rámlilá's rond 1911 en mogelijk enkele jaren eerder al werden gespeeld, onder meer op Half Flora (Leysweg) en Pad van Wanica, dat wil zeggen aan de rand van de huidige stedelijke agglomeratie van Paramaribo (Van Kempen 2002: 300-303). Tot aan de onafhankelijkheid van Suriname, werd het Rámlilá in praktisch iedere buitenwijk van Paramaribo opgevoerd. De wijken Kwatta, Flora, Leidingen, Pad van Wanica, Leysweg, Livorno, Nieuwe Grond, Meerzorg waren bekend om hun Rámlilá-groepen. Iedere wijk telde meerdere groepen. Toneelopvoeringen in de wijken waren sociale gebeurtenissen die de verspreid werkende contractanten bijeenbrachten en zo de groepscohesie bevorderden (Van Kempen 2002: 195). De organisatie van een Rámlilá in zo' n wijk is tegenwoordig een aangelegenheid van enkele families. In de Leidingen bijvoorbeeld komen de leden uit verschillende families, terwijl in Vredenburg de groep voornamelijk uit leden van de familie Anroedh bestaat. | ||||||||||||||||
VeldVroeger was het veld waarop de uitvoering plaatsvond niet zo groot als nu; een veld zo groot als een ruime kavel (25 bij 30/40 m) leverde genoeg ruimte om het spel op te voeren en de toeschouwers een plekje te geven. Zowel aan de noord- als aan de zuidkant werd een platform gebouwd van 1½ tot 2 m hoog. Het platform aan de noordkant stond voor de stad Ayodhya, de zetel van Ráma, en dat aan de zuidkant voor Lanka, het rijk van Rávana. Daartussen voltrok zich het spel. Tegenwoordig is het terrein groter, ongeveer de helft van een voetbalveld (ongeveer 50 bij 100 m) om driehonderd tot vijfhonderd toeschouwers te kunnen herbergen. Nog steeds zijn de twee platvormen de belangrijkste ankers op het veld gebleven, maar er zijn kleine bouwsels ten oosten en westen van het veld bijgekomen die dagelijks worden opgezet of vervangen. Een voorbeeld is de bruiloft-luifel (máro) waarbinnen het huwelijk tussen Ráma en Sitá wordt voltrokken. Vroeger was het aantal acteurs niet zo groot als nu (vijfentwintig tot dertig). De entourages van Ráma en Rávana waren niet zo groot; ze waren beperkt tot vier hoogstens vijf mannen. Nu is dat anders omdat men vooral jongeren wil betrekken en stimuleren mee te doen. Zij treden alleen op als figuranten in | ||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||
de legers van Rávana of Hanumán, hoeven geen teksten te declameren. Hun rol beperkt zich tot rondspringen of zwaaien tijdens actiescènes. De hoofdspelers werden vaak geselecteerd op hun beheersing van de taal en bedrevenheid met de recitatie van verzen uit het Rámáyana. Zij die daarin niet vaardig (genoeg) waren kregen de mindere rollen toebedeeld. Er was nauwelijks aandacht voor mimiek, choreografie, acteer- en danstalent, wat resulteert in een vrij statische verloop van het spel, uiteraard uitgezonderd de scènes die zeer spannend en dynamisch zijn zoals de komische scènes en de gevechtsscènes. Deze situatie is in de loop der jaren nauwelijks gewijzigd. | ||||||||||||||||
RecitatieVroeger domineerden de pandits het spel met hun recitaties. Dat waren lokale priesters en geleerden die het Rámáyana goed kenden en bedreven waren in het reciteren van caupái en dohá-verzen, de bekendste versvormen uit de Hindibewerking van deze tekst. Zij waren de souffleurs en bewogen zich als schaduwen van de acteurs over het veld om voor hen van tijd tot tijd de relevante verzen te reciteren en te parafraseren. Los van de overheersende recitaties uit het Rámáyana, was er ook ruimte voor monologen en dialogen in het Hindi, maar die waren ondergeschikt aan de recitatie. Toentertijd was recitatie belangrijker omdat dit de enige vorm was die de mensen kenden, met als nadeel dat het spel weinig dynamiek en spektakel vertoonde. Tegenwoordig is de situatie omgekeerd, kennelijk onder invloed van de moderne Hindi verfilmingen van het Rámáyana waarin de recitaties praktisch volledig zijn verbannen ten gunste van vlotte dialogen of monologen hetgeen het spel een veel natuurlijker vorm geeft. | ||||||||||||||||
TaalEen belangrijker reden waarom aanvankelijk recitatie de boventoon voerde in het spel, was het aspect taal. De betekenis van de woorden was het belangrijkst. Het Rámáyana van Tulsidas, de Rámacaritamánas, is geschreven in het Avadhi, een van de oude literaire talen die ten grondslag ligt aan het moderne Hindi. De populaire dohá en caupái-verzen waarin de tekst is gecomponeerd, waren het instrument om de betekenis van het spel over te brengen. De oudere generaties waren doorgaans vertrouwd met de traditionele talen zoals het Avadhi, Bhojpuri, Braj en Magahi; de meeste talen verstonden ze, waardoor ze het spel makkelijk konden volgen. Nu is de situatie volledig omgekeerd. Slechts een enkeling kan die talen verstaan waardoor het begrijpen van de recitatie van caupái's en dohá's in het statige Avadhi een hele uitdaging is geworden. Daarom worden de recitaties tegenwoordig tot een minimum beperkt (althans in het woongebied de Leidingen), terwijl de monologen en dialogen in het Hindi domineren. Ook dit loopt niet zo vlot en naturel doordat het Hindi niet de moedertaal is van de acteurs. Voor de oudere spelers valt het nog mee, maar jongeren zijn beter thuis in het Sarnami dan in het Hindi. | ||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||
RitueelDe positie van het ritueel in het Rámlilá is in feite ongewijzigd gebleven. Ritueel en spel liggen in elkaars verlengde, precies volgens het format van een standaard hindoe-eredienst die zowel pujá als kathá wordt genoemd. De dienst bestaat uit twee delen: eerst een offerritueel (pujá), gevolgd door een lezing (kathá). Tijdens de pujá wordt een bepaalde godheid aangeroepen en op verschillende manieren vereerd. In de lezing wordt een stichtelijk verhaal vol symboliek verteld om de luisteraars een moraal-ethische en spiritueel-religieuze hart onder de riem te steken. Het Rámlilá-spel is feitelijk een stichtelijk verhaal, de kathá, die altijd wordt voorafgegaan door een kort ritueel, de pujá ter ere van bepaalde godin (bijvoorbeeld Durga) of godheid (bijvoorbeeld Shiva). Gezien dit verheven aspect van het Rámlilá, werd van de hoofdspelers verwacht dat ze gedurende het gehele spel vegetariër moesten blijven. De opvoedkundige betekenis van het spel was daarom groot, mogelijk groter dan de amusementswaarde (vgl. Van Kempen 2002: 299). De dienst aan het begin, vooral op de eerste dag, is belangrijk omdat de acteurs dan bidden dat het spel voorspoedig mag verlopen, terwijl de dienst aan het eind van de laatste dag bedoeld is om dank te betuigen aan de goden dat alles goed is gegaan. Vroeger werd de pujá in het midden van het veld verricht, maar deze is kennelijk om praktische redenen naar één kant van het veld verschoven. De intrede van de acteurs op de eerste dag, vooral zij die goden representeren, wordt extra opgeluisterd door de klanken van rituele muziekinstrumenten. Deze instrumenten zijn alleen te horen binnen de context van hindoe-erediensten (pujá), zoals bijvoorbeeld tijdens het lichtoffer (árti) aan de goden. In Suriname wordt geblazen op de shankh (blaas-/kinkschelp), gerinkeld met de ghanti (handbel) en geslagen op de ghantá (zware, ronde, platte bronzen gong, bespeeld met een houten ‘hamer’) en een ghaṛiyál (lichte, ronde, omrande gong, geslagen met een houten ‘hamer’). Deze rituele ‘muziek’ kenmerkt zich door monotonie en het ontbreken van melodie en ritme. Desondanks produceert de schelp, het enige melodische instrument dat bovendien symbool staat voor reinheid, een diep omineus geluid, omlijst door de monotone pulsen van de bel en gongs. Het geheel creëert een sfeer van ootmoed en respect en geeft sacrale luister aan het spel (Mohkamsing 2016). | ||||||||||||||||
TijdHet moment waarop het toneelstuk op het platteland van India alsook in Suriname werd opgevoerd, werd afgestemd op de kalender van zaaien en oogsten (Van Kempen 2002: 194-195) en van religieuze aangelegenheden en vrije dagen. Het openluchttoneel vindt jaarlijks plaats in een speciale periode, namelijk de lichte helft van de maand Kuár (september/oktober). In religieus-ceremoniële gelegenheden als chatthi (zes dagen na de geboorte), mudan (het kaalscheren van een eenjarig kind) of viváh (het huwelijk) werd een aanleiding gevonden om een opvoering van een privé-Rámlilá te organiseren (Van Kem- | ||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||
pen 2002: 299). Nu wordt er op deze gelegenheden geen privé-Rámlilá meer uitgevoerd, maar beperkt men zich tot één openbare aangelegenheid in september in de vakantieperiode, vlak voor Naurátam. Rámlilá-voorstellingen vonden vroeger plaats in de middaguren, dat was van vijf tot zes, na werktijd maar voor het donker werd. Na de komst van buitenverlichting is daar verandering in gekomen en kon er 's avonds gespeeld worden en meer tijd worden uitgetrokken voor langere uitvoeringen. Vroeger duurde het Rámlilá 15 dagen, maar dat is later geleidelijk aan teruggelopen naar tien, en uiteindelijk naar zeven dagen, zoals tegenwoordig het geval is. Wat precies de redenen zijn voor deze terugloop is niet duidelijk, maar het is mogelijk dat het voor betrokkenen niet meer haalbaar was zoveel tijd en middelen vrij te maken voor het spel. Wat ongetwijfeld zal hebben bijgedragen is het feit dat de komst van openbare verlichting het aantal uren dat per dag gespeeld kan worden, aanzienlijk verhoogd heeft waardoor het aantal speeldagen teruggebracht kon worden. Vroeger speelde men maar een uur per uitvoering; nu is dat meer dan verdubbeld, namelijk van rond zes uur tot half negen. Hierdoor kunnen per avond meer episodes uitgevoerd worden dan vroeger. In India worden op moderne kunst- en cultuurpodia korte dans- en dramavoorstellingen gepresenteerd van slechts enkele uren. Ook in Nederland zijn er experimenten geweest waarin het Rámlilá-spel tot drie dagen werd teruggebracht. In Suriname werd in 2015 in het Flamboyant Park een driedaagse ‘Rámlilá Theater & Enlightenment Beurs’ gehouden door de Stichting Rámlilá & Rámayan Foundation Suriname (zie Anroedh 2015). | ||||||||||||||||
GeluidToen er nog geen geluidsversterking bestond, waren de acteurs, reciteerders en zangers op hun krachtige stem aangewezen. Verstaanbaarheid was ook een van de redenen waarom vroeger het Rámlilá-veld klein werd gehouden. Met de intrede van de eerste luidsprekers werden grote zandklokvormige bhonpá's rondom het speelveld opgehangen. Via een vaste microfoon kon een persoon vanuit een plek al de recitaties doen voor de verschillende acteurs. De muzikanten die live speelden konden ook van dit systeem gebruik maken, terwijl monologen en dialogen van de acteurs onversterkt bleven. Tegenwoordig maakt men veelal gebruik van de modernste vormen van geluidsversterking. Grote geluidsboxen worden op strategische plekken op het veld geplaatst en de belangrijkste acteurs dragen headsets met een ingebouwde microfoon of hebben draagbare microfoons. De goedkopere handmicrofoons hebben het nadeel dat ze de acteurs beperkingen opleggen omdat één hand altijd bezet is en de acteur dwingt een krampachtige houding aan te nemen met de microfoon gericht naar de mond. | ||||||||||||||||
VersieringDe opmaak is naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde gebleven als vroeger, omdat men trouw is gebleven aan traditionele iconografische conventies, zoals het dragen van verschillende maskers en additionele ledematen zoals | ||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||
vleugels, hoofden en staarten. Iedere figuur heeft een bepaalde kleur. Ráma wordt altijd blauw geschminkt, Lakshman en Sitá wit (= blank) en Hanumán helemaal rood. De kledij is tegenwoordig aangepast onder invloed van de moderne verfilmingen van het Rámáyana. Naast de opmaak nemen ook maskers een belangrijke plaats in. Goedaardige en normale karakters, zoals die van de helden en de mensen aan het hof, hebben een normaal menselijk uiterlijk, maar kwaadaardige figuren, zoals de ‘demonen’, dragen altijd kleurrijke, niet vriendelijk ogende maskers. Meest spectaculair is Rávana's verschijning met tien hoofden. Dieren, zoals apen, beren, herten, worden ook zo natuurgetrouw mogelijk afgebeeld met maskers. In het verleden maakten maskermakers de maskers van papier-maché. Tegenwoordig worden synthetisch vervaardigde maskers uit India of een ander land geïmporteerd.
Voorheen was het veld vrij kaal en soms op een natuurlijke wijze versierd met bloemen en slingers. Thans is de situatie geheel anders en wordt het veld feestelijk versierd met kleurrijke slingers, plantenbakken, aangeplante bomen, bloemen, lampen en andere parafernalia. Aan het eind wordt bij het doden van Rávana ook een reuzenpop van hem in brand gestoken, waarbij aardig wat vuurwerk wordt afgestoken. Deze uiterlijke opsmuk is uiteraard bedoeld om het spel op te luisteren. In het Rámlilá is dit een vast en spectaculair onderdeel van de laatste dag. Groepsportret van Ramlila-helden, Uitkijk 1920-1940. Foto: Collectie Tropenmuseum Amsterdam
Op symbolische wijze wordt dan de overwinning op het kwaad, gepersonifieerd door Rávana, afgebeeld door een levensgrote pop van Rávana (vaak samen met die van zijn broer Kumbhakaran en zijn zoon Meghnáth) in brand te steken, gevolgd door de kroning van Ráma waarmee de verstoorde orde op aarde opnieuw wordt hersteld. Deze authentieke verbrandingstraditie aan het eind van het Rámlilá heeft van oudsher ook in Suriname bestaan, maar lijkt om onbekende redenen in het gedrang te zijn gekomen. De laatste jaren gebeurt dit steeds minder, hoewel het dit jaar (2016) in de Leidingen wel werd gedaan. In Nederland staat deze traditie zwaarder onder druk door de strenge brandweerregels tegen het maken van vuur in openbare ruimten. | ||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||
MuziekNaast de rituele ‘muziek’ tijdens de eredienst aan het begin van het Rámlilá, wordt er tijdens het spel traditiegetrouw veel gezongen en gereciteerd. De caupái en dohá-verzen worden meestal a capella gereciteerd maar soms gebeurt dat met minimale muzikale begeleiding. Religieuze composities (bhajans) werden vroeger door de zanger-acteurs vaak live gezongen met een live optredend muziekgroepje zoals dat gebruikelijk was bij het volkstoneel. Nu worden de acteurs qua recitatie en zang zoveel mogelijk ontlast. In Vredenburg wordt bijvoorbeeld de zang en de muziek volledig overgelaten aan een groep die een live performance geeft, terwijl in de Leidingen een dj, waar nodig cd' s met bhajans afspeelt en op een synthesizer natuur- en dierengeluiden en andere effecten maakt. Vermakelijk zijn de situaties in het spel waar muziekgroepen verschijnen en gedanst wordt zoals bij de geboorte van Ráma of in de onderwereld van Ahi Rávana waar er een offer aan een godin wordt voorbereid. Hoewel de acteurs geen professionele musici zijn, wordt hun gebrekkige muzikaliteit ruimschoots gecompenseerd door de komische situaties en de hilariteit als gevolg daarvan. | ||||||||||||||||
VeranderingTegen de achtergrond van een tanende achteruitgang van het aantal Rámlilá-groepen in Suriname van enkele tientallen naar slechts twee, bestaat er toch een duidelijk interesse om het spel als cultureel erfgoed voor het nageslacht te bewaren, zowel van de kant van de spelers als van de toeschouwers. We zien dat beide groepen alles uit de kast halen om de opvoeringen aantrekkelijk te maken en de aandacht van het publiek proberen vast te houden door steeds meer spectaculaire technische stunts, actie en komedie in de opvoering op te nemen. Dit schijnt indruk te maken op het publiek gezien de drukte op de laatste drie à vier dagen van het spel. Beide groepen hebben de afgelopen jaren veel innovaties doorgevoerd om zo de aandacht en interesse van het publiek terug te winnen en vast te houden. Ieder doet zijn uiterste best om de boodschap en essentie van het verhaal zo goed mogelijk over te brengen, maar daarbij hanteren zij duidelijk verschillende methoden om het publiek van tijd tot tijd ook te vermaken en te imponeren. Uit observaties en gesprekken met enkele sleutelfiguren uit de groepen is gebleken dat de groep uit de Leidingen lijkt te focussen op komedie, terwijl de groep uit Vredenburg in toenemende mate lijkt te investeren in techniek en spektakel. In de Leidingen zijn tegen het eind van de voorstelling enkele komische scènes toegevoegd, echter zonder dat de serieuze toon van het verhaal verloren gaat. Deze scènes verbinden op ludieke wijze het traditionele script met actuele zaken, bijvoorbeeld uit de politiek, de economie en Bollywood. Deze moderniseringen roepen op hun beurt weer kritiek op uit traditionele hoek, maar dat lijkt een gepasseerd station doordat de kritiek intussen verstomd is door de roep naar meer populair entertainment en vertier. Wanneer in het heetst van de strijd Ráma's broer Lakshman geveld wordt door een dodelijke pijl, komt een arts samen met enkele zusters het veld opgerend, compleet met witte pakken, Rode Kruisbadges, stethoscoop, medicijndoos | ||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||
en brancard, zonder dat men daar aanstoot aan neemt. Zwaaiend met lange injectiespuiten rennen ze eerst achter gewonde strijders aan, die bij het zien van de vervaarlijke spuiten bang wegrennen. Wat bijdraagt aan de hilariteit is dat de zusters geen vrouwen zijn, maar verklede mannen. Ze accentueren dit door overdreven hun billen te bewegen en hun borsten regelmatig met de hand te positioneren. Wanneer Lakshman uiteindelijk behandeld en gered is keert de rust en serieuze toon van het verhaal terug. Een ander voorbeeld is wanneer ietsje verder in het verhaal Hanumán de zetel van Rávana (Lanká) in brand steekt en er terstond er een brandweerwagen compleet met toeters en bellen zoals sirenes en zwaailichten het veld op komt rijden om de brand te blussen. Ook hier creëren de blussers grote chaos, natuurlijk tot groot vermaak van het publiek. Ook Vishwe Jyotti, de vereniging uit Vredenburg, heeft komische scènes, maar de items die deze vereniging inzet om het publiek te vermaken en het spel zo interessant mogelijk te houden, is van een andere orde. Ze verzinnen technische snufjes om ten minste de illusie te wekken dat bijvoorbeeld Hanumán echt door de lucht vliegt, dat Vishnu echt op een zevenkoppige slang in de zee rust, dat Brahma op een lotusbloem staat en Shiva hoog vanuit de bergen neerkijkt. Elk jaar wordt er op deze wijze een verrassing in het spel toegevoegd en het publiek kijkt reikhalzend uit naar wat volgend jaar gaat komen. De ontwikkelingen in Vredenburg worden geïnspireerd vanuit Nederland door een groep van voormalige leden uit Vredenburg. Amrika Anroedh, de trekker van deze vereniging, heeft in feite het Rámlilá naar Nederland gebracht. Na enkele openluchtopvoeringen in 2006 en 2008 richtte hij de Vereniging Ramlila Nederland op om de ‘organisatie van Ramlila te waarborgen’ alsook om ‘Ramlila en de Rámayan een plaats te geven in onze huidige samenleving en ervoor te zorgen dat het cultureel erfgoed ook geborgd blijft’ (Anroedh 2008: 2). Sinds 2010 richt deze groep zich op Suriname voor het aantrekkelijker maken van het Rámlilá-spel te Vredenburg. Op 22 april 2015 is onder leiding van dezelfde Anroedh de Stichting Rámlilá & Rámayan Foundation Suriname in het leven geroepen om het Ramlila als cultureel erfgoed voor Suriname te behouden door deze te promoten en te bevorderen (Anroedh 2015). De stichting bereikte haar hoogtepunt door de opvoering van een driedaagse Rámlilá-show (tijdens de Enlightment Beurs van 30 oktober tot 1 november 2015 op het Flamboyant Park) waarbij naast de gebruikelijke live muziek en dans fors gebruik werd gemaakt van moderne theatertechnieken en speciale effecten. Intussen had de stichting nagedacht over technieken om onder andere Hanumán ‘vliegend’ ofwel ‘zwevend’ op het veld zijn intrede te laten doen, want in het spel is dat een belangrijk gegeven samen met het ‘verkeer’ van goden en demonen door de lucht. Dat gebeurt met of zonder een vimán, een mythisch voertuig waarmee men zich door de lucht verplaatst. Hanumán, bijvoorbeeld, was begiftigd met de bijzondere gave om zich ‘vliegend’ te verplaatsen. De goden daarentegen maken gebruik van een soort ‘zweefvoertuig’ | ||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||
(vimán). Nadat Rávana was verslagen, keerden de helden Ráma, Lakshman en anderen per vimán terug naar Ayodhya, terwijl Hanumán voor de vimán op eigen kracht door de lucht suisde.
Dit mythisch-magisch element van het spel vormde een grote uitdaging voor het team van Vredenburg, in het bijzonder Hanumáns vlucht door de lucht. In 2014 werd dit met succes uitgeprobeerd. Er werd eerst een lang stuk touw over een deel van het speelveld gespannen dat het traject vormde waarlangs Hanumán vliegend vanuit de hemel op aarde zou neerdalen. Aan het hoogste uiteinde van het traject werd Hanumán (buiten het zicht van de toeschouwers) horizontaal aan het touw bevestigd, en via een vernuftig systeem van katrollen gracieus naar beneden getrokken. In de duisternis leverde deze truc het gewenste magische effect op van een vliegende Hanumán. Deze truc werd later met assistentie van militairen (afdeling Genie van het leger) verbeterd door het touw te vervangen door een stalen kabel en de kabelbaan-techniek toe te passen. Hanumán te Vredenburg tijdens een ‘vlucht’ door de lucht. Foto: Shyam Anroedh
Vanwege deze verbeterde en spectaculaire truc wordt de groep Vredenburg jaarlijks door de Culturele Unie Suriname (CUS) uitgenodigd om met een glorieuze intocht van de helden Ráma, Lakshman, Sitá en Hanumán, het Divalifeest (lichtfeest) in te luiden op het Onafhankelijkheidssplein in Suriname. De helden mogen daar de Nationale Diyá (lamp) aansteken. Intocht van de Rámáyana helden op het Onafhankelijkheidssplein. Foto: Waterkant.net
| ||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||
Om het spektakel te vergroten ‘vloog’ Hanumán in 2015 over het plein, nu zwevend aan een touw onder een helikopter terwijl de overige helden zwevend op een mooie vimán langzaam op het plein neerdaalden. Een hoge hijskraan en de nodige belichting creëerden in het duister de illusie van een vliegende vimán. Vimán ‘vliegtuig’ op het Onafhankelijkheidsplein. Foto: YouTube
Op semiwetenschappelijk niveau is eveneens beweging ontstaan, want men wil in een internationaal verband samen op de huidige situatie reflecteren om daar verbetering in aan te brengen. Ondanks een enkel optimistisch geluid over de situatie van het Rámlilá (Mahabir 2013: 3), is er in de regio intussen bezorgdheid ontstaan over de toekomst van het Rámlilá en vindt men dat er gauw wat moet gebeuren. In dat kader is er onlangs van 12-14 juli 2013 een tweedaagse internationale Rámlilá-conferentie gehouden in Trinidad met als thema Rámlilá in the Global Village: Traditions, Innovations and Future Directions.Ga naar voetnoot1 Dit was het eerste initiatief waarin men stilstond bij de status van dit spel als cultureel erfgoed, in elk geval in de regio. Primnath Gooptar, de voorzitter van het Rámlilá-conferentiecomité, gaf aan dat vele Indiase diasporagemeenschappen een aantal ervaringen delen, namelijk dat sommige groepen de traditionele setting van het festival volgen, terwijl andere zich aan de hedendaagse situatie aanpassen. Hij is van mening dat de ontwikkelingen, aanpassingen en problemen waarmee Rámlilá-groepen kampen niet uniek zijn voor een bepaald land of bepaalde regio en dat de problemen die daaruit voortvloeien overeenkomen. Door ervaringen en standpunten uit te wisselen kan er gericht naar oplossingen gezocht worden (Gooptar 2013: 2). Op deze conferentie hebben ook drie Surinamers presentaties gehouden. (Zie voor samenvatting van hun bijdrage, Gangapersad 2013).Ga naar voetnoot2 | ||||||||||||||||
ToekomstDe twee overgebleven actieve Rámliláverenigingen hebben het niet makkelijk. Die in de Leidingen heeft ondanks een moeizame bestuurswisseling in 2016 voor een | ||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||
Rámliláopvoering gezorgd, terwijl de groep uit Vredenburg helemaal geen opvoering heeft kunnen organiseren doordat de ruimte waar ze tot nu toe speelden, niet beschikbaar was! Door de inzet van de organisatoren, spelers en sponsoren en aangemoedigd door het groeiend aantal bezoekers, vooral op laatste drie dagen van de opvoering, zou voorzichtig geconcludeerd kunnen worden dat de Rámliláverenigingen en daarmede ook het Rámlilá niet zo gauw zullen verdwijnen. Deze conclusie is deels ook af te leiden uit de blijvende populariteit van het Rámáyana dat zowel in India als daarbuiten steeds weer opnieuw verfilmd wordt, zoals blijkt uit een recente aankondiging op internet door Galaxy Reporter, een Indiaas nieuwsblad, dat het ‘Rámáyana’ Hollywood gaat veroveren! (‘Rámáyana’ to take Hollywood by Storm!). De makers van de film denken dat met behulp van de nieuwste technologie de film eenzelfde niveau gaat halen als de grootste Hollywoodfilms, zoals The Lord of Rings en Planet of the Apes.Ga naar voetnoot3 Rámáyana komt nu het wereldwijde publiek tegemoet. Foto: Galaxy Reporter
Organisatoren van Rámlilá in Suriname worstelen met dezelfde problemen als de filmmakers van Hollywood en Bollywood, namelijk, hoe de nieuwste technologie zodanig aan te wenden dat daarmee het hoogste rendement wordt behaald? Steeds rijst de vraag hoe ver je kan gaan met moderniseren zonder de traditie geweld aan te doen. Zoals filmmakers bij hun producties een balans moeten zien te vinden tussen de smaak van de Indiërs en die van de westerlingen, moeten de organisatoren van het Rámlilá in Suriname aan de ene kant letten op wat traditionalisten willen (ethiek en moraal) en wat jongeren van het spel verwachten (komedie en vermaak). De Stichting Rámlilá & Rámayan Foundation Suriname doet pogingen in de districten Nickerie, Wanica en Commewijne om nieuwe Rámlilá-verenigingen op te richten. Hierbij is het van belang dat de twee bestaande Rámlilá-verenigingen | ||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||
zich niet als rivalen opstellen, maar dat ze hun krachten bundelen en samenwerken. Verder zou de interesse voor het Rámáyana en voor Rámlilá moeten worden gestimuleerd en naar financiële middelen moeten worden gezocht. Naast donaties zouden de verenigingen bijvoorbeeld loterijen kunnen organiseren om hun ‘Rámlilá-kas’ te versterken, waardoor ze onder andere zouden kunnen beschikken over een eigen Rámlilá-veld. Daarnaast is het van groot belang dat er ook professionele acteurs, regisseurs, choreografen, zangers, muzikanten, teksten scenarioschrijvers bij worden betrokken om het spel naar een hoger artistiek niveau te tillen. Bij dit proces zullen de media een bijzondere rol kunnen spelen met name wat betreft het populariseren van dit culturele erfgoed. | ||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||
Narinder Mohkamsing is werkzaam aan de Universiteit van Suriname (AdeKUS) als Coördinator Voorbereiding Cultuurwetenschappen van de Faculteit der Humaniora. |
|